Zoals je de eerste in een familie kunt zijn die is gaan studeren, zo kun je ook de eerste zijn die zich serieus met boeken bezig is gaan houden. In de familie van Erwin Mortier (1965) werd wel gelezen, maar heel ambitieus was men daarbij niet; plezier en leergierigheid stonden voorop. En er is niks mis met zulke onschuldige drijfveren, benadrukt Mortier, maar toch was het een welkome ontdekking dat hij toch nog, ergens in een ver, met spinrag overwoekerd Vlaams verleden, een voorvader bleek te hebben gehad die grotere letterkundige doelen had nagestreefd. Mortier greep de ontdekking van deze meneer Tessely aan voor de totstandkoming van een van de meest eclectische titels van dit, weliswaar nog jonge, boekenseizoen. Vlaamse vergezichten is cultuurhistorie, essay, gids en verhalend proza ineen, geschreven door een literator die zichzelf de vrijheid toestaat om niet de volledigheid van het onderwerp te behandelen, maar de eigen particuliere voorkeuren.

Bekijk artikel in krant
Erwin Mortier: Vlaamse vergezichten. De Bezige Bij, 264 blz. € 24,99
Zo komt de (literaire) geschiedenis van Gent en omstreken uitgebreid aan bod, maar doet Mortier amper iets met Antwerpen. En zo passeren ook niet alle terzake doende Vlaamse auteurs van de afgelopen paar eeuwen de revue, maar geeft Mortier de voorkeur aan het citeren of toelichten of uiterst beloftevol oppoetsen van een handjevol schrijvers waar hij zelf iets mee heeft. Dat is natuurlijk best gebruikelijk, dat je in een persoonlijk boek schrijft over wat jou (als schrijver) heeft aangeraakt en gevormd, maar wat Vlaamse vergezichten wat dat aangaat afwijkender maakt is dat Mortier hierbij de toon hanteert van iemand die de zaak objectief in kaart brengt. Of anders gezegd: vaak meen je non-fictie in handen te hebben die je allereerst op feitelijkheid dient te beoordelen, waarna er dan opeens weer de ‘ik’ opduikt die Mortier zelve vertegenwoordigt.
Deze dubbelheid maakt het boek interessant, maar ook een beetje vaag en ongrijpbaar. Bladzijdenlang gaat het dan, in vaak ellenlange, afgestofte citaten, over een of ander voorval in de Vlaamse literaire geschiedenis, terwijl het dan de vraag is of daarmee nu daadwerkelijk de essentie van een ontwikkeling wordt gevat. Zo vond er vroeger een poëziefestival plaats in Merendree en lees je dan van alles over de sociale sfeer en de bomengroei rondom het dorp, maar bijvoorbeeld niet veel over de stromingen die de aanwezige dichters aanhingen. Op de meest cynische momenten dacht ik: waarom stak Mortier toch zoveel energie en tijd in dit project? Misschien moet je Vlaming zijn om deze vergezichten daadwerkelijk en ten volle op waarde te kunnen schatten.
Terpen en zandruggen
Wel staat er veel moois tegenover. Allereerst is dat Mortiers stijl, die, zeker als hij gewoon uit zichzelf vertrekt, intiem en prachtig galant is. Omziend: „Ook verder landinwaarts, waar ikzelf opgroeide, dichter naar Gent toe, in het dorp ten westen van Merendree, herinnerde in natte winters de bodem zich oude rivierbeddingen. Beken en vennen welden plotseling weer tussen ploegvoren op, alsof het landschap zich bedacht, het heden verwierp en wilde terugkeren naar vergeten stromingen, beddingen, terpen, zandruggen. Toen in de jaren zeventig het kanaal werd verbreed of uitgediept, groeven de baggerkranen bergen gelig zand op, dat ze op de dijk uitstortten. De regen legde er krijtwitte, miljoenen jaren oude schelpdieren in bloot, zo bros geworden door hun onvoorstelbare ouderdom dat ze in mijn handpalm verpulverden en me de indruk gaven dat ik de tijd fijn kon malen, het witte stof over mijn wangen kon uitsmeren, mezelf ongenaakbaar wanend, immuun voor de vergankelijkheid (misschien koester ik die illusie nog steeds).”
Dit staat dan zomaar ergens in het midden van Vlaamse vergezichten afgedrukt, maar het had evengoed de openingsalinea van een canonieke roman (een Vlaamse pendant van Honderd jaar eenzaamheid, om maar wat te noemen) kunnen zijn, zo sterk is het. Ik heb ook zelden zo indringend over de slacht van een varken gelezen. Op de hoeve van de familie waren ze aanvankelijk „bijna een volwaardig familielid, even likkebaardend gekoesterd als een gefortuneerde, ongehuwde oom of tante”, maar later, als hun „uur van dood en spek” was aangebroken, veranderden de verhoudingen subiet. „En toen de slachter het mes in de keel dreef, ging het krijsen. Hortend als een zuigeling eerst, dan langgerekt en zwakker, op de maat van het wegzeikende bloed.”
Ook op het vlak van de aanprijzerij is Mortier een aanstekelijke communicator. Cyriel Buysse, Karel van de Woestijne, het zijn auteurs die duidelijk worden gekoesterd, maar die ook bij de meeste lezers nog een belletje doen rinkelen. Prikkelender, en tot een onmiddellijk bezoekje aan de website boekwinkeltjes.nl uitnodigend, is Mortiers behandeling van de totaal in de vergetelheid weggezonken Franz Hellens (1881-1972), een in het Frans publicerende veelschrijver die bij leven door critici met Dostojevski werd vergeleken, door Nabokov hoger werd aangeslagen dan Camus of Sartre en wiens portret nog geschilderd werd door Amedeo Modigliani.
Is er niet een uitgever te vinden die zijn werk naar het Nederlands wil vertalen? Op basis van Mortiers stuk zou je zeggen dat je er puur goud mee op de markt brengt.
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.