Als je in de stad woont, kom je op zeker moment op een leeftijd dat je hele vriendenkring plotseling aan sterke erosiekrachten onderhevig is. Het ene jonge gezin na het andere verlaat het gezamenlijke postcodegebied en vertrekt naar een buitenwijk of meteen maar helemaal naar het platteland. En alle goede voornemens ten spijt zie je ze nog maar zelden terug. Dus moet je naar hen toe, in hun rijtjeshuizen, bungalows en energiezuinige woningen. En daar valt je naast een heleboel andere dingen meestal op dat er flink wat is bij gekomen, niet alleen qua gewicht maar vooral in de vorm van spullen. Er staan veel meer nieuwe dingen in de tuin, garage en keuken dan er ooit in een huis in de stad hadden gepast. Ettelijke aanwinsten krijg je meteen gedemonstreerd, of je wilt of niet. En waar oorspronkelijk de natuur en het eenvoudige leven redenen waren om de stad uit te gaan, lijkt het een beetje alsof het vooral om die nieuwe aanwinsten gaat.

Foto Getty Images

Max Scharnigg is journalist bij SZ. Hij is thuis na diverse pogingen
met espressomachines teruggevallen op simpele filterkoffie.
En verheugt zich sindsdien extra op het kopje espresso onderweg.

Het opvallendste symptoom is de wanstaltige trampoline die de afgelopen twintig jaar in de helft van de tuinen is verschenen: zo groot als een helikopterplatform en vaak alleen een opmaat naar nog grotere speelplaatsattributen. Voor kinderen is het natuurlijk geweldig. Maar ook voor hun ouders, want die hoeven niet meer naar de speeltuin te rijden. Dat je in de speeltuin achter je huis zelden nieuwe vrienden maakt, wordt even makkelijk over het hoofd gezien als de vraag waar je over een paar jaar met al die volumineuze rommel naartoe moet.

Vrij snel na de trampoline komt bij de onroerendgoedbezitters of huurders veelal het verlangen naar een zwemvijver op. Aan een zwembad begin je niet zo lichtzinnig, maar een zwemvijver of op zijn minst zo’n opzetzwembad zou natuurlijk wel leuk zijn. Is het ook, geweldig. En nog weer een reden om het terrein niet te verlaten. Dag openluchtzwembad, het huis wordt een kasteel en de ophaalbrug blijft steeds langer omhoog. In een ideale nieuwbouwwijk zou de één een trampoline, de ander een zwembad en weer een ander een tafeltennistafel hebben en iedereen deze attracties met elkaar delen. Je nodigt elkaar uit – in elk geval de kinderen – en groeit samen op. Het zou hulpbronnen en geld besparen en ook maatschappelijk dividend opleveren. Maar de realiteit is vaker dat een iemand met zulke dingen begint en iedereen in de buurt ze daarna ook wil hebben. Zo creëert iedereen achter een hoge heg zijn eigen pretpark.

Bioscoopgevoel thuis

Binnen valt de nieuwe huiselijkheid nog meer op. Ligt de dichtstbijzijnde bioscoop 15 kilometer verderop en sluit die eerdaags vanwege een chronisch gebrek aan bezoekers? Geen wonder dat in alle huiskamers beamers staan te streamen en een vier meter breed beeld op het behang projecteren. ‘Bioscoopgevoel thuis’, adverteren de fabrikanten. Alleen is dat niet waar. Want laten we niet vergeten: het bioscoopgevoel was meer dan een groot beeld, inclusief surroundsound en popcorn uit je eigen popcornmachine. De charme was juist dat het een klein avontuur was om naar de bioscoop te gaan. Je kleedde je ervoor, je ging uit, begaf je naar een plek die in de ware zin des woords geschiedenis ademde en je genoot van al die leuke kleine dingen die alleen daar te vinden waren: het geluid, de donkere zaal, de pluche klapstoeltjes, de ijsjes in de pauze en natuurlijk ook de nieuwste film – met popcorn. Je was buiten, in de stad, het was avond, je zag andere mensen aan wie je je soms een beetje ergerde, maar misschien was je ook wel een paar seconden verliefd, je praatte met mensen en nam de tram, je kwam toevallig iemand tegen, ging op de terugweg een nieuw café binnen, leerde een grappige taxichauffeur kennen, kortom: er viel wat te beleven, je maakte deel uit van de samenleving, en als je thuiskwam, was je een ander mens. Al die dingen, al dat contact met het echte leven, gaan verloren bij de beamer thuis. Daar zit je opgevouwen tussen de deur en je bed naar een blockbuster te kijken terwijl je je afvraagt of je met een betere beamer niet een nog beter bioscoopgevoel zou hebben. Dat iemand zich met elk nieuw apparaat meer huisarrest oplegt, daar denkt niemand over na.

Maar de plaats waar de nieuwe huismussencultuur het sterkst oprukt is de keuken. Iedere hype in de keukenapparatuur van de afgelopen jaren was niet alleen bedoeld om je leven makkelijker te maken, maar beloofde tussen de regels door ook dat je weer wat minder op de buitenwereld was aangewezen. De vakterm in de branche voor mensen die thuis zelf dingen maken die vroeger elders werden geproduceerd: prosument. Een prosument is iets tussen producent en consument in. Het begrip kwam op in de jaren tachtig, toen de eerste idealisten zelf stroom van het dak begonnen te halen, waarmee het idee ontstond van een nieuwe onafhankelijke huishouding via technologie. De term past prima bij de huidige apparatencultuur, waarbij de klant wordt voorgehouden dat hij zelf kan maken wat tot nu toe door anderen met een jarenlange opleiding als ambachtsman wordt aangeboden. De juiste hardware thuis vervangt vakkennis, is het idee. Gewoon vullen met ingrediënten en de machine doet de rest. En inderdaad fabriceren de broodbakmachines, pizzaovens en ijsmachines in onze keukens tegenwoordig producten waarvoor alle generaties vóór ons nog de deur uit moesten. In plaats van een opleiding te volgen, bekijkt de neoprosument na een dagje thuiswerken even snel een paar instructievideo’s op YouTube en bespaart zo weer een rit naar de winkel.

Op Instagram staan bijvoorbeeld talloze kanalen van enthousiaste brood- en bakfluencers waar het maken van een perfecte baguette of croissant er kinderlijk eenvoudig uitziet – mits je thuis een state-of-the-art kneedmachine hebt. De bakker? Die is niet meer nodig. Huiselijkheid klinkt ouderwets, maar is precies wat de moderne-productwereld van ons verlangt. De dure Thermomix en de alom populaire airfryers suggereren dat je thuis voor je kunt laten koken als in een restaurant of fastfoodtent. Dat restaurants sinds de pandemie een aanzienlijke omzetdaling laten zien, heeft absoluut meer dan één reden. Maar mogelijk heeft het er ook mee te maken dat veel mensen zich tijdens de lockdowns paragastronomisch hebben uitgerust en zichzelf voorzien van pizza en steak uit hun supergrill.

Pizza zoals in Napels

Natuurlijk is het nieuwe, perfecte doe-het-zelven in de keuken leuk, en op lange termijn ook goedkoper. Maar dat geldt alleen als je niet meerekent wat je allemaal misloopt wanneer je bijna alles thuis doet. Ondanks alle vreugde en het genot dat deze apparaten opleveren, verkleinen ze onze horizon, laten ze ons vermogen tot interactie verschrompelen en vervreemden ze ons steeds meer van het aanbod buitenshuis. Pizza zoals in Napels, friet zoals bij de friettent en een sous-videfilet zoals in een sterrenrestaurant geven onze kinderen misschien culinaire kennis mee, maar geen wereldwijsheid. Als elke nieuwsgierigheid wordt beantwoord met ‘Dat kunnen we ook thuis!’, groeit er moeilijk begrip voor maatschappelijke diversiteit en participatie. En dat geldt allang niet alleen op plekken waar de dichtstbijzijnde stad ver weg is en je noodgedwongen veel zelf doet. Al die apparatuur vindt net zo goed haar weg naar krappe stadskeukens en verspreidt – van smoothiemaker tot verbonden hometrainer – diezelfde boodschap: blijf binnen.

Het Trojaanse paard in deze ontwikkeling is wellicht de espressomachine geweest. De Italiaanse koffiecultuur heeft een even eenvoudige als voor de hand liggende filosofie: thuis zet je snel even een kopje koffie op het fornuis met een gedeukt mokkapotje , en voor de goede, professionele espresso met crema of melkschuim ga je vervolgens één of een paar keer per dag naar een bar. Daar staat een grote machine die vakkundig wordt bediend, maar staan ook andere mensen met wie je een praatje kunt maken. Daar zijn kranten, daar vind je inspiratie, daar speelt het leven zich af. Geen Italiaan zou uit zichzelf op het idee komen om het ‘Un caffè, per favore!’ in te ruilen voor het slokje koffie thuis en zichzelf dit ritueel te ontnemen. Het zijn gewoon verschillende dingen!

Toch is dat precies wat er bij ons is gebeurd. In onze woonkeukens staan overal verchroomde espressobolides te glimmen, die behoorlijk wat kennis, training en onderhoud vragen. Maar is je espresso nu echt zo goed als bij de Italiaan?

Misschien, maar bij de Italiaan smaakt hij nog altijd uitstekend, kost hij twee euro en voorziet hij de mensen niet enkel van cafeïne. Met al die semiprofessionele barista’s, zuurdesemfanaten en smoothie-experts is het geen wonder dat steden op een gegeven moment geen echte concentratie van winkels, horeca en dienstverleners meer hebben en dat ooit levendige wijken in slaapgebieden veranderen. ‘Stad’ betekende altijd ook: eropuit gaan en andere mensen ontmoeten. De afgelopen jaren horen we veel over de vereenzaming in onze westerse samenleving. Sommige oorzaken daarvan hebben we misschien zelf in huis gehaald.

Dit stuk werd eerder gepubliceerd in SZ en is vertaald door Izaak Hilhorst.

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.