ANP

NOS Sport•vandaag, 20:58

Met de verkiezingen voor de Tweede Kamer in aantocht, maakt de Nederlandse sportwereld zich grote zorgen over het gebrek aan urgentie op het gebied van sport en bewegen bij de politieke partijen.

Sport en bewegen zouden veel meer meegenomen moeten worden in de bestrijding van allerlei problemen in de samenleving, zo klinkt het.

“Welke coalitie er ook komt, het onderwerp sport en bewegen moet op de bovenste stapel meegenomen worden na de verkiezingen”, zegt Tom van ’t Hek.

“Sport en bewegen moeten integreren in belangrijke beleidsvelden zoals onderwijs, zorg, ruimtelijke ordening. Er moet een groot plan komen, wat sport en bewegen leveren de samenleving op lange termijn veel op.”

De oud-hockeycoach is voorzitter van de Nederlandse Sportraad (NLsportraad), een onafhankelijk orgaan dat kabinet en parlement adviseert over sport in de samenleving.

Niet op waarde geschat

Van ’t Hek vindt het jammer dat de politiek de rol van sport en bewegen nog niet echt op waarde weet te schatten. Er liggen in zijn ogen grote kansen. “Of het nou defensie is, of onderwijs, of gezondheidszorg of werkgevers; het onderwerp sport en bewegen keert steeds terug in allerlei gesprekken”, zegt hij.

‘Politieke partijen tonen weinig interesse in sport en bewegen’

“Met de bewegingsarmoede die we nu zien in onze samenleving en bij onze jeugd, de toenemende problemen in die sector: de urgentie is groot. Sport en bewegen kunnen een belangrijke rol spelen om dat tegen te gaan, maar dan moet je het echt integreren in die thema’s”, geeft Van ’t Hek de politici mee. “We hebben een buitengewoon zorgelijke situatie.”

Van ’t Hek heeft de verkiezingsprogramma’s van de diverse politieke partijen goed bekeken en constateert dat de sportwereld er bekaaid vanaf komt. “Sport en bewegen zijn dingen waar iedereen vóór is, niemand is er tegen. Het is een fijn onderwerp om over te praten, maar geen onderwerp dat hoog op de politieke agenda staat.”

Algemeenheden

Waar politieke partijen in hun programma’s amper met concrete sportplannen voor de dag komen en meestal in algemeenheden blijven steken, zijn ze zeker wel trots op de prestaties van Nederlandse topsporters bij titelevenementen, zoals bijvoorbeeld de Olympische Spelen.

Successen worden uitgebreid door de politiek meegevierd. “Ik zie echter dat er voor sport gewoon heel weinig aandacht is”, luidt de nuchtere conclusie van Van ’t Hek aan de vooravond van de verkiezingen.

Voormalig toproeister Inge Janssen komt tot dezelfde conclusie als Van ’t Hek. Janssen, voorzitter van de Nederlandse atletencommissie van sportkoepel NOC*NSF, mist bij de politieke partijen een concrete visie op (top)sportgebied.

“Sport is essentieel voor een gezonde samenleving. Topsport en breedtesport zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ik mis echter een visie op het belang van sport en topsport in de samenleving. En daarbij de durf om daar ook geld in te investeren. Sport en succes gaan niet vanzelf”, legt ze uit.

ANPPremier Dick Schoof is in 2024 getuige van het olympisch goud van Sifan Hassan op de marathon in Parijs

“Ik denk dat sport altijd een thema is dat we heel belangrijk vinden, maar in het politieke debat ondersneeuwt”, zegt Janssen. “Dat is zonde, want ik denk dat we heel veel baat hebben bij investeren in de sport.”

Directeur topsport André Cats van NOC*NSF zei na de successen van de Olympische Spelen in Parijs (2024) dat er 20 miljoen euro nodig was om de Nederlandse topsport op dat niveau te behouden en te versterken.

“Dat klinkt als veel geld, het is ook veel geld, maar op een rijksbegroting is het peanuts”, aldus Janssen. “We hebben in Nederland een zeer effectief en efficiënt topsportprogramma, maar er is extra geld nodig om te blijven presteren en de positie van de Nederlandse topsporter structureel te verbeteren.”

Weerbare samenleving

Van ’t Hek maakt zich grote zorgen. “Er is een grote roep om meer te investeren in defensie. We willen een weerbare samenleving, maar bij het ministerie van Defensie maken ze zich zorgen waar ze die weerbare mensen moeten vinden.”

“Bewegen is een achtergebleven gebied bij onze jeugd. In het westerse deel van de wereld hebben we tegenwoordig meer kinderen met overgewicht dan kinderen zonder overgewicht. Onderwijs is de plek waar het moet beginnen. Daar zouden sport en bewegen een veel prominentere plaats moeten innemen.”