Beide feesten zijn historisch gezien verbonden met Allerheiligen, 1 november. Bewust koos Maarten Luther in 1517 de dag daarvóór uit om zijn 95 stellingen publiek te maken. Daags erna zou de Wittenberger slotkerk vol zitten. Niemand moest meer om zijn ongemakkelijke vragen over de aflaathandel heen kunnen.
Allerheiligen bepaalt ook de naam van Halloween. Dat van oorsprong heidense feest ontleent zijn huidige naam aan ”All Hallows Eve”: de avond voor Allerheiligen. De oude Kelten vierden op de grens van oktober en november nieuwjaar. De grens tussen de wereld van de doden en van de levenden zou die nacht vervagen. Daarom is het katholieke Allerheiligen ook op die datum terechtgekomen.
Een snelgroeiend aantal Nederlanders besteedt aandacht aan Halloween. Geesten, gestorvenen en griezelingen vullen de leegte op die de ontkerstening achterliet. Dat duistere machten zich die aandacht laten welgevallen, is niet iets waar velen zich zorgen over maken.
Sterfbed
De twee 31 oktoberfeesten lijken communicerende vaten: Hervormingsdag wordt steeds minder gevierd, Halloween des te meer. Dat is inhoudelijk verklaarbaar: Halloween verbindt dood en angst met elkaar –al worden beide feestelijk gevierd–, terwijl de Reformatie doodsangst juist weg wilde nemen door het Evangelie dat zekerheid biedt. „Hoe minder vroomheid en liefde, des te meer angst op het sterfbed”, schreef Luther in stelling 14.
Of de Duitse monnik zijn stellingen inderdaad op de slotkapel timmerde, wordt door sommige historici betwijfeld. Dat geldt niet voor zijn oogmerk: een discussie op gang brengen over de vraag wie zonden vergeeft: de kerk of God Zelf? Ook in zijn boek ”De geknechte wil”, dit najaar precies vijf eeuwen oud, benadrukte Luther dat het initiatief tot verlossing volledig bij God ligt.
Net als Halloween zal Allerheiligen niet op veel protestantse kalenders staan. De negentiende-eeuwse anglicaanse bisschop William Walsham How dichtte er evenwel een imponerend lied bij: „Voor alle heil’gen in de heerlijkheid,/ die U beleden in hun aardse strijd,/ zij Uw Naam lof, o Jezus, te allen tijd.” Luther zou er amen op gezegd hebben.