Van de potentiële beroepsbevolking onder Oekraïners in Nederland is bijna 66 procent aan het werk, blijkt uit een rapport van SEO Economisch Onderzoek. Hun bijdrage aan de Nederlandse economie was vorig jaar 3,5 miljard euro. Bij asielzoekers die verblijven in een opvang van het COA ligt de arbeidsparticipatie op 12 procent.

‘Meteen een achterstand’

Volgens econoom en onderzoeker Arjan Heyma van SEO is de verklaring voor het verschil simpel: Oekraïners mochten bij aankomst in Nederland meteen aan het werk. Voor asielzoekers daarentegen gelden regels. Zo moet de asielaanvraag minstens 6 maanden lopen en moet de werkgever voor werknemers van buiten de Europese Unie een tewerkstellingsvergunning aanvragen. Het maximum aantal van 24 weken per jaar mogen werken, is recent losgelaten.

Afgelopen maanden is het het aandeel werkende asielzoekers al gestegen van 4 naar 12 procent, maar het blijft lastig voor deze groep om aan werk te komen.

Gedeeltelijk aangepast

Kunnen we dit zien als een ‘pilot’ voor hoe dat eventueel voor andere vluchtelingen zou kunnen? Volgens hoogleraar arbeids- en migratiegeschiedenis Leo Lucassen is dat niet nodig.”

“We weten dit eigenlijk al heel erg lang, alleen het beleid ten aanzien van asielzoekers heeft zich daar maar heel gedeeltelijk aangepast. Ze mogen nu wel werken, maar anders dan de Oekraïners, moeten ze eerst een half jaar wachten voordat ze kunnen gaan werken”, bevestigt de hoogleraar.

‘Inactief houden’

Volgens Lucassen hebben asielzoekers er baat bij als ze sneller aan de slag kunnen. “Omdat ze dan niet aan de kant staan. De meeste asielzoekers krijgen uiteindelijk een status en zullen dus permanent in Nederland blijven en Nederlander worden. En hoe langer je ze ‘inactief’ houdt, hoe langer het ook zal duren voordat zij ook echt aan het werk komen. En dat is een probleem bij statushouders.”

“Het duurt jaren voordat iets meer dan de helft van de statushouders een betaalde baan heeft gevonden. En dat komt voor een groot deel omdat we het hen eigenlijk heel moeilijk maken om überhaupt te mogen werken. Dat gecombineerd met het feit dat ze veel te lang geïsoleerd in asielzoekerscentra zitten en geen zelfstandige huisvesting hebben, waardoor je ook geen netwerk opbouwt”, vertelt Lucassen.

Participatie omhoog

Daarnaast zouden meer werkende asielzoekers een minder grote behoefte aan arbeidsmigranten opleveren voor Nederland op de korte termijn, vertelt Heyma. “Om de participatie verder omhoog te krijgen, is meer nodig dan alleen het versoepelen van de wettelijke regels. Datzelfde geldt overigens ook voor de Oekraïners, waar ook nog veel ongebruikt arbeidspotentieel zit.”

“Taal is een grote barrière, maar ook de diploma’s. Buitenlandse diploma’s zijn hier vaak niet geldig.” En dus werken veel Oekraïners ‘onder hun niveau’ en moeten zij het doen met een maandsalaris van rond het minimumloon.

Kans krijgen

Om daar verandering in te brengen zijn volgens Heyma drie dingen van belang. “Biedt mensen goedkoop en flexibel taalonderwijs aan”, noemt hij als eerste. Een taal leren naast een fulltime baan valt namelijk niet mee.

Ook zou het helpen als diploma’s uit andere landen erkend worden of als mensen laagdrempelig de kans krijgen om zich bij te scholen naar Nederlandse standaarden. En tot slot: “Biedt zekerheid over de verblijfsstatus. Dan zijn werkgevers sneller bereid iemand aan te nemen en in diegene te investeren.”