Een leven bewaren

Het eerste wat opvalt als je Het privédomein van mijn vader doorbladert, is de inhoudsopgave aan het eind. Schrijver Djoeke Veeninga koos ervoor om elke hoofdstuktitel te beginnen met het lidwoord ‘de’, zodat je hoofdstukken krijgt als de kwekeling, de verloofde, de criticus, de haastige, de perschef, de clown, de vrijmoedige, de onaanraakbare et cetera. Dat lijkt voor je gaat lezen wat gekunsteld of onhandig, maar blijkt uiteindelijk toch te werken: eenenveertig hoofdstukken, eenenveertig miniportretten van een vader die in 1966 door een verkeersongeluk om het leven kwam.

Djoeke Veeninga (1953) is geen onbekende naam. Ze is schrijver, journalist en documentairemaker, bekend ook van radioprogramma’s. Op NPO-Start kun je nog de documentaireserie Revolutie in Indonesië  van haar terugzien, een portret van schrijver David van Reybrouck die aan de hand van zijn boek Revolusi de laatste getuigen van de dekolonisatie van Indonesië opzoekt.

Geëngageerd is het woord dat bij mij opkomt als ik haar levensloop op internet bekijk. Een dochter van haar vader, zo blijkt als je Het privédomein van mijn vader nauwgezet leest. Johan Veeninga (1915-1966) groeide op in een arbeidersmilieu, weigerde dienst, werd gevangen gezet in Veenhuizen en ontwikkelde zich van onderwijzer tot (eind jaren vijftig) adjunct-directeur van De Arbeiderspers. In die laatste functie stond hij aan de wieg van de reeks Privé-domein en hielp hij bijvoorbeeld de Franse schrijver Paul Léautaud aan een Nederlands lezerspubliek.

Zie hier de verwijzing in de titel van deze biografie. Johan Veeninga kwam met het idee voor deze reeks, benaderde vormgever Kees Kelfkens en zo ontstond een serie die nog altijd springlevend is (dit jaar verschenen nog titels van Gerbrand Bakker en Koos van Zomeren). Dat fatale ongeluk zorgde ervoor dat hij wegbereider voor de reeks kon zijn, maar niet kon meemaken hoe groots Privé-domein in literair Nederland werd. Zijn naam verdween naar de achtergrond. Djoeke Veeninga houdt zich in, maar eigenlijk vindt ze dat haar vader hiervoor te weinig credits heeft gekregen en dat Martin Ros, die uiteindelijk het gezicht van de reeks werd, de eer te veel naar zichzelf heeft toegetrokken:

Wellicht door enthousiasme verblind en ook door een gebrek aan bescheidenheid liet hij zich er keer op keer op voorstaan dat de serie zijn geesteskind was. Wie weet veroorzaakte de ‘plotselinge, afschuwelijke, ongehoorde’ dood van mijn vader kortsluiting, zodat hij groter werd dan zichzelf en zijn baas vergat.

Toch is Het privédomein van mijn vader geen boek dat eerherstel voorop stelt. Het is ook geen geschiedenis van De Arbeiderspers, al zullen hedendaagse uitgevers en auteurs verbaasd zijn over de hoge oplages die er in de jaren zestig werden gedrukt, 200.000 exemplaren van een AP omnibus – kom er nu maar eens om. Door de wijze waarop Veeninga bronnen zoekt en gebruikt past Het privédomein van mijn vader in de traditie van de microgeschiedenis, een vorm van geschiedschrijving met de focus op het alledaagse en persoonlijke leven. Historici als Natalie Zemon Davis of Carlo Ginzburg zijn er grootmeesters in. De extra dimensie in dit geval is uiteraard dat het niet gaat om personen uit een ver verleden, maar om haar eigen vader. Wie was hij? Wat deed hij precies in de tijd voor haar geboorte? Je merkt het bij het lezen. Er is rouw, plaatsvervangende schaamte of ongemak (bij het lezen van de liefdesbrieven) en een wens om het leven van haar vader te begrijpen én te bewaren: hij is gezien, hij is niet onopgemerkt gebleven.

Het fijne van de werkwijze die Veeninga bij haar zoektocht hanteert is dat elke bron, geschreven of beeld, wordt getoond aan de lezer. Eerst zijn er uitsluitend foto’s. Veeninga als kwekeling: ‘Een grote hal en een fors bord waarop in hoofdletters verboden te roken staat. Ik herken hem meteen, in zijn witte trui met dat korte zwarte dasje, in het midden op de eerste rij. Met een stuk of veertig jongens en meisjes om hem heen.’ Dan de brieven, de bladen waarvoor hij schreef. Zo is Veeninga actief geweest bij De Nederlandsche Bond van Abstinent-Studeerenden (N.B.A.S). Hier werd hij gesterkt in zijn antimilitaristische overtuiging die uiteindelijk tot gevangenschap leidde. En hem waarschijnlijk ook het leven redde tijdens de Duitse inval in mei 1940. Veeninga zat zijn gevangenistijd uit, kwam vrij in een bezet Nederland en kon als onderwijzer aan de slag op de Montessorischool in Haarlem. Een plek die vrij kwam omdat ene Heleen den Dulk ontslag moest nemen omdat ze ging trouwen.

Voor mij zit de waarde van dit boek vooral in de hoofdstukken over de jaren dertig en veertig. Natuurlijk is het moment dat Veeninga in de literaire wereld een rol gaat spelen, contact heeft met Harry Mulisch, wiens manuscript hij kwijtraakt, Ab Visser en Louis Paul Boon, onderhoudend, maar het sterkst is het boek als je Veeninga leert kennen in zijn ontwikkeling als mens, als actief voorzitter van een jeugdbeweging, als dienstweigeraar, als zoekende jongeman naar de juiste vrouw aan zijn zijde.

Veeninga werd nooit directeur van De Arbeiderspers. Misschien sterkte dat hem in zijn overtuiging dat zijn loopbaan een fiasco was geweest, tot verbazing van zijn dochter die terecht schrijft:

Ik dacht juist: wat heeft hij een bijzondere loopbaan gehad. Dat kleine mannetje met zijn flaporen (…), dat als eerste in de familie ging doorleren – en uitgerekend in de jaren dertig en veertig volwassen moet worden, en toch zijn weg vindt naar waar hij wil zijn: tussen de boeken, bezig met taal.

En ik zie verwantschap. Veeninga verhuist met zijn gezin naar Amsterdam en krijgt als onderwijzer een woning aangeboden via de Amsterdamse Coöperatieve Onderwijzers-Bouwvereniging (acob). Een woningbouwvereniging die mij begin jaren negentig ook een eerste woning in Amsterdam bezorgde, en die nu helemaal verdwenen is. Mensen kijken je ongelovig aan dat er eens zo’n woningbouwvereniging exclusief voor onderwijzers en leraren bestond. Dan is de kloof tussen de jaren vijftig en negentig minder groot dan die tussen de jaren negentig en nu.

Eric de Rooij

Djoeke Veeninga – Het privédomein van mijn vader. Magonia, Utrecht. 246 blz. € 24,95.