Na de splitsing van de Universiteit van Leuven eind jaren 60 bouwde men Louvain-la-Neuve te midden van de weilanden. In een dal tussen twee heuvels in Waals-Brabant kwam eerst een gigantische betonstructuur, twee verdiepingen hoog, met aanvoerwegen, parking, opslag en technische ruimte. Op die structuur kwam een dikke betonnen plaat met daarop een kleinschalig universiteitsstadje in baksteen. Aangezien de auto’s eronderdoor rijden, is de hele stad voetgangersgebied met smalle kronkelende straten en pleintjes. Bij de start van het academiejaar gonst het er van de drukte. Studenten lopen af en aan, tussen hun kot, faculteit en stamcafé is het maar een paar minuten wandelen of fietsen. Dit unieke stedenbouwkundig model, een stad met twee gezichten – één boven en één onder de grond – maakt Louvain-la-Neuve tot een fenomeen dat over de hele wereld bestudeerd wordt.

© Jef Van den Bossche

© Jef Van den Bossche

Het Théâtre Jean Vilar dateert van 1979 en ligt aan de rand van de stad. Aan de ene kant geeft het uit over een plein met cafés en studentenkamers, aan de andere kant kijk je plots twee niveaus lager op een grote parking die aansluit op het ondergrondse wegennet. De oorspronkelijke ingang van het theater lag vreemd genoeg niet aan de kant van het plein, maar gaf uit op een steegje aan de rand van de plaat. Op het plein, als wilde de architect het theater echt zo onzichtbaar mogelijk maken, versperde een betonnen liftschacht het zicht. Het gebouw keerde letterlijk zijn rug naar de stad. Bovendien bleek na veertig jaar gebruik ook de ruimte boven het podium te klein voor hedendaagse technieken en ontbrak er opslagruimte voor decors. Een grondige renovatie drong zich op.

Het gat lost het op

Het Brusselse bureau Ouest Architecture won de wedstrijd voor de renovatie dankzij een geniale ingreep: het maakte onder de theaterzaal een opening van 16 op 32 meter in de betonnen plaat en plaatse de hele zaal een niveau lager. Het grote gat loste in een klap tal van problemen op. De zaal had nu de gewenste hoogte en kon voorzien worden van een hypermodern systeem voor belichting en decors. De bestaande dakstructuur moest hiervoor verstevigd worden, maar in het straatbeeld behoudt het gebouw zijn oorspronkelijke volume. Bovendien sluit het podium nu aan op de technische ruimtes onder de betonnen plaat. Zo ontstaat er een rechtstreekse verbinding naar de coulissen, de artiestenloges, de decoropslag én de aanvoerwegen. En dus kon die grote goederenlift op het plein weg. Nóg een gamechanger!

Het gebouw toont nu eindelijk zijn gelaat aan de stad. Een nieuw gezicht met een uitnodigende ticketbalie op het plein. Een zwierige trap leidt vandaaruit naar de gerenoveerde foyer op de eerste verdieping. Die baadt in het licht dankzij een dubbel hoog venster met terras en een panoramisch uitzicht. Vanop dat stadsbalkon voert een andere zwierige trap, de tweelingzus van de trap binnen, terug naar het plein. Zo kan de foyer autonoom functioneren, ook als de ontvangstbalie gesloten is.

Met de renovatie toont Ouest Architecture hoe je als architect, door het bestaande slim in te zetten, een gebouw niet alleen een nieuw gezicht kunt geven, maar ook impact hebt op de hele buurt. Het plein wordt opgeladen door een levendige gevel, het theater kan zijn werking professionaliseren, het publiek heeft een nieuwe ontmoetingsplek en de opening in de plaat toont voor het eerst dat er een waardevolle verbinding mogelijk is tussen de bovengrondse en de ondergrondse stad.

Lisa De Visscher schrijft in ‘De architect’ over een gebouw dat haar is opgevallen.

LEES OOKHet Europees Parlement krijgt een renovatie (maar niemand mag het weten)

LEES OOKZot experiment: 40 jaar geleden mocht je in Almere bouwen wat je wilde, als het maar niet instortte