Het jaarlijkse rapport van het Grantham Research Institute (London School of Economics and Political Science) over wereldwijde trends in climate litigation is inmiddels een stuk waarnaar door juristen, beleidsmakers en bedrijven die zich bezighouden met klimaatverantwoordelijkheid wordt uitgekeken. Het rapport zelf heeft het overigens niet over climate litigation, maar over climate change litigation. De recent gepubliceerde 2025-editie laat zien dat climate litigation niet alleen in omvang toeneemt, maar ook in complexiteit, reikwijdte en impact. Tegelijkertijd verandert het politieke klimaat ook climate litigation: met als grote vraag of het beleid in de VS zal leiden tot een pushback op dit terrein. Wat betekent dit voor Nederland?

Klimaat als mensenrechtenkwestie

Een belangrijke ontwikkeling is de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak KlimaSeniorinnen v. Zwitserland. Het Hof oordeelde dat staten een positieve verplichting hebben om burgers te beschermen tegen klimaatverandering. Deze uitspraak is inmiddels al aangehaald in diverse andere internationale procedures, waaronder het hoger beroep in Milieudefensie v. Shell en in de Ierse Coolglass Wind Farm-zaak. In die laatste zaak oordeelde het Ierse High Court oordeelde dat het niet meewegen van klimaatvoordelen in strijd was met artikel 8 EVRM. Dit bevestigt dat mensenrechtenargumenten steeds vaker een rol spelen in milieurechtspraak – ook in Nederland.

Nederland als juridisch laboratorium

Nederland blijft internationaal een van de meest invloedrijke jurisdicties op het gebied van climate litigation. De zaak Milieudefensie v. Shell blijft een ijkpunt: het was de eerste keer dat een rechter een bedrijf verplichtte zijn wereldwijde uitstoot te reduceren. In november 2024 oordeelde het gerechtshof Den Haag in hoger beroep dat Shell weliswaar een zorgplicht heeft, maar dat het opleggen van harde reductiedoelen voor Scope 3-emissies juridisch te ver ging. Toch liet het hof doorschemeren dat nieuwe investeringen in olie- en gasvelden mogelijk in strijd zijn met het Nederlands aansprakelijkheidsrecht. Daarmee blijft de deur openstaan voor toekomstige claims.

Opvallend is ook de nieuwe zaak Milieudefensie v. ING, waarin de bank wordt aangesproken op haar gefinancierde emissies. De eis: halvering van de totale uitstoot tegen 2030. Deze zaak markeert een verschuiving van productieverantwoordelijkheid naar financiële ketens. Het is een logische poging een volgende stap te zetten in een rechtsontwikkeling waarin ook banken, pensioenfondsen en verzekeraars onder het vergrootglas komen te liggen.

Europese context: procederen over Scope 3

Het rapport laat zien dat Europese rechters steeds vaker Scope 3-emissies – de indirecte uitstoot in de keten – betrekken in hun beoordeling. De uitspraak van het Britse Hooggerechtshof in Finch v. Surrey County Council verplicht overheden om deze emissies mee te nemen in milieueffectrapportages. Ook in Noorwegen en Duitsland zijn vergelijkbare discussies gaande.

Bedrijven onder druk

Het rapport signaleert dat bedrijven wereldwijd steeds vaker doelwit zijn van strategische klimaatprocedures. In 2024 betrof circa 20 procent van alle nieuwe zaken bedrijven of hun bestuurders. Daarbij gaat het niet alleen om olie- en gasbedrijven, maar ook om financiële instellingen, voedselproducenten en zelfs advocatenkantoren en reclamebureaus die ‘facilitated emissions’ mogelijk maken. Voor Nederlandse bedrijven betekent dit dat due diligence op klimaatgebied geen vrijblijvende exercitie meer is, maar een juridische noodzaak.

Conclusie: anticiperen is beter dan reageren

Voor Nederland bevestigt het rapport wat velen al aanvoelden: climate litigation is geen randverschijnsel meer, maar een structureel onderdeel van het juridische landschap. De combinatie van een actieve civiele samenleving, een toegankelijke rechtsgang en een groeiend normatief kader maakt Nederland tot een broedplaats voor juridische innovatie op klimaatgebied. Voor bedrijven, overheden en financiële instellingen is het zaak om niet af te wachten, maar proactief beleid te voeren dat juridisch en maatschappelijk houdbaar is. Want de rechtszaal is allang geen achterhoedegevecht meer – het is het nieuwe front van klimaatbeleid.