De heruitgave van Terence Davies’ enige roman biedt een blik op de pijn die altijd in de poëzie van zijn films besloten lag.

Voordat Terence Davies (1945-2023) zijn speelfilmdebuut maakte met Distant Voices, Still Lives (1988), maakte hij een drieluik van korte films. Children (1976), Madonna and Child (1980) en Death and Transfiguration (1983) gaan over Robert Tucker, die opgroeit in een katholiek gezin in Liverpool en als adolescent en volwassene worstelt met zijn homoseksualiteit.

Met deze semi-autobiografische films biechtte Davies naar eigen zeggen zijn homoseksualiteit op aan zijn familie.

De hoofdpersoon, thematiek en structuur van die drie films vormen ook de basis van Hallelujah Now, de enige roman die Davies schreef. Het boek is geschreven als een stream of consciousness in drie delen, waarin Davies zijn homoseksualiteit en vooral worsteling daarmee op een soms bijna exorcistische manier ontgint. Het grootste deel van zijn leven was hij celibatair. “Ik heb het geprobeerd, maar dat was echt niets voor mij”, zei Davies over seks in een interview met Filmkrant uit 2012. “Sommige mensen zijn goed in seks en anderen slecht en ik hoor zeker bij de tweede categorie.”

Het boek verscheen oorspronkelijk in 1984, raakte al snel uit print, en is nu eindelijk opnieuw uitgegeven, samen met (deels nooit eerder gepubliceerde) gedichten van Davies. Die poëzie is misschien meer waar we Davies mee associëren. Na die eerste trilogie legde hij zich toe op films die zich consequent in het verleden afspeelden en waarin altijd een complexe nostalgie en tederheid zit. Maar de zachtheid in Davies’ films is niet verzachtend. Integendeel. Om de schrijver Maggie Nelson aan te halen: “Skin is soft – it takes what you do to it.”

In het eerste deel van Hallelujah Now, over de kindertijd en adolescentie van Robert, wisselt het perspectief tussen de eerste en derde persoon. Alsof de ik constant in en uit zijn eigen verhaal valt. Het is een jeugd van onthechting. Isolatie. Hoeken van ruimtes, marges van groepen. Nooit het middelpunt. Nooit opgenomen in het geheel. Vader is tiranniek, moeder bijna een heilige. Religie hangt als een zwaar kruis boven het gezin. Vooral boven Robert, die zich diep schaamt voor wie hij is, voor waar hij naar verlangt. In zijn denken duiken constant religieuze verwijzingen en Bijbel-verzen op. Scènes uit dit deel vonden hun weg naar Davies’ speelfilmdebuut en naar opvolger The Long Day Closes (1992).

Het tweede en langste deel draait om de volwassen Robert, die via tijdschriftadvertenties contact zoekt met mannen. Mannen van wie hij wil dat ze hem domineren, hem onderwerpen. Wanhopig zoekt hij naar extase, maar die stoot hem ook af. Een “zieke extase” noemt hij het, “ziek, omdat ze verborgen was, alleen ’s nachts naar buiten kwam, gehuld in leer en verscholen in het duister”. In elke beschrijving klinkt contradictie en een pijnlijke zelfreflectie door. Seks betekent voor Robert geen intimiteit, geen ontlading, maar schaamte, zelfbewustzijn, afkeer. “En na het hijgen van zijn stotende, groteske lichaam – de stilte, gedrenkt in zonde.”

Steeds weer die zonde, die moet worden afgestraft. De afstraffing die hem genot geeft. Het genot dat moet worden afgestraft. Steeds verder begeeft hij zich in de wereld van sm, steeds verder draait hij zich vast in de kluwen van bevrediging en vernedering. En dwars door alles heen een gepijnigd verlangen, om zich te kunnen overgeven, om samen te vallen. Met iets, met iemand, met zichzelf.

Het is een verlangen waarvan ook elk van Davies’ films doortrokken is. Het zit in de romance in The Deep Blue Sea (2011), het teruggetrokken bestaan van Emily Dickinson in A Quiet Passion (2016), in elke vezel van zijn zwanenzang Benediction (2023). Maar waar het in die films vaak de vorm aannam van melancholie, schuurt het hier als een open wond. Er wordt gekronkeld, gewrongen, geschreeuwd. Dat laatste vooral van binnen. “Oh God have mercy on my thoughts”, herhaalt Robert steeds opnieuw.

In het derde deel heeft de ouderdom hem ingehaald. “Ik zie er belachelijk uit, op mijn knieën in nauwsluitend leer op mijn leeftijd.” Robert komt terecht in een verzorgingstehuis, waar dat schurend verlangen plaatsmaakt voor geleidelijke aftakeling. Vingers die tintelen, slapen die kloppen, sluimerende pijntjes en ongemakken. En dan plotseling de realisatie dat het leven voorbij is gegaan. Plotseling het besef dat hij oud is. In dit laatste deel is het alsof het vertelperspectief is losgeraakt en op drift is. In de ouderdom zoals Davies hem beschrijft, lijkt tussen alles een steeds grotere afstand te gapen. Tussen het zelf en het leven, tussen een hand en de koffie op tafel. “De hele wereld beeft, van top tot teen, en het schoteltje is altijd te ver weg.”

Hallelujah Now Terence Davies | 2025, Film Desk Books, New York City | 191 pagina’s | € 35,-