ANPPaleis van Justitie in Den Haag

NOS Nieuws•vandaag, 12:26

De Nederlandse staat hoeft geen extra maatregelen te nemen tegen Israël vanwege de oorlog in Gaza en de situatie in de bezette Palestijnse Gebieden. Dat heeft het gerechtshof Den Haag bepaald in een kort geding dat was aangespannen door onder meer de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Haq.

De organisaties zeggen dat de staat harder moet optreden tegen Israël om de genocide en de mensenrechtenschendingen tegen de Palestijnen in Gaza en de bezette gebieden te voorkomen. Ze eisten dat de staat zou stoppen met de levering van militaire goederen en getrainde honden aan Israël. Ook zou de staat ervoor moeten zorgen dat Nederlandse bedrijven stoppen met de handel met illegale nederzettingen in de bezette gebieden.

Volgens het hof is het “weliswaar aannemelijk dat er een risico bestaat op genocide en ernstige schendingen van de mensenrechten”, maar is het “in beginsel niet aan de rechter om aan de staat voor te schrijven welke maatregelen genomen moeten worden om dat tegen te gaan”.

Het hof constateert bovendien dat de staat al enkele maatregelen heeft genomen. Zo wordt geen vergunning verleend voor de uitvoer van militaire goederen als het risico bestaat dat zij in Gaza worden ingezet. De uitvoer van honden kan niet worden verboden, zo zegt het hof, omdat daartoe een wetswijziging noodzakelijk is. Ook het stoppen van de handelsrelaties met de illegale nederzettingen is volgens het hof niet aan de rechter.

Andere rechtszaken

Het gerechtshof benadrukt dat deze zaak niet gaat over de aanschaf van in Israël geproduceerde wapens door Nederland of de invoer van producten uit de illegale nederzettingen. Die zaken zijn in dit kort geding niet aan de orde gebracht door de eisende partijen.

Vorige maand oordeelde de Hoge Raad in een andere zaak dat het huidige demissionaire kabinet zelf moet beslissen over de export van F-35-onderdelen naar Israël. In februari vorig jaar had het gerechtshof in Den Haag geoordeeld dat Nederland moet stoppen met de uitvoer van deze onderdelen, omdat daarbij “onvoldoende rekening werd gehouden met de gevolgen voor de burgerbevolking”. Volgens de Hoge Raad ging het gerechtshof daarbij op de stoel van de minister zitten. De regering moet binnen zes weken na de uitspraak van de Hoge Raad een beslissing nemen.