Ashnikko is zo subtiel als een sloophamer
HYPERPOP
Ashnikko
Smoochies
Subtiliteit is niet besteed aan de 29-jarige Ashton Nicole Casey. Op haar tweede album rapt en zingt de Amerikaanse over hoe ze op het gezicht van de dj wil zitten tot ze de beat door haar vagina voelt, of dat ze zoekt naar een onderdanige sekspartner. Zoals ze het zelf samenvat: “I’m a bitch in heat, in the desert, with a thirst.”
In het universum van Ashnikko is alles grotesker en uitzinniger: ze schetst beelden waarvan de verzadigingsfilter helemaal naar rechts is gesleept, tot de kleuren overdreven intens worden. Muzikaal leunde haar vorige album, Weedkiller, soms aan bij metal- en industrialgeluiden, maar nu schemert er r&b uit de jaren 2000, een flard ‘Hollaback girl’ en brat-achtige Eurodance tussendoor, alsof er een dystopische disco gebouwd is op de smeulende ruïnes van de apocalyps.
Als u die laatste zin “een beetje overdreven” vindt: daar hebben we alle begrip voor. Maar dan gaat u best ook in een wijde boog om dit album heen: Smoochies is zo verfijnd als een sloophamer, maar slaat de nagel wel op de kop. (ndl)
The Lemonheads smaken opnieuw naar meer
ROCK
The Lemonheads
Love chant
“Never forever is a long time”, trapt Evan Dando zijn nieuwe album met The Lemonheads af. Voor fans van de Amerikaanse powerpopband leek het wachten vast eeuwig, twintig jaar duurde het voor er nog eens nieuwe songs uit de pen van de voormalige rockgod rolden.
Dando zet hiermee jaren van hobbelige relaties en hardnekkige verslavingen opzij. Zijn droeve hondenogen en getaande bariton contrasteren mooi met de speelse melodieën en catchy hooks die hij achteloos in het rond strooit. We horen een songschrijver in zijn sas: knapperige gitaarriffs, morsige drums, bitterzoete blik.
‘Deep end’ en ‘In the margin’ vonken als in de hoogdagen van begin jaren 90, toen Dando en co. de loodzware grunge een prettig tegengewicht boden. De zanger kent zijn pappenheimers. ‘Wild thing’ injecteert een shot punk op het origineel van The Troggs, ‘Roky’ is een eresaluut aan sixtiesoutsider Roky Erickson. “It’s a gas, it’s a trip/ And I just renewed my membership”, klinkt het. Blij dat Dando terug is. (tzh)
Stavroz: prachtig gepolijste achtergrondmuziek
ELEKTRONICA
Stavroz
Take a seat
Stavroz brak door in de elektronische scene met hun liveaanpak en is een van de zeldzame Belgische bands die internationaal populairder is dan in eigen land. Take a seat is pas hun tweede album, maar het Oost-Vlaamse viertal bereikt een indrukwekkende hoeveelheid luisteraars via streamingdiensten, waar hun jazztronica gretig wordt opgepikt in afspeellijsten die wereldwijd zachtjes op de achtergrond weerklinken.
Ook Take a seat blijft hoofdzakelijk achtergrondmuziek – en het lijkt alsof de band dat bewust zo houdt. De beats zijn loom, de accenten subtiel. Gitarist Maxim Helincks en saxofonist Pieter De Meester treden zelden op de voorgrond, al kleuren ze de tweede helft met iets meer karakter. Sporadisch duiken er vocals op, met een opvallende gastrol voor Australiër Ry X in ‘Lilac’. Slechts enkele nummers grijpen echt de aandacht. Het vakmanschap van de muzikanten levert een prachtig gepolijste plaat op, al zou Stavroz voor de verandering de beats per minute eens mogen opdrijven om ook ons hart sneller te doen slaan. (mg)
Madison Cunningham: een delicieuze suite georkestreerde pijnsongs
CHANSON
Madison Cunningham
Ace
“I never could explain myself/ The hurt that I feel/ The hurt that I cause”: Madison Cunningham gaat diép op haar vierde album. Ze heeft haar gitaar aan de kant gezet, haar echtgenoot buiten gewerkt, en van achter haar piano legt ze alle emoties bloot die haar overspoelden. Ze tekenen de neergang van een samenzijn, de overgang naar een nieuwe fase, en zelfkritiek die afwisselt met boosheid over anderen.
De muzikale aanpak is heel bewust ouderwets, omdat Cunningham haar emoties wil laten vertolken door een klassiek instrumentarium. Ze heeft er enkele goeie arrangeurs bij gehaald, die de vaak onverwachte akkoordenwissels begrijpen. In ‘Wake’, met Robin Pecknold (Fleet Foxes), zitten meerdere bewegingen en erg verfijnd gitaarspel. ‘Break the jaw’ is bijna funky, en zo scherp: “I put my weight in your arms and you let me fall right through”. Dit lange, heel gevarieerde en rijke album is een groeier om lief te hebben, en wordt terecht vergeleken met Joni Mitchells Blue. Te zien in de Roma te Antwerpen op 27 februari. (vpb)
RVB Quartet: een vijfde geboorte met veel energie
JAZZ
RVB Quartet
Hamabiwa
Op het derde album van haar RVB Quartet kiest Rebekka Van Bockstal voor een forser geluid. Dat hoor je al in het openingsnummer, met die rockgetinte sound van de gitariste uit Lier – en meteen een sterke solo. Otto Kint speelt dit keer enkel elektrische bas, wat de band een vollere klank geeft, zelfs in het rustige ‘‘Sleep’ song’. Maar met een prominente rol voor de saxofoon van Elias Storme blijft het jazzgehalte van het RVB Quartet hoog. Luister eens naar ‘Virtual/real’, het ruigste nummer van dit album, en je hoort dat ook Storme van aanpakken weet. Storme kleurt de muziek soms bij met synthesizers – ja, dit is echt wel een jazzrockalbum.
Van Bockstal maakt ook als componiste indruk: ze pende alle nummers en sommige melodieën blijven meteen hangen. Dat ze de Amerikaanse orkestleider Maria Schneider als inspiratiebron noemt, hoeft niet te verbazen. De albumtitel Hamabiwa is gevormd met telkens twee letters van de eerstgeborene van de vier groepsleden. Met dit album viert de band een vijfde geboorte, en het is er een om trots op te zijn. (pdb)