Heeft de jury van de Libris Geschiedenis Prijs een hekel aan goed geschreven boeken? Die gedachte kwam even bij mij op toen in september bekend werd welke vijf boeken er op de shortlist stonden voor de prijs, waarvan de winnaar zondag 26 oktober bekendgemaakt wordt.
Begin deze zomer was er al een longlist van tien boeken. Dat wordt spannend, dacht ik: zou Geert Mak winnen of Piet de Rooy? Twee ervaren schrijvers met een rijk oeuvre, waar ze dit jaar nog maar eens een nieuw hoogtepunt aan toevoegden. Mak schreef Wisselwachter, een verrassend actueel boek waarin hij aan de hand van hoofdpersoon Harry Hopkins, rechterhand van de Amerikaanse president Roosevelt, het ontstaan van de naoorlogse wereldorde beschrijft. Piet de Rooy boog zich in De tijd, de waarheid en de geschiedenis op een uiterst onderhoudende manier over de vraag: wat is dat eigenlijk, geschiedenis? Twee totaal verschillende boeken, maar wat ze gemeen hebben is dat ze jaloersmakend goed geschreven zijn.
Ze bleken nog iets gemeen te hebben: geen van beide haalde de shortlist.
Het deed me denken aan een meditatieles. De zenmeester zette vijf kopjes in het midden van de kring van tien mensen. Een grote effen blauwe kop, een effen rood kopje met schotel, en drie mokken met verschillende motieven. Vervolgens moest iedereen één voor één zeggen welke hij het mooist vond en welke het lelijkst. Wat bleek? Elk kopje werd wel door iemand het mooist of het lelijkst genoemd. De les: wat je ziet, zegt soms meer over jezelf dan over dat wat je ziet.
Enige bescheidenheid is kortom op zijn plaats.
Als recensent neem je altijd jezelf mee, met je eigen perceptie, smaak en voorkeuren. Voor de leden van een jury zal dat niet anders zijn. Toch is er, als het over boeken gaat, meestal wel iets van een consensus onder geoefende lezers. Het komt niet vaak voor dat een boek in NRC wordt bejubeld en in de Volkskrant met de grond gelijk gemaakt. Zeker niet als het gaat over geschiedenisboeken. De afgelopen jaren waren het steeds ook mijn favorieten die de Libris Geschiedenis Prijs wonnen, dus ik dacht dat ik er wel gevoel voor had.
Tijd om dat gevoel te onderzoeken. Wat is dat eigenlijk, een goed geschiedenisboek?
Wat en hoe
Bij non-fictie gaat het, misschien meer dan bij literatuur, om de inhoud van een boek. Vertelt de auteur een interessant, nieuw verhaal? Daarom eerst iets over het wat.
Wat hebben de auteurs die de shortlist van de Libris Geschiedenisprijs haalden te vertellen? Een hoop, zo blijkt, samen overspannen ze een periode van de late middeleeuwen tot nu.

Arianne Baggerman: De storm die wij vooruitgang noemen. Tijd, tempoversnelling en de transformatie van Nederland in egodocumenten 1750-2000. Panchaud, 592 blz. € 34,90
In Dievenland beschrijft Janna Coomans het dagelijks leven in de Lage Landen, met een nadruk op de periode 1450-1550. Ze doet dat aan de hand van bekentenissen van dieven. Die werpen een zeldzame blik op de spullen die belangrijk waren voor late middeleeuwers en daarmee op hun onderlinge verhoudingen en het dagelijks leven. Sieraden werden zelden gestolen, kleding des te meer. Wie aan de doodstraf wilde ontsnappen – de straffen voor diefstal waren niet mals – had vrienden nodig, mensen met ‘goede faem’ die het voor hem wilden opnemen.
In De storm die wij vooruitgang noemen richt Arianne Baggerman zich ook op een brede laag in de samenleving. Op basis van egodocumenten – dagboeken, memoires, brieven – laat ze zien hoe het tijdsbesef van mensen veranderde vanaf het einde van de achttiende eeuw. Vooral door de Industriële Revolutie ontstond het gevoel dat de tijd steeds sneller ging. ‘Toen’ en ‘nu’ werden in dagboeken een steeds belangrijker thema. Ook ontstond er zoiets als nostalgie, het met weemoed terugkijken op wat is geweest.
Een ander soort breukvlak beschrijft Erik de Lange in De laatste dagen van Barbarije. Zijn boek gaat over de kaapvaart op de Middellandse zee. Dat roept associaties op met piraten, maar kaapvaart was eeuwenlang een gewone manier van oorlog voeren. Ook Michiel de Ruyter deed er aan in zijn strijd tegen de Spanjaarden. Maar aan het begin van de negentiende eeuw waren Europeanen het zat dat heersers in Algiers, Tunis en Tripoli zich nog van deze praktijken bedienden. En Nederlanders speelden een belangrijke rol in het bestrijden van de kaapvaart.
De periode die Stephan Steinmetz behandelt in De tien van Den Haag beslaat slechts vijf jaar, maar heeft wel enorme impact gehad. Toen Nederland in mei werd bezet door de nazi’s en de regering in het kielzog van koningin Wilhelmina de wijk nam naar Londen, besloten de secretarissen-generaal, de hoogste ambtenaren van de ministeries, op hun post te blijven. Steinmetz laat zien hoe ze probeerden het goede te doen, maar steeds meer gingen meedenken met de nazi’s. In september 1940 hadden ze nog bedenkingen bij het verbod voor Joden om als ambtenaar te werken. In mei 1941, toen het Joden verboden werd een park te betreden, discussieerden ze over de vraag wat dat was, een park. „Een strook ‘toevallig’ groen waar mensen graag komen? Of een lap groen die is aangelegd om mensen tot een wandeling te verleiden?”
Voor Het Verdriet van Tilburg ten slotte zocht Maarten van Riel het dichtbij huis. Hij is geboren in de stad, zijn grootvader werkte er in de textielindustrie. Die industrie, en de zelfmoord van zijn opa, vormen samen de rode draad in zijn boek. Daarvoor worstelde hij zich onder meer door het archief van de Tilburgse recherche in de jaren zeventig. Hij komt er suïcides in tegen, maar vooral veel diefstallen, variërend van „een hardstenen Madonnabeeldje” tot „een in natuurlijke kleuren uitgevoerde rubberen kunstvagina ter waarde van 95 gulden”.
Een fijn begin
De smaak van koffie verandert niet als je die in een ander kopje schenkt. De inhoud, het wat, is bij het drinken van koffie het belangrijkste. Maar bij boeken doet de vorm, het hoe, er ook toe.
Bij een roman zijn vorm en inhoud vaak met elkaar verweven. Maar ook de auteur van een non-fictie boek kan literaire stijlmiddelen inzetten om zijn verhaal te vertellen. Anekdotes, dialogen, persoonlijke terzijdes, reportage-elementen, ritmewisselingen, overpeinzingen, tot de verbeelding sprekende details, cliffhangers. Dat alles ten dienste van een spanningsboog, die je als lezer nieuwsgierig maakt en uitnodigt om verder te lezen.
De inhoud is bij het drinken van koffie het belangrijkste. Maar bij boeken doet de vorm, het hoe, er ook toe

Erik de Lange: De laatste dagen van Barbarije. Hoe piraterij verdween van de Middellandse zee. Prometheus, 304 blz. € 24,99
Van de vijf boeken op de shortlist hebben er twee een duidelijke spanningsboog. Aan het begin van De laatste dagen van Barbarije zit je als lezer met een Vlaardingse kapitein, Gerrit Metzon, op zijn schip De Twee Gebroeders als dat in de buurt van Portugal op de Atlantische Oceaan wordt overmeesterd door Algerijnse kapers. In de loop van het boek zullen we Metzon regelmatig tegenkomen. In een gevangenis in Algiers, waar hij zware arbeid moet verrichten. Als er oorlogsschepen met Nederlandse vlag aan de horizon verschijnen, en hij mag hopen op een bevrijding. En in Den Helder, waar hij na jaren van gevangenschap weer voet op Nederlandse bodem zet. Op eenzelfde manier gebruikt Erik de Lange de Nederlandse diplomatenvrouw Fransje van Breugel. Tijdens een tochtje door de binnenlanden van het huidige Libië hoort ze geruchten over Ottomaans geweld tegen christenen. Ze grijpt de teugels van haar paard en gaat in galop terug naar de stad, Tripoli. Toch is De laatste dagen van Barbarije meer dan een aaneenrijging van spannende anekdotes. De auteur vertelt ook een serieus geopolitiek verhaal: de bestrijding van de kaapvaart op de Middellandse zee vormde het startsein voor een nieuwe vorm van imperialisme in Afrika.

Stephan Steinmetz: De tien van Den Haag. Topambtenaren tijdens de bezetting. Boom, 272 blz. € 29,90
Op vergelijkbare manier laat Stephan Steinmetz je in De tien van Den Haag meeleven met zijn hoofdpersonen, de topambtenaren die tijdens de Tweede Wereldoorlog leiding gaven aan ministeries. Het eerste hoofdstuk begint zo: „Op de bovenwoning van het jonge gezin Heusdens brandde laat op avond nog licht. De buren waren allang naar bed, in het Haagse Bezuidenhout was de rust neergedaald.” Dat is een fijn begin: als lezer ben je meteen ergens. Jan Heusdens was een jurist op het ministerie van Binnenlandse zaken. Kort voor de Duitse inval had hij de opdracht gekregen een richtlijn te herzien waarin stond wat ambtenaren tijdens een bezetting moesten doen. Nadat Jan Heusdens het licht uit heeft gedaan, neemt Stephan Steinmetz de lezer mee langs een aantal andere hoofdrolspelers in Den Haag die ook nog aan het werk zijn.
De tien ambtenaren die aan het begin van de bezetting op hun post bleven, zien zich tijdens de vijf jaar die daarop volgen één voor één genoodzaakt hun functie neer te leggen. Steinmetz markeert het vertrek van elke ambtenaar met een variant op een steeds terugkerend zinnetje: „En toen waren er nog negen”, „En toen waren er nog acht”, etc. Zo simpel kan het soms zijn een spanningsboog aan te brengen. Voor zijn boek ontving Steinmetz de PrinsjesBoekenprijs.

Maarten van Riel: Het verdriet van Tilburg. Een persoonlijke geschiedenis. Thomas Rap, 416 blz. € 26,99
Het verdriet van Tilburg heeft een originele vorm. Het bestaat uit 103 korte, genummerde hoofdstukken, met titels als Naar het archief (deel 1), De politiedagboeken en Het uitgestelde telefoontje. Soms denk je: interessant. Bijvoorbeeld als je leest over de meer dan 1.500 Mariabeeltenissen in de stad (de Hemelse Moeder zou tijdens de oorlog bescherming hebben geboden tegen bombardementen). Of over het boetesysteem in een textielfabriek aan het begin van de vorige eeuw (een rijksdaalder voor roken op het toilet, twee cent voor lachen of omkijken tijdens het werk). Maar het boek is wel erg fragmentarisch. In een van de eerste hoofdstukken vertelt de auteur kort hoe hij als kind te horen krijgt dat zijn grootvader, een voormalig textielarbeider, zelfmoord had gepleegd. Het zet hem ertoe aan in de geschiedenis van zijn stad en de textielindustrie te duiken. „Is er in Tilburg een causaal verband tussen suïcide en de ondergang van de textielindustrie?” vraagt hij zich af. Een bevredigend antwoord vindt hij niet. Ondertussen leeft hij zich uit in persoonlijke terzijdes. „De kinderen zijn naar school en ik drink koffie aan de keukentafel”, begint hoofdstuk 29 (Archiefonderzoek). „Over een uurtje gaat het archief open en ik merk dat ik nerveus begin te worden.” Ruim vierhonderd pagina’s telt Het verdriet van Tilburg, naar mijn smaak wat te veel.
Ook Dievenland van Janna Coomans (genomineerd voor de Boekenbon Literatuurprijs) en De storm die wij vooruitgang noemen van Arianne Baggerman zijn stevige boeken, ze tellen 344 respectievelijk 592 bladzijden. Het kan niet anders of de jury moet deze auteurs hebben willen belonen voor hun originele onderwerpskeuze én het monnikenwerk dat zij hebben verricht. Coomans probeert een beeld te schetsen van het dagelijks leven van gewone mensen in de late middeleeuwen, een nobel streven want vaak gaat de aandacht in die periode uit naar alleen de bovenlaag van de maatschappij. Ze laat mooi zien dat er flink wat mobiliteit was. En dat xenofobie, de angst voor de ander, niet iets is van de negentiende of twintigste eeuw.

Janna Coomans: Dievenland. Overleven in de middeleeuwen.De Bezige Bij, 344 blz. € 27,99
Origineel is ook het idee van Baggerman om zich door een enorme hoeveelheid egodocumenten te werken, van bekende én onbekende mensen. Het levert soms prachtige passages op, waarin in enkele zinnen een heel tijdsbeeld wordt opgeroepen. Bijvoorbeeld over de negentiende-eeuwse boekhandelaar Willem van Heusden, die zich het moment herinnert waarop hoepelrokken in de mode kwamen. „Hij moest de winkeldeuren van zijn boekhandel verbreden.” De Schiedamse behanger Johan Töns dacht als kind dat vrouwen geen benen hadden: „Ze bleven altijd staan door die lange rokken.”
Onvergetelijk zijn de beschrijvingen van Zaandammer Lambertus van Calcar die Baggerman heeft opgediept. Door verlamming was Van Calcar 27 jaar aan huis gekluisterd. In 1895 krijgt hij de kans een tochtje te maken op een jacht. Stomverbaasd kijkt hij om zich heen, de wereld zoals hij die kende bestaat niet meer. „Het schijnt alsof hier en daar een regen van nieuwe, mooie en grote woonhuizen en pakhuizen nederviel.”
Maar zoals je ook goede koffie niet met sloten tegelijk moet drinken: meer is niet altijd beter. Baggerman heeft zoveel moois gevonden dat ze soms niet lijkt te kunnen kiezen, bijvoorbeeld wanneer de trein zijn intrede doet en ze vijftien mensen laat zeggen wat een indrukwekkend gevaarte dat is.
Een eindje meelopen
Zowel bij Coomans als bij Baggerman had ik soms het gevoel dat ik de hoofdstukken ook in een andere volgorde had kunnen lezen. Baggerman zegt dat zelfs letterlijk in haar inleiding, in navolging van de dagboekschrijvers die hun lezers vragen ‘een eindje met hen mee te lopen’. „‘Een eindje’ meelopen, niet per se het hele eind en de routes mogen ook kriskras door elkaar worden gelopen. Het boek is zo geschreven dat de hoofdstukken los van elkaar kunnen worden gelezen en in een zelfgekozen volgorde.”
Dat is een wat beperkte ambitie. Ik wil niet dat een schrijver mij uitnodigt tot een stukje wandelen. Ik wil dat hij of zij mij meeneemt op reis. Een goed geschiedenisboek lezen, is alsof je in een tijdmachine stapt en voor langere tijd op een andere plaats in een andere tijd terechtkomt.
Wisselwachter van Geert Mak gaf mij dat gevoel. Het was alsof ik dagenlang mocht ronddwalen in het Witte Huis. Ik zag hoe de Britse premier Churchill tijdens een verblijf in 1942 een bende maakte van zijn logeerkamer, hoe de voormalige secretaresse van Franklin Roosevelt door de kier van een deur opmerkte dat die zat te flirten met een Noorse prinses, en hoe zijn maîtresse zich na het overlijden van de Amerikaanse president snel uit de voeten maakte voordat de wettige echtgenote arriveerde. In de maanden nadat ik het boek las bepaalde dat mede mijn blik op het dagelijkse nieuws over Oekraïne, Trump en Zelensky.
Want dat is een kwaliteit die nog onbenoemd bleef: over een goed geschiedenisboek blijf je nadenken. Het is geen koffie, maar een Schotse whisky: je kunt ook genieten van de nasmaak. Piet de Rooy slaagt wat dat betreft voortreffelijk. Hij behandelt een veelheid aan onderwerpen, met ingetogen humor, en zoemt ook in op bekende en minder bekende personen die daardoor tot leven komen.
Op de eerste bladzijde van zijn boek staat De Rooy voor een schilderij van Francisco Goya (1746-1828): De Waarheid, de Tijd en de Geschiedenis. Daarop zijn drie figuren afgebeeld. Een oude man met zandloper symboliseert de tijd. Naast hem een ernstig kijkende vrouw, vol in het licht: de waarheid. En op de voorgrond een andere vrouw die een boek aan het schrijven is: de geschiedenis.
In het eerste deel van zijn boek, De tijd, vertelt De Rooy onder meer over vroege klokken en kalenders. Maar het interessantst, in dit verband, is deel drie, De geschiedenis. Daarvoor gaat De Rooy te rade bij klassieke auteurs van Herodotus tot Hegel en van Marx tot Huizinga. Ik vat het te kort samen, maar toen ik het uit had dacht ik toch vooral: de geschiedenis kent geen natuurwetten. Het is een goed verteld, overtuigend verhaal, dat mensen maken van het verleden. Een verhaal met een begin en een einde.
Er zitten een paar prima verhalenvertellers onder de genomineerden voor de Libris Geschiedenis Prijs. Maar toen ik al hun boeken had gelezen, begreep ik nog steeds niet waarom Geert Mak en Piet de Rooy zondag geen kans maken. Het is dat ik er niet van hou, anders zou ik zeggen: deze twee boeken zijn als Irish coffee, uit een prachtig glas. De jury denkt er anders over, daarom durf ik niet te voorspellen wie er zondag met 20.000 euro naar huis gaat.
Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl.
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.