Opgroeien in een ‘onvruchtbaar’ gezin
Er zijn dagen dat ik het woord puzzel niet kan horen zonder boos te worden, schrijft Emily Kocken in Adoptica, haar fragmentarisch opgebouwde queeste naar wie ze werkelijk is als volwassen geworden adoptiekind. Samen met haar man Adam, ook een ‘volwassen adoptiekind’, doet ze verwoede pogingen ‘die klotepuzzel’ te leggen, maar bij iedereen is hij uniek en bestaat hij uit ‘meer dan duizend stukjes’. Ga d’r maar aan staan.
Als je zelf niet uitmaakt van een specifieke groep is het erg lastig, zo niet onmogelijk, je een voorstelling te maken van de complicaties die het ‘anders-zijn’ met zich meebrengt. Het kan je afkomst zijn, je huidskleur, je seksuele geaardheid, een zeldzame ziekte, maar ook je oerbegin, je geboorteplek en de vrouw die je baarde. Als je heel weinig of helemaal niets weet van de plek waar je het licht zag en van wie je een afstammeling bent, kun je jezelf ook niet goed duiden.
Het is dit besef dat Emily Kocken op literaire en kunstzinnige wijze vormgeeft in haar eerste non-fictieboek, al is die genreaanduiding voor discussie vatbaar. Dat schrijft ze zelf ook, want niemand weet immers zich alles precies te herinneren en alles te interpreteren op een manier die 100 procent recht doet aan de persoon die je bent. Kende haar eerdere werk, romans (Witte vlag, Lalalanding, De kuur), volop impliciete verwijzingen naar de zichtbare werkelijkheid, ook naar literatuur, kunst en film, nu benadert ze haar thema vanuit tegenovergestelde richting.
Ze noemt namen en feiten uit haar vroege levensjaren, toont een foto van zo’n typisch keurig burgergezinnetje uit de jaren zestig van de vorige eeuw om even de gedachten te bepalen. Het ‘onvruchtbare’ adoptiegezin Kocken. Vader jasje dasje, moeder met parelketting en twee nette kindjes. Emily is zes. Adoptiebroertje David is vier. Dat vader losse handjes heeft, kun je er niet aan aflezen.
Dus alles lijkt wel zoals het hoorde in die jaren, maar de realiteit is vaak anders. Het Nederlandse emigrantengezin woont in de Verenigde Staten, maar keert na verloop van tijd terug naar provinciaals (Hoogezand, Haren, Vught) Nederland. Emily, geboren in New York, gaat mee en wordt allengs meer Nederlands. Net als David.
Maar terwijl doorgaans adoptiekinderen op zoek gaan naar hun biologische moeder (ouders), is het in haar geval de biologische moeder die haar dochter zoekt, haar vindt en antwoorden meebrengt, die Emily al zo lang zocht. En een eerder ontbrekend ‘kindergevoel’:
Daar ga ik weer, ze stond me nu voor de deur uit te zwaaien, ik was drieëndertig en ik was weer een meisje van zes, het kind dat zij niet naar school had kunnen sturen, en nu kon het wel, zoiets. De grap was dat we ons bewust waren van het anachronisme, het was geen inhaalslag, maar onschuldig theater.
Emily Kocken mengt graag verschillende kunstdisciplines, omarmt intertekstualiteit, geeft er als het even kan nog een eigen draai aan om zo uit te komen bij een, ja, laten we het een literair object noemen. Want de beeldende kunst is nooit ver weg in Kockens universum. Er wordt met gedachten gespeeld, er worden talrijke vragen opgeworpen, er zijn al dan niet fictieve gesprekken over al dan niet fictieve situaties, maar ondertussen blijft één vraag centraal staan: wat doet adoptie allemaal met een mensenleven.
De genoemde puzzel, die nooit helemaal opgelost kan worden, blijft door de jaren heen de adoptiekinderen voor vragen stellen. ‘Wat als’ is een veel voorkomende en hier heel begrijpelijke stelling. Aangezien Emily’s man ook zo’n achtergrond heeft, maakt het het voor haar gemakkelijker steeds opnieuw de tijd te durven vragen voor eerst onbekende of over het hoofd geziene aspecten.
Dat Adoptica, anders dan menig, vaak erg feitelijk boek over adoptie, ook de lezende niet-adoptiekinderen kan boeien, is Kockens verdienste. De verwijzingen naar kunst, literatuur en cinema kunnen hier de gaten vullen, die onvermijdelijk vallen. Fictie behoort welbeschouwd bij ieders leven. Zo heeft Emily het ook wel eens over haar eigen kinderen, die helemaal niet bestaan:
Ze vroeg of ik ook kinderen had.
Ik zei ja (Ik aarzelde niet eens).
Het was niet voor het eerst dat ik mijn kinderen verzon.
Kockens literaire voorkeur om vrij en eigenzinnig om te gaan met constructie, stijl en woordkeuze, die haar romans soms wel wat ondoorgrondelijk moeten maken voor de hedendaagse gemakslezer, doet het hier opmerkelijk goed. Het zal de realistische basis zijn, die de grip versterkt, waardoor de associaties en de van de hoofdlijn afwijkende uitstapjes beter te plaatsen zijn.
Dat ze onder anderen Jeanette Winterson (adoptiekind) en Joan Didion (adoptiemoeder) aanhaalt, die er ook zo hun gedachten over op papier hebben gesteld, maakt bovendien duidelijk dat adoptie veel meer mensen raakt dan je in eerste instantie aanneemt. Emily Kockens autobiografische, literaire kijk bewijst daarnaast de kleurrijke veelkantigheid van het thema.
André Keikes
Emily Kocken – Adoptica. Querido – Amsterdam / Antwerpen. 392 blz. € 26,99.