De man was op 1 juni van dit jaar in dienst getreden bij een bedrijf dat hem als IT-medewerker plaatste bij het COA, tegen een brutosalaris van 2612 euro.
Hoofddoek is geen onschuldig lapje stof maar symbool van opmars conservatieve islam in Europa
Op zijn eerste werkdag ontmoette hij zijn teamleider bij het COA. Zij wilde hem de hand schudden, maar hij weigerde. Het COA meldde het incident dezelfde dag bij het detacheringsbedrijf, „vanwege discriminatie op grond van geslacht”.
Na het gesprek stuurde de man een mail naar het COA, waarin hij uitleg gaf over zijn weigering „Dit heeft niks te maken met dat ik het andere geslacht niet mag, of niet samen mee wil werken, maar heeft te maken met mijn geloofsovertuiging.”
Discriminatie
Zijn werkgever ontsloeg hem echter al op 4 juni, dus zijn vierde werkdag pas. De IT-medewerker zat nog in zijn proeftijd. „De reden voor de beëindiging is dat er onvoldoende aansluiting was tussen jouw functioneren en de verwachtingen binnen de organisatie”, liet de werkgever weten.
De medewerker stapte daarna naar de Haagse kantonrechter om een vergoeding af te dwingen. Daarbij liet ook het COA van zich horen over de handweigering. „Dit is in strijd met de COA Gedragscode en het beleidskader Levensbeschouwing op COA-locaties, waarin duidelijk is vastgelegd dat discriminatie op grond van geslacht of andere kenmerken niet wordt getolereerd.”
De ontslagen medewerker voelde zich echter ook gediscrimineerd, en wel op basis van zijn geloofsovertuiging. De opzegging van de arbeidsovereenkomst was daarom onrechtmatig wegens discriminatie, stelde zijn advocaat.
Hoge schadevergoeding
De werkgever hield vol dat het ontslag was gegeven wegens ’gebrek aan aansluiting’ bij het COA, maar de Haagse rechter zag alleen de handweigering als reden voor het ontslag. De man had zo kort bij het COA gewerkt dat alleen dat de reden kon zijn.
En daarