Eind 2023 zag ik het Franse Skaphos live aan het werk in het voorprogramma van Vader en Vomitory in Kavka Zappa (Antwerpen). Op dat moment kende ik deze band nog niet, maar ik was wel behoorlijk onder de indruk van de professionaliteit die Skaphos die avond aan de dag legde inzake sfeerschepping en podiumpresence. Ze hadden hun optreden duidelijk met de nodige zorg voorbereid en zelfs dusdanig vakkundig benaderd dat het wel leek alsof zij die avond de headliner waren en niet Vader. Die vakkundigheid beperkte zich niet enkel tot de podiumaankleding, want ook muzikaal wisten ze meer dan te overtuigen, getuige ook mijn relaas van die avond: “Wat Skaphos hier vanavond neerzet is best indrukwekkend. De black/deathmetal met doommomentjes overdondert iedereen, maar overtuigt vooral met zijn sfeerschepping. De nummers lopen wat in elkaar over, wat het idee van een totaalconcept nog wat versterkt. Dit is zware en dus geen lichtverteerbare kost, maar de vette riffs en het grootse, imposante geluid houden het publiek wel bevredigd en alert.”
De vier heren die samen Skaphos (het Griekse woord voor “schip”, n.v.d.r.) vormen zijn afkomstig van Lyon. Geen bekende namen en ook geen noemenswaardige referenties, maar daarom is deze band zeker niet minder interessant. Sinds het ontstaan van Skaphos in 2018 is enkel de drummer vorig jaar vervangen. Een stabiele line-up dus, die met elk album het vorige weet te overtreffen; ook nu trouwens. Dit viertal speelt blackened death metal, waarbij de nadruk effectief meer op death metal dan op black metal ligt. De black metal was op de eerste releases vooral te horen in de gitaren, die wat meer duisternis en atmosfeer toevoegen aan het geheel. Dat is ook noodzakelijk voor deze muziek, aangezien de donkere en drukkende aspecten van het centrale thema – de diepzee – op die manier beter tot uiting komen. Dat de heren de diepten van de oceaan niet als een vreedzame omgeving beschouwen, blijkt dan weer vooral uit de bruutheid van het deathmetalcompartiment.

Thematisch moet je Skaphos zien als een duik in het onbekende, een reis naar de diepste krochten van de oceanen, of misschien eerder “twintigduizend mijlen onder zee”, want naast H.P. Lovecraft hebben deze heren ook inspiratie gezocht bij hun landgenoot Jules Verne. Zelf omschrijven ze hun muziek omwille van die invalshoek als “abyssale death metal”, maar met zo’n beschrijving doen ze mijns inziens toch afbreuk aan de niet te negeren blackmetalinvloeden in hun muziek. Op hun debuutalbum Bathyscaphe (uit 2020) hoor je namelijk zowel gelijkenissen met de brute en loodzware death metal van Morbid Angel en Dead Congregation als met de vlijmscherpe black/death metal van Bølzer. De Morbid Angel-invloeden zijn nog iets prominenter aanwezig op album nummer twee, Thooï (uit 2022), dat iets minder experimenteel en vooral doelgerichter in elkaar stak, en waarop de band op verschillende vlakken (productie, songwriting, balans…) een kwalitatieve stap vooruit zette.
De eerste twee albums waren thematisch met elkaar verbonden en vormden eigenlijk twee hoofdstukken van hetzelfde verhaal. Bathyscaphe vertelde het relaas van een onderzeeboot die onder water crasht en zo de abyssale godheid Thooï wekt, die dan weer het thema vormde voor album nummer twee. Volgens de band staat Cult of Uzura echter los van deze eerste twee verhalen. Samen met deze loskoppeling van het verleden hebben de heren van Skaphos daarnaast geprobeerd om alle aspecten van hun muziek (waaronder ook het artwork) naar een hoger, professioneler niveau te tillen, waarbij ze ook meer black metal- en tribaal/occulte elementen hebben proberen toevoegen. Zo zeggen ze toch zelf.
Die professionelere aanpak is eigenlijk wel onmiddellijk te horen vanaf het eerste monumentale misthoornuitbraaksel en de daaropvolgende bezwerende gezangen (daar zijn die eerste occulte geluiden al, en zoals beloofd ondersteund door tribale ritmes): het geluid is veel voller en ruimtelijker dan op de vorige twee albums (al klinkt het tegelijkertijd heel compact en solide, wat het luisteren complex maar ook inspannend maakt), en dat zorgt inderdaad voor een vakkundiger geluid. Naarmate het openingsnummer, dat dus tevens het titelnummer is, vordert, lijkt het wel alsof Skaphos deze transformatie ten volle in de verf wil zetten door van Cult of Uzura (het nummer) een visitekaartje te maken, een proof of excellence waarin de band al zijn troeven op tafel legt. In vier en een halve minuut geven/tonen de heren het beste van zichzelf: een veellagig gitaaroffensief met massieve ondertonen en vlijmscherpe boventonen, quasi uitsluitend ondersteund door ultrasnelle, diep dreunende blastbeaterupties en een woest en vooral hees brullende Stephan Petitjean, met daarachter de bezwerende incantatie “Uzura” als leidmotief. Zoals ook live al duidelijk werd: dit is behoorlijk zware kost, maar het zit zo ingenieus in elkaar dat het toch zijn evenwicht weet te bewaren.
De blackmetalelementen waarvan sprake vind ik dan weer minder makkelijk terug, behalve dan op het afsluitende All Shall Be Now Itself the Sea. Meer nog: Cult of Uzura lijkt veel vaker de brute deathmetalkaart te trekken dan op Bathyscaphe en Thooï. De nadruk ligt daarbij vooral op scherpe en loodzware staccato riffs, chaotische ritmewissels, verpletterend ratelende basdrums, omineuze leads, hondsbrutale vocale emanaties en een algemeen gevoel van verstikkende verplettering. Toepasselijk toch voor een abyssaal deathmetalfeestje…
De tribale invloeden beperken zich dan weer tot een terugkerende component die bestaat uit bongo-achtige percussie, zoals op Cult of Uzura, The Alchemist en The Offering (maar ook heel subtiel en quasi onwaarneembaar verwerkt in Abyssal Tower en Echoes of the Drowned), en de vreemde keelzang waarmee Echoes of the Drowned begint; vermoedelijk een vocale uitdrukking die de verdrinkingsdood van de tracktitel moet weerspiegelen. Alles bij elkaar vind ik de impact van deze “etnische” elementen op het album zo miniem (en soms een beetje out-of-place) dat ik de meerwaarde ervan niet geheel kan begrijpen.
Waar deze band wel in uitblinkt, is vocale veelzijdigheid. Die weelde aan stemgeluiden heeft Skaphos niet enkel te danken aan hoofdvocalist Stephan Petitjean, die over een beestachtig brute grunt beschikt, maar ook aan guitarist Jeremy Tronyo en bassist Theo Langlois, die beiden hun vocale duit in het zakje doen. Hun gezamenlijke bijdrage creëert een bijzonder imposant en gevarieerd, “rijk” stemgeluid. Zo wordt er vaak moeiteloos geschakeld tussen zware, hese grunts en lekker gemene, vochtige screams. Hier en daar worden ook enkele opvallende, verrassende vocale momenten ingelast, zoals de hoge gil op Mad Man and the Sea, een langgerekte schreeuw op The Offering en op All Shall Be Now Itself the Sea en de merkwaardige hese, barse, kelige uitroepen bij het begin van One Eyed Terror, een nummer met een bijzonder lekkere flow trouwens. Het zijn stuk voor stuk aanknopingspunten voor de luisteraar, zodat die makkelijker doorheen de nummers kan laveren (jaja, de zeemansterm is opzettelijk).
Cult of Uzura is een plaat vol brute death metal van behoorlijk epische proporties, maar met een zwartgeblakerd randje. Tussen al dat geweld door zorgen de aanspoelende golven en het akoestische gitaargetokkel van Of Shores and Dripping Souls voor een welkome verademing. Diezelfde akoestische ontkoppeling horen we trouwens ook terug op het afsluitende All Shall Be Now Itself the Sea (wat een vreemde titel trouwens…). Dergelijke rustmomenten zijn echt wel nodig, want Cult of Uzura is een verdomd stevige plaat. Gelukkig wordt er ook op andere momenten regelmatig gas teruggenomen en zorgt Skaphos voor de nodige afwisseling middels enkele forse tempowissels, zoals op One Eyed Terror en The Servant. Af en toe krijgen we zelfs wat meer melodische, mid-tempo passages te horen, zoals bij het begin van Echoes of the Drowned en The Offering, en ook de dramatische orgelklanken op One Eyed Terror dragen bij tot een plaat vol verrassingen en muzikale schakeringen. In die context ontpopt The Alchemist zich dan weer tot één van de meest gevarieerde nummers op dit album, door lompe riffs af te wisselen met wat meer groove in het gitaarwerk. Door al deze vernuftige ingrepen blijft Cult of Uzura ondanks de harde, venijnige emoties toch doorlopend behapbaar voor de luisteraar.
Dat de nummers ondanks een veel ruimtelijker productie toch behoorlijk massief aanvoelen, heeft alles te maken met hun speelduur. Op een kleine vijftig minuten krijgen we namelijk zo maar liefst dertien tracks aangeboden. Dat resulteert dan vooral in korte, sterk gecondenseerde nummers waarbij de nadruk, ondanks alle creatieve intenties, toch vooral ligt op massieve bruutheid.
Wie niet terugdeinst van brute, verstikkende death metal met veel energie (en gelukkig ook met voldoende afwisseling), zal aan Skaphos’ derde plaat veel plezier beleven, al is dit zeker een harde, slopende noot om te kraken. Wie zijn death metal echter liever verorbert met een blackmetalsausje zal het dan weer wat moeilijker hebben om aan zijn trekken te komen. Desalniettemin is er voldoende te beleven op dit album en alles bij elkaar is Cult of Uzura een heel solide release die je zeker moet gehoord hebben.
Ik eindig toch met een puntje van kritiek. Door de meer professionele (lees, minder rauwe) productie en de nadruk op impact en beestachtige razernij boet Cult of Uzura dan weer wel wat aan sfeer in vind ik, vooral omdat ik daardoor het centrale thema te weinig aan bod hoor komen in de nummers. Wie de duisternis en drukkende omklemming van de diepzee wat tastbaarder wil kunnen voelen/horen, verwijs ik graag door naar de black metal van het Belgische Lhaäd, dat dit jaar ook zijn derde album uitbracht.

Score:
77/100
Label:
Transcending Obscurity Records, 2025
Tracklisting:
- Cult of Uzura
- One Eyed Terror
- Mad Man and the Sea
- Hypoxia
- Abyssal Tower
- Echoes of the Drowned
- Of Shores and Dripping Souls
- Skaphism
- The Servant
- The Alchemist
- The Offering
- Diluvian Sentence
- All Shall Be Now Itself the Sea
Line-up:
- Stephan Petitjean – Stem, gitaar
- Jeremy Tronyo – Gitaar, stem (backing)
- Theo Langlois – Basgitaar, stem (backing)
- Nathan Faure – Drums
Links: