‘Groen is leven is gif is ziekte is vrede is afgunst is snel is engelwortel is onschuld is delirium is geld is gras is chloor…” In de nieuwe roman van Claire-Louise Bennett, Dikke kus, dag-dag, schrijft een vrouw een mail die uit één lange zin bestaat, een kommaloze reeks associaties op de kleur groen. De mail is gericht aan Terence Stone, haar voormalige leraar Engels. Hij had haar een handgeschreven brief gestuurd nadat hij haar boeken had gelezen, eindigend met een gedicht over een groene tuin. Beleefd schrijft de vrouw terug, en zo begint een correspondentie met de kleur groen als rode draad.

Bekijk artikel in krant
Claire-Louise Bennett: Dikke kus, dag-dag. (Big Kiss, Bye-Bye) Vert. Karina van Santen en Martine Vosmaer. Koppernik, 180 blz. € 22,50
De naamloze vrouw raakt geobsedeerd door de mailtjes, vooral als ze een tijdje niets terug hoort. Heeft ze iets verkeerd gezegd, is ze te ver gegaan? We krijgen de berichten zelf niet te lezen, behalve deze improvisatie op groen, wat de indruk wekt dat die alleen in haar gedachten is gecomponeerd en nooit werkelijk is verstuurd. Groen, gaat ze verder, „…is smerig is woekerend is de kleur van mijn inkt, ja, de kleur van mijn inkt…”
Groen is woekerend. De kleur opent een wereld aan culturele betekenis, beelden, herinneringen en gevoelens. De stortvloed is kenmerkend voor de Britse, in Ierland woonachtige auteur. Vanaf haar eerste, meteen al succesvolle boek Poel perfectioneert Bennett een meanderende stijl. Haar boeken (wat zijn het eigenlijk: romans? Verhalenbundels? Egodocumenten?) lezen als gedachtestromen, vrij bewegend, overdadig, rondcirkelend, soms repetitief. Een plot valt er nooit echt in te ontwaren; haar kenmerkende stem is het bindmiddel, een stem die warm is, grappig, intiem, een beetje klunzig soms. Een interessante stem kan genoeg zijn om je een boek in te sleuren, laat Bennett steeds weer zien.
In haar werk is steeds een vrouwelijk auteur aan het woord, die waarschijnlijk voor een groot deel samenvalt met Bennett zelf. De vrouw woont graag afgelegen en is veel alleen, zodat ze kan schrijven. Dat wonen is steeds een thema; in Poel trekt een vrouw zich terug in een huis bij het water, en beschrijft in korte passages de dagelijkse beslommeringen en spullen om haar heen. In Dikke kus, dag-dag verhuist de vrouw naar een houten huis ver van de bewoonde wereld vandaan, en hoopt stiekem dat haar voormalige minnaar erachter komt dat ze niet meer op haar oude adres woont.
De literatuur is ook een terugkerend thema. In haar tweede roman, Kassa 19, ontdekt een vrouw het schrijverschap na er lang voor te zijn weggelopen, want ze is bang dat vrouwen die schrijven waanzinnig worden. Plots overvalt het haar. Ze droedelt een gezicht op een kladblaadje, en plots begint haar hand woorden op te schrijven, de woorden worden zinnen, en een schrijverschap barst open.
Droedelen
Schrijven als droedelen – zo leest ook Dikke kus, dag-dag. Maar dat beeld is verraderlijk, want al lijkt het op automatisch schrijven, er is wel degelijk over de vorm nagedacht. Wie dieper kijkt, valt op hoe geraffineerd de opbouw is. Hoe de motieven en thema’s naar elkaar verwijzen. Alledaagse onderwerpen of voorwerpen bieden toegang tot rijke, grootse gedachten en intertekstuele dwarsverbanden met de klassieke literatuur. Bennett vertelde eerder aan NRC dat ze haar boeken voor zich ziet als landschappen. Ruimte, eerder dan tijd, is het structurerende principe.
In Poel schrijft de verteller ook met groene inkt. Dat is althans de bedoeling: ze stopt een groene vulling in haar vulpen, maar er komt eerst nog het blauwzwart van de vorige vulling uit. Wachtend op het groen schrijft ze dat ze een oude liefdesbrief herleest die getuigt van iets dat niet gebeurd is, dat nooit had kunnen gebeuren.
In Dikke kus, dag-dag vloeit de groene inkt wel, en met het groen vloeit ook de seks. Het is een boek dat draait rond verlangen, intimiteit, aantrekkingskracht, en alles verzengende lust.
Het schrijverschap staat hier meer op de achtergrond. Het draait vooral rond de verhouding van de verteller tot drie oudere mannen. De belangrijkste is Xavier, een inmiddels bejaarde en gehandicapte man die ooit bulkte van het geld, met wie ze jarenlang een relatie heeft gehad. Ze zijn nog steeds vrienden, al is de status onduidelijk. Ergens op de eerste bladzijdes wijst ze zijn avances af. Ze houdt nog van hem, zegt ze verontschuldigend, maar verlangt niet meer naar hem. Hij is te oud. Veel te oud. Xavier gaat naar huis, leest haar nieuwe boek – „een soort HEL”, schrijft hij woest – en wil haar niet meer zien.
Dan is er Terence Stone, de leraar met wie ze correspondeert. Ze vertelt hem dat ze destijds op school „omgang had” met een andere leraar, Robert Turner. Turner kwam ze laatst nog tegen op een kerkhof, maar hij herkende haar niet meer; hij lijdt aan dementie.
Ze blikt terug op de ontmoetingen met deze mannen, en met anderen. Probeert vast te stellen wat ze van hen wil, waarom ze hen wilde of niet. Steeds slingert ze tussen hunkering en onverschilligheid, tussen alleen willen zijn om te schrijven, en het verlangen tegen iemand aan te liggen.
Ingeborg Bachmann
Brieven, mails en telefoongesprekken bepalen het verloop. Of: het gebrek aan verloop. De gesprekken worden afgebroken, er wordt langs elkaar heen gepraat. Een mail blijft onbeantwoord, een brief komt niet aan. Die vruchteloze communicatie en wirwar van brieven doet sterk denken aan een beroemde roman van de Weense literatuurvernieuwer Ingeborg Bachmann (1926-1973), Malina, waarin een schrijfster relaties met twee mannen onderhoudt, terwijl ze voortdurend brieven krijgt en zelden een antwoord stuurt. Had Bennett niet iets met Bachmann? Ja, het motto van Kassa 19 citeert uit Malina. Hier ontstaat opnieuw een draadje in groene inkt.
Malina is een duister, moeilijk boek. Het onderzoekt via dromen en literatuur hoe een vrouw zich in de door mannen overheerste taal niet kan uitdrukken, en daarom niet kan bestaan. De toon in Dikke kus, dag-dag is juist overwegend monter. Waar Bennett in Kassa 19 de angst voor haar eigen waanzin thematiseerde (en daarom alleen mannen leest), is de verteller in haar nieuwe boek behoorlijk ‘together’. Ze is zorgzaam, ruimt haar huis op, doet leuke dingen met vrienden, kookt de heerlijkste gerechten.
Toch stelt de echo van Malina niet gerust. In Malina verdwijnt de verteller aan het eind van het boek in een scheur in de muur – de laatste zin: „Het was moord”. Ze is verdrukt, ontkend, uitgewist. Het roept de vraag op of de ik-persoon in Dikke kus wel echt tot uitdrukking komt, of dat we misschien iets over het hoofd zien. Bestaat deze vrouw wél, voorbij het negatief van de mannen tot wie ze zich verhoudt?
In Dikke kus verspringt het vertelperspectief soms van de eerste naar de derde persoon enkelvoud. Ook dat kennen we van Bennetts eerdere werk (en ook dat doet denken aan Malina). Bennett past de perspectiefwisseling hier alleen toe in de erotische scenes. Een ik lost op in een abstract ‘zij’, en we weten ook niet precies wie ‘hij’ is, zodat háár verlangen de ruimte krijgt.
Aan het slot van het boek staat ‘zij’ in een kamer met een man. Er hangt een knetterende spanning, het haardvuur brandt. Net als in Malina lijkt de verteller te zijn opgelost; de laatste woorden zijn „het donker, het donker”. Maar ze is niet opgelost omdat ze is vermoord. Ze wil dit, ze wil hier zijn in het donker, ze wil deze man. Het is haar verlangen dat haar uit zichzelf trekt, niet het patriarchaal geweld. „Ze is niet zij, ze is de situatie […]. Ze is onstoffelijk. Ze is alle leeftijden. Ze is zijn meerdere.”
Dikke kus, dag-dag is dan ook geen Malina; het barst van het leven.
Lees ook
dit interview met Claire-Louise Bennett

Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.