Grasduinend op Marktplaats bleef de blik van Etienne Feijns vijftien jaar geleden haken bij een houten bank. Bij het bekijken van de foto’s op de advertentiesite had de ervaren handelaar in vintage designmeubelen geen idee waar hij precies naar keek. De eenvoud van de bank maakte wel onmiddellijk indruk op hem, zegt hij. „Juist als ik iets onbekends mooi vind, geeft dat extra spanning.”
De bank bleek afkomstig uit de Pauluskerk in het Brabantse Dongen, een ontwerp uit 1967 van architect Nico van der Laan. Overbodig geworden door de ontkerkelijking werd de kerk in 2007 verbouwd tot zorginstelling. Van der Laan, leerde Feijns, was een architect van de zogenoemde Bossche School, een traditionalistische stroming in de Nederlandse architectuur gebaseerd op het gedachtengoed van Hans van der Laan, de vier jaar oudere broer van Nico van der Laan. De stroming dankt haar naam aan de cursus Kerkelijke Architectuur, begonnen in 1946 in het Kruithuis in Den Bosch, een voormalig kruitmagazijn, met de broers Van der Laan als docenten. Honderden Brabantse kerken waren in de oorlog onherstelbaar beschadigd. De cursus mikte op architecten die zich wilden specialiseren in de bouw van kerken.
Feijns kocht de op Marktplaats aangeboden bank. En daarna verdiepte hij zich verder in de Bossche School-meubels voor kloosters, kerken en andersoortige gebouwen. Na vijftien jaar, zegt de handelaar, heeft hij genoeg meubels en kennis verzameld om naar buiten te treden. In zijn galerie, een verbouwde, vijfduizend vierkante meter grote loods op een bedrijventerrein in Roosendaal, opent in oktober de tentoonstelling Form by Formula. In een fraai uitgelichte donkere ruimte presenteert Feijns daar veertig meubels van de Bossche School. Bij de expositie verschijnt een gelijknamig Engelstalig boek.
Massief, sober en eerlijk
De tentoongestelde stoelen, krukken, tafels en kasten lijken op het eerste gezicht van de hand van één ontwerper. Ze zijn allemaal gemaakt van hout, de meeste zijn in grijstinten geschilderd en de constructie is aan de meubels af te lezen, met duidelijk zichtbare klinknagels als enige versiering. Het zijn massieve, sobere en eerlijke stoelen, tafels en kasten, niet direct comfortabel, en zo groot en zwaar dat ze lastig verplaatsbaar zijn. Zelfs voor ingewijden is het moeilijk om te zeggen welke ontwerpen van Hans van der Laan zijn, en welke van zijn broer Nico, van Jan de Jong of Fons Vermeulen. De verklaring voor de sterke overeenkomsten, zegt Feijns tijdens een rondleiding: de volgelingen van Hans van der Laan leefden zijn ideeën strikt na en varieerden op de basisvormen van de negen meubels die hun mentor had ontworpen. Een van Feijns doelstellingen met de expositie is licht werpen op de subtiele verschillen tussen de Bossche School- architecten.
Benedictijner monnik
Hans van der Laan (1904-1991) kwam uit een architectenfamilie. Zijn vader en zijn broers Jan en Nico waren net als hij architect. Als tiener werkte Hans eerst een jaar op het bureau van zijn vader en oudste broer Jan, voordat hij in Delft bouwkunde ging studeren. Uit een diep-religieus besef besloot hij na drie jaar zijn studie af te breken en zich voor te bereiden op een bestaan als benedictijner monnik. In 1927 vertrok hij naar de Sint-Paulusabdij in Oosterhout. Na studies filosofie en theologie werd hij in 1934 tot priester gewijd.
Dom Hans van der Laan (‘dom’ staat voor ‘dominus’, heer, de benaming voor benedictijner monniken) bleef belangstelling houden voor architectuur en bleef als kloosterling in contact met zijn oude Delftse studievrienden. Met zijn broer Nico ontwierp hij in 1937 een nieuw gastenverblijf voor de abdij waarin hij toen woonde.
De volgelingen van Dom Hans van der Laan leefden zijn ideeën strikt na
Maar Van der Laan toonde zich vooral een denker over architectuur. Waarover gaat bouwkunde? Tijdens huishoudelijke taken in het klooster dacht hij na over dit fundamentele vraagstuk, schreef hij later. Zijn conclusie: architectuur gaat niet over mooie vormen, maar over het bewoonbaar maken van de wereld. De natuur is voor de mens te groot, daarin voelt hij zich verloren. Aan de architect de taak ruimten te scheppen afgestemd op de menselijke maat. En dus ging Van der Laan op zoek naar universele wetmatigheden voor maatvoering.
