Het was de week waarin Nederland ondanks dramatische resultaten de zesde plaats op de UEFA-coëfficiëntenlijst voor weer een seizoen veiligstelde. Voldoet de Eredivisie daarmee aan de verwachtingen als we kijken naar de economische verhoudingen in het Europese voetbal?

Volgende maand beginnen 24 clubs aan de eindfases in de Champions League, Europa League en Conference League en nul daarvan komen uit Nederland. Zo bezien kent de Eredivisie een weinig hoogstaand seizoen. De zesde plaats in de cyclus 2020-25 kwam echter nooit serieus in gevaar doordat geen enkele club door het ijs zakte in de competitiefase én Portugal niet kon voortborduren op de sterke nazomer en herfst. De laatste keer dat Nederland, zoals nu, drie keer op rij in de topzes eindigde, was tussen 1999 en 2001. Daarna pendelde de Eredivisie anderhalf decennium tussen plek zeven en tien, om daarna weg te zakken door vooral beschamende resultaten in de voorronde.

Sinds 2019 is er sprake van een opmars. Door de misère van de jaren tien is de verleiding groot om de huidige prestaties te overschatten. Gezien de grootte van de Nederlandse voetbaleconomie is plek zes eigenlijk niet extreem bijzonder, zo blijkt uit The European Club Finance and Investment Landscape, een recent verschenen rapport waarin de UEFA de competities met elkaar vergelijkt.