Veel hedendaagse auto’s zien er opvallend afschrikwekkend uit.

Dat ligt vaak aan het design van de koplampen en de grille.

Maar waarom denken wij daar dan een gezicht in te zien?

„Ik ga voor niemand opzij.” Het zijn de weinig geruststellende woorden van de verder nogal zwijgzame Zwarte Ridder in Monty Python and the Holy Grail. Hij heeft het tegen koning Arthur, die zojuist toch uiterst beleefd om doorgang heeft gevraagd. Hoewel de koning en zijn gevolg er bepaald niet dreigend uitzien, weigert de vervaarlijk uitziende Zwarte Ridder aan de kant te gaan. Het gevecht kan beginnen.

Iedereen die weleens in de auto zit, zal exact het omgekeerde meegemaakt hebben. Het is weekend, je hebt geen haast, doemt er plots zo’n agressief uitziende ‘zwarte ridder’ achter je op. Waarschijnlijk is het een Rolls-Royce Phantom Series II. Niet dat je die vaak tegenkomt, maar hij lijkt sprekend op de Zwarte Ridder uit de Holy Grail en dus ga je ervoor opzij. Niemand heeft de neiging een baan op te schuiven voor een Deux Chevaux Vapeur of een Volkswagen Kever, maar bij een Phantom Series II liggen de zaken blijkbaar anders.

Waar het tot voor kort alleen de luxe merken waren die er intimiderend uitzagen, de laatste jaren zijn het ook meer betaalbare merken als Hyundai, Ford of Peugeot die je flink aan het schrikken kunnen maken. Hoe komt het dat een voorwerp, in dit geval een auto, zo intimiderend kan zijn?

Boze ogen

Het antwoord is eigenlijk vrij eenvoudig. Mensen hebben de neiging in allerlei voorwerpen een gezicht te zien. Wolken, stenen, de maan, een gesmolten softijsje op straat, bij auto’s – er is een term voor: pareidolie. En niet alleen zien we in al die verschillende vormen een gezicht, we zijn ook geneigd er bepaalde karaktereigenschappen aan toe te schrijven.

Illustratie uit het boek ‘les signes inconditionnels de l’art’ door David Humbert de Superville, 1827.

Foto Wikimedia Commons / Publiek domein

Zoom in

De vroeg 19de-eeuwse Nederlandse kunstenaar David Humbert de Superville, directeur van de Leidse tekenacademie, ontwierp daar zelfs een heel schema voor: hij koppelde de betekenis van allerlei vormen in de cultuur en natuur aan het lijnenspel van een gezicht. ‘Onvoorwaardelijke tekens’ noemde hij dat: gaan de lijnen omhoog zoals bij lachende mondhoeken en ogen, dan word je vrolijk van een vorm, gaan ze naar beneden, dan roept dat een negatief gevoel op. Zijn theorie van het lijnenspel is allerminst wetenschappelijk, maar nog steeds op allerlei hedendaagse vormen toe te passen – en zeker ook op het agressieve, bijna roofdierachtige uiterlijk van moderne auto’s.

Naast de smalle, agressieve koplampen hebben ze vaak grote inlaten voor de radiator omdat het monster nou eenmaal moet kunnen koelen én ademen

Bij auto’s zijn het met name de koplampen en de grille die het design het uiterlijk van een gezicht geven. Auto’s met ‘boze ogen’,  scherpe lijnen en extreem brede banden wekken emoties op als kracht, snelheid, dominantie, en worden daardoor met macht geassocieerd. Naast de smalle, agressieve koplampen hebben ze vaak grote inlaten voor de radiator omdat het monster nou eenmaal moet kunnen koelen én ademen. Iets wat dus niet alleen functioneel is, maar er ook nog eens uitziet alsof hij je met zijn enorme muil moeiteloos in stukken kan scheuren. Bovendien zijn zulke auto’s over het algemeen wat lager en breder, waardoor het lijkt alsof ze op het punt staan je te bespringen, wat het er ook al niet gezelliger op maakt.

Verruwing

Waarom kiezen zoveel merken er nu voor hun auto’s zo vorm te geven? De praktische verklaring ervoor is eenvoudig: dankzij de moderne led-technologie en de led-strips is het mogelijk om koplampen in de meest indrukwekkende vormen te gieten. Maar autobezitters blijken er ook behoefte aan te hebben om een auto aan te schaffen die er afschrikwekkend uitziet. Sommige critici zien er daarom zelfs een teken van algehele maatschappelijke verruwing in, of zelfs een soort voorbode van de apocalyps, zoals een recensent van Elon Musks Cybertruck eens (half-ironisch) schreef.

Toch ligt het begin van deze ontwikkeling alweer een paar decennia terug. In 1966 was daar ineens de Lamborghini Miura met zijn, voor die tijd, agressieve neus. Andere merken borduurden daar rustig op voort, tot Ferrari ruim twintig jaar na de Miura overal een schepje bovenop deed met de F40, met zijn agressieve lijnen, enorme luchtinlaten en een angstaanjagend lelijke spoiler. Merken als Audi, Lexus, Mercedes-AMG en Aston Martin volgden, ze namen niet alleen het agressieve frontdesign over, maar hebben dat ook verder verfijnd en doorontwikkeld. Met als een van de hoogtepunten de in 2014 geïntroduceerde BMW i8, waarvan, in tegenstelling tot veel andere merken, zelfs de achterkant doodeng is. Het eindpunt van deze evolutie, of in ieder geval een voorlopig eindpunt, is toch wel de Ferrari SF90 Stradale. Voor dit monster doet zelfs Arnold Schwarzenegger, The Terminator, een stapje opzij.

Gelukkig is er altijd wel een grens aan hoe dreigend je een auto eruit kunt laten zien. Of die grens nu bereikt is met de SF90 Stradale moeten we afwachten, maar uiteindelijk is het huidige agressieve frontdesign van auto’s ook maar een trend. En dat is mooi, want trends verdwijnen. Altijd. Tot ze ineens weer achter je opdoemen natuurlijk.

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.