Zijn zoektocht naar een architectonische harmonieleer resulteerde in twee boeken: Het Plastische Getal (1960, nieuwe editie in 1967) en De Architectonische Ruimte (1977). Zware kost voor niet-wiskundigen. Het metrieke stelsel, van meters en centimeters, is volgens Van der Laan verre van ideaal om gebouwen mee te ontwerpen. Gemeten lengtes bieden immers geen inzicht in de dimensies. Zijn plastische getal zou uitkomst bieden, was de overtuiging van Van der Laan.

Stoel voor het gemeentehuis van Budel, Jan de Jong (1967)
Foto Robin Noordam
Zoom in
In hun boek Gebouwen van het Plastische Getal, Een Lexicion van de ‘Bossche School’ (2010) omschrijven architectuurcritici Ids Haagsma en Hilde de Haan Van der Laans uitgangspunt als een „stelsel van maatverhoudingen om de ruimtelijke uitgebreidheid te ordenen”. Je zou kunnen zeggen: een systeem van grondverhoudingen enigszins vergelijkbaar met de gulden snede, maar toegesneden op de driedimensionale werkelijkheid van architectuur.
Inspiratie voor zijn theorie putte Van der Laan uit archetypes van de architectuur, zoals de prehistorische Britse stenenformatie Stonehenge en de romaanse cisterciënzer kloosters. Maar het basisbegrip van zijn architectuurtheorie ontleende hij aan een boek over Gregoriaanse gezangen, Le nombre musical grégorien (1908). Zoals notenbalken en muzieknoten een uitgebreid scala aan klanken inzichtelijk kunnen maken, zo moest de theorie over het plastische getal dat doen voor de architectuur. Van der Laan schreef zijn eerste boek in het Frans, de voertaal van het klooster: Le nombre plastique. Het plastische getal is daar de wat problematische vertaling van, schrijven De Haan en Haagsma. Het Franse nombre betekent behalve ‘hoeveelheid’ ook harmonie, cadans en welluidendheid. En het Franse plastique in de betekenis van ‘betrekking hebbend op het maken van vorm’ is in het Nederlands niet de meest gangbare betekenis.
Occult! Katholiek!
Hans van der Heijden (1963), oprichter van een bureau voor duurzaam stadsontwerp en gasthoogleraar eigentijdse architectuurpraktijk aan Liverpool University, is al sinds zijn studietijd bewonderaar van Van der Laan. Het plastische getal noemt hij moeilijk te volgen. „Elke architect heeft zo’n theoretisch dingetje nodig.” Onderga Van der Laans bouwwerken gewoon, adviseert Van der Heijden. „Ze zijn van een overrompelende schoonheid. Op de TU Delft spraken mijn docenten badinerend over hem. Occult! Katholiek! Maar ik ben dikwijls naar zijn abdijkerk bij Vaals gegaan, en zijn kloosters in Zweden en België heb ik ook bekeken. Ruwe bakstenen op elkaar stapelen, de voegen in hetzelfde vlak en dan grof afsmeren met een dunne laag cement, zodat de oranje vlekkerigheid van de stenen door het grijs heen schemert. Dat oogt niet alleen nederig en alsof het gebouw er allang staat, het is ook architectuur waar geen verhaal bij nodig is. Dus niet voor de culturele elite, maar iets wat mijn moeder ook begrijpt.”

Onderzoekstafel voor een cardioloog, Dom Hans van der Laan (1968)
Foto Robin Noordam
Zoom in
In een door hem ontworpen kunstcentrum in Liverpool zijn de sporen van Van der Laan evident, zegt Van der Heijden – hij kopieerde onder meer Van der Laans metselwerk. Van der Laans eenvoud is een voorbeeld van esthetische duurzaamheid, zegt Van der Heijde: „Zijn gebouwen hebben eeuwigheidswaarde.”
Van der Laan was vooral een contemplatieve architect. Drie kloosters, een abdijkerk en een woonhuis, veel groter is zijn gebouwde oeuvre niet. De in 1968 voltooide abdijkerk Sint-Benedictusberg in Lemiers (gemeente Vaals, aan de weg van Maastricht naar Aken), is veruit zijn bekendste gebouw en geldt als het onbetwiste hoogtepunt van de Bossche School. De kerk staat op een heuvel uitkijkend over het dal van de Selzerbeek.
Gebedsdiensten
Op een tropisch hete middag in augustus is de kerk verlaten. De monniken houden dagelijks acht gebedsdiensten, beginnend met de metten om half vijf ’s ochtends en eindigend met de completen om acht uur ’s avonds. Bij aankomst is de middagviering noon net achter de rug.
De kloosterkerk is een voorbeeld van zijn theorie, schreef Van der Laan. Zijn streven was een bouwwerk dat aansluit bij de leefregels van de benedictijner monniken, een godshuis dat „niet te klein, niet te groot, niet te lang, niet te breed, niet te slank, niet te dik, niet te open, niet te dicht, niet te donker, niet te licht is”. Via een eveneens door hem ontworpen entreegebouw en atrium komen bezoekers in de kerk. Een kale, symmetrische ruimte met lage zijbeuken en een hoog middenschip met grote, veel licht gevende bovenramen. De bakstenen muren en zuilen zijn grijs gesausd, het plafond is afgewerkt met bruingrijze vurenhouten planken.
