De 2000 afgevaardigden die in mei 1989 bijeenkwamen voor een zitting van het Volkscongres – de nieuwe volksvertegenwoordiging van de Sovjet-Unie – slaakten een collectieve zucht.
Op het podium wond de bekroonde auteur Toelepbergen Kaipbergenov zich op.
‘Vertel me eens, zijn er andere landen die toestaan dat hun eigen mensen zo vergiftigd worden?’ vroeg de schrijver, die de vissers en boeren rond het Aralmeer vertegenwoordigde.
In 40 jaar tijd was het op drie na grootste meer op aarde veranderd in een poel van pesticiden en zware metalen, omgeven door uitgedroogde zandvlakten met bergen lege schelpen.
De rivieren die het Aralmeer ooit van water voorzagen, waren omgeleid voor de katoenindustrie. Maar in plaats van welvaart kregen de bewoners te maken met een ongekende milieuramp.
‘Artsen waarschuwen nu tegen borstvoeding omdat moedermelk giftig geworden is,’ zei Kaipbergenov, die wist dat de hervormingsgezinde Sovjetleider Michail Gorbatsjov kritiek op het regime toeliet.
Het droogvallen van het meer was een van de duidelijkste voorbeelden van de milieuschade als gevolg van de groeiplannen: in hun ijver om vooruitgang te laten zien en het Westen economisch te overtreffen, verwoestten de Sovjetleiders bossen, meren en zelfs hele zeegebieden.
‘Er is geen grotere ecologische ramp op de planeet dan de onze,’ vatte milieuanalist Grigory Barenboim de situatie in 1990 samen.
Maar anders dan in het Westen was er niemand verantwoordelijk – alleen ‘het systeem’.
Dit is het verhaal van de verborgen ramp van de Sovjet-Unie, die – tientallen jaren na de val van de supermacht – nog steeds diepe sporen nalaat in het landschap en de volksgezondheid.