Dat blijkt uit een vandaag openbaar geworden uitspraak van de rechtbank Den Haag.

De 21-jarige man werkte sinds 1 juni van dit jaar bij een bedrijf, dat hem als automatiseringsmedewerker detacheerde bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Daar zou hij als IT-servicemedewerker vanuit huis werkzaamheden gaan vervullen.

Geen handen schudden

Twee dagen later ontstond een ongemakkelijk moment, toen de man tijdens een kennismaking bij het COA niet de hand wilde schudden van vrouwelijke teamhoofd. Het COA deed daarop bij zijn werkgever een melding van discriminatie op grond van geslacht.

Een dag later werd de werknemer door zijn werkgever aangesproken op het incident. Daarop stuurde de man een e-mail aan zijn werkgever en het teamhoofd, waarin hij netjes uitlegde dat hij niemand had willen vernederen, maar had gehandeld uit geloofsovertuiging.

Op straat gezet

Nog dezelfde dag liet zijn werkgever hem weten dat zijn dienstverband tijdens de proeftijd niet werd voortgezet. Zijn werkgever noemde daarbij geen reden. Toen de man vroeg waarom hij op straat werd gezet, liet het bedrijf weten dat was ‘gebleken dat er onvoldoende aansluiting was tussen jouw functioneren en de verwachtingen binnen onze organisatie’.

De werknemer vermoedde echter dat hij was ontslagen omdat hij de hand van het vrouwelijke teamhoofd niet had willen schudden. Hij stapte naar de rechter, waar hij een schadevergoeding voor onterecht ontslag eiste. Volgens de man had hij de vrouw niet gediscrimineerd op basis van geslacht, maar was hij juist door zijn werkgever gediscrimineerd op basis van geloofsovertuiging.

Werkgever ongeloofwaardig

Uit een vandaag openbaar geworden uitspraak blijkt dat de rechtbank Den Haag de man gelijk geeft. De Haagse kantonrechter benadrukt dat bedrijven geen werknemers mogen ontslaan op basis van hun geloofsovertuiging. Dat de streep door de proeftijd het gevolg was van ‘onvoldoende aansluiting’, zoals de werkgever stelde, geloofde de rechter niet.

Volgens de kantonrechter was het op de derde werkdag van de man nog veel te vroeg om die conclusie te trekken. Daarbij speelde ook de verklaring van een COA-leidinggevende een rol. Daarin werd aangegeven dat het COA nog geen oordeel kon vellen over de geschiktheid van de automatiseringsmedewerker, omdat hij daar nog maar net was begonnen met zijn kennismaking.

Opzegging discriminatoir 

Ook tekent de kantonrechter aan dat het schudden van handen voor de automatiseringsmedewerker in algemene zin geen groot probleem had hoeven te zijn. Hij zou zijn werkzaamheden immers vanuit huis gaan uitvoeren. In andere gevallen had de werkgever nog een constructie kunnen verzinnen waarbij de werknemer helemaal geen handen zou schudden, in plaats van alleen vrouwen niet.

Uiteindelijk oordeelde de Haagse kantonrechter dat de het bedrijf ‘een verboden onderscheid’ had gemaakt, en dat de ‘opzegging discriminatoir’ was. Omdat de rechter het de werkgever ‘bijzonder aanrekent’ dat zij de arbeidsovereenkomst met de man op basis van verboden onderscheid heeft opgezegd, komt de ontslagvergoeding opmerkelijk uit. 

Hoewel de werknemer dus slechts drie dagen in dienst is geweest, krijgt hij van de rechter een zogenoemde ‘billijke vergoeding’ van 34.000 euro toegewezen.