In het middenschip staan door Van der Laan ontworpen grijze houten banken en een eenvoudig, gelijkvloers stenen altaar. De akoestiek is prettig en de sfeer is verstild. Van der Laans uitgangspunt – door orde en structuur een ruimte creëren waarin de geest tot bloei kan komen – is voelbaar; de architectuur is volledig ondergeschikt aan deze doelstelling. Het is harmonieuze bouwkunst waarbij alle materialen, op de Indiase vloertegels na, uit eigen land komen. Werken met wat voorhanden is, het is kenmerkend voor Van der Laan en de Bossche School.
Leo de Dertiende
Paul Disch (82) is op donderdagen portier van de abdij, hij heet bezoekers welkom. Zijn elf jaar jongere broer Leo is een van de tien monniken in het klooster, vertelt hij. „Leo de Dertiende noemen we hem in de familie. Hij is de jongste van dertien kinderen in ons gezin.”
Disch heeft ruime ervaring met Van der Laan-meubilair. Al tien jaar zit hij in het portiersvertrek aan een bureau en op een stoel van de architect. Thuis zou hij de meubels niet willen hebben, zegt hij. Te streng en te stijf naar zijn smaak. Hij zit altijd op een kussentje, omdat de houten stoel hem te spartaans is. Wel heeft hij de meubels in de loop der jaren leren waarderen, voegt Disch daaraan toe. „Hoe ze gemaakt zijn is echt bijzonder.”
Piet Hein Eek is het met de portier eens. De meubelontwerper en ondernemer uit Eindhoven raakte in 1993 diep onder de indruk toen hij de meubels van Van der Laan voor het eerst zag in een galerie in Amsterdam. „Sobere, intelligent gemaakte meubels die heel dicht tegen mijn manier van werken aanzaten. Heel inspirerend.”
Het is architectuur waar geen verhaal
bij nodig is, niet voor de culturele elite
Dom Van der Laan ontwierp de meeste meubels voor de door hem ontworpen kerken en kloosters. Hij was zich ervan bewust dat zijn meubels weinig comfort bieden. Voor de eetzaal van het door hem in 1978 ontworpen klooster Mariazusters van Franciscus in het Vlaamse Waasmunster tekende hij banken. In een brief aan de zusters schreef hij dat de banken vast wat ongemakkelijk zaten. Ook moesten de vrouwen de banken dagelijks in een kaarsrechte lijn zetten, want anders ging het beoogde effect verloren. Schoonheid was voor Van der Laan een hoger doel dan comfort. Om die reden maakte hij de meubels ook zo zwaar dat ze nauwelijks verplaatst konden worden. Als de monniken en zusters zich niet hoefden te bekommeren om praktische zaken, redeneerde hij, bood dat hun de vrijheid om aan andere zaken te denken.
De meubels van Hans van der Laan worden nog altijd gemaakt. Dom Van der Laan Meubeldesign in Breda heeft al meer dan veertig jaar een licentieovereenkomst met de abdij in Lemiers. Op bestelling levert het bedrijf Van der Laans negen basismeubels in zeven verschillende kleuren. Prijzen beginnen bij 800 euro voor een kruk en lopen op tot 6.000 voor een dichte kast. „Het zijn geen IKEA- producten waar je je hele huis mee volzet”, zegt medewerker Ad Gorrisse. „Laatst bestelde een notaris iets voor zijn kantoor.”
Etienne Feijns laat op zijn verkooptentoonstelling oude, gebruikte meubels met een herkomstgeschiedenis zien. Bijvoorbeeld een set meubels die Dom Van der Laan in 1968 ontwierp voor een bevriende cardioloog: twee boekenkasten, een bank en een tafel, en een behandeltafel met een verstelbare rugleuning. Er zijn ook meubels van Jan de Jong, de belangrijkste leerling van Van der Laan, afkomstig uit gebouwen die verbouwd of gesloopt zijn. Sommige daarvan kocht Feijns van passanten die de meubels gejut hadden bij het grofvuil. Indrukwekkend zijn de kast, zetels en schrijftafel die De Jong begin jaren zestig ontwierp voor het raadhuis van Budel. Voor de aanvang van een in 2015 voltooide renovatie werden de overbodig verklaarde meubels cadeau gedaan aan medewerkers.
Feijns rekent de meubels van de Bossche School tot de hoogtepunten van het Nederlandse modernisme. De prijzen voor de veertig stukken variëren van 3.500 tot 50.000 euro.
Form by Formula. Op afspraak van 20 oktober t/m 17 december, Mass Modern Design, Roosendaal. massmoderndesign.com. Voor nieuwe Dom Van der Laan-meubels: domvanderlaan.nl
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.