Als je alle bijvoeglijke naamwoorden opsomt die nodig zijn om Julia Ducournau’s Alpha te beschrijven, dan heb je aan één recensie niet genoeg. Haar semi-autobiografische film over een tienermeisje in een wereld waarin een mysterieuze epidemie om zich heen grijpt waardoor mensen langzaam verstenen is allegorisch, metaforisch, symbolisch, poëtisch. Ja, het telt enorm op, laag op laag op laag. En daardoor is de film soms ook onnavolgbaar en overvol. En dan opeens zomaar ontroerend.
Bodyhorror
Alpha. Regie: Julia Ducournau. Met: Mélissa Boros, Golshifteh Farahani, Tahar Rahim. Lengte: 128 minuten.
Het leidde tijdens het afgelopen festival in Cannes, waar de film z’n wereldpremière beleefde, tot gemengde reacties. Het succes van Ducournaus overrompelende regiedebuut Raw (2016) waarin kannibalisme een stand-in was voor de eerste menstruatie, of van haar Gouden Palm-winnaar Titane (2021) over moorddadige lust, wist ze niet te evenaren.
Maar de laatste film van Julia Ducournau (1983) spat wel van ambitie uit elkaar, en geeft je het gevoel een scan van de tijdgeest te zijn. Met haar films, die de dramatische logica van Hollywood tarten, en haar originele beeldtaal is ze een van de makers van nu om in de gaten te houden.
Fascinatie voor menselijk lichaam
In interviews vertelde Ducournau als kind van artsen een fascinatie voor het menselijk lichaam te hebben ontwikkeld. Bovendien keek ze als jong meisje horrorfilms als Psycho met haar ouders. Dan kost het niet zoveel fantasie om te begrijpen waarom de spoken onder haar bed – zoals Psycho-regisseur Alfred Hitchock zijn inspiratiebronnen beschreef – in haar films zo expressief tot leven komen.
Alpha kiest nadrukkelijk dat kinderperspectief, waarin gebeurtenissen zich zonder causale logica aan elkaar rijgen. Het Marokkaans-Franse titelpersonage woont alleen met haar moeder als op een dag twee dingen tegelijkertijd gebeuren: ze wordt na een koortsachtige nacht wakker met een geïnfecteerde tatoeage van een A op haar arm, en haar drugsverslaafde oom Amin duikt opeens op. Haar moeder is arts en schiet meteen in de stress. In haar werk heeft ze te maken met een mysterieuze epidemie die zich via bloed (en besmette naalden) lijkt te verspreiden. De geïnfecteerden wacht een gruwelijk einde.
Bodyhorrorspecialist
Daar is bodyhorrorspecialist Ducournau op haar best. Als de zieken eenmaal volkomen uitgehard zijn, liggen ze als uitgemergelde marmeren lijken in hun doodsbed. Het is een onvergetelijk beeld, dat niet alleen verwijst naar de aids-epidemie van de jaren tachtig (het tijdperk waarin de film zich afspeelt), maar misschien ook iets zegt over de ‘harde’ manier waarop er wereldwijd met Covid is omgegaan.
Een beeld betekent bij Ducournau nooit alleen maar één ding. Soms gebruikt ze andere kunstvormen om haar esthetiek te verrijken, zoals het nummer ‘Roads’ van Portishead in de droomachtige proloog: een breekbare hymne vol pijn over nooit je plek vinden. Of in de scène daarna, waarin Alpha’s literatuurdocent die Edgar Allan Poe’s gedicht ‘A Dream Within a Dream’ behandelt.
Dat is deze film sowieso – een droom in een droom. Met daardoor een paar van de mooiste scènes van dit jaar. Zoals die waarin Alpha en oom Amin even aan de zwaartekracht ontsnappen als ze rennen en dansen in vederlichte voetbalscènes doorsneden met extatische en zelfdestructieve nachtclubflarden. En ondertussen zingt Nick Cave een akoestische versie van ‘The Mercy Seat’, zijn lied over de doodstraf en schuld en boete. Of de epiloog, waarin de Rode Woestijnwind die eerder bijgelovige angst bracht, nu ook verlossing brengt. Een ding is zeker: zoiets heb je nog nooit gezien.
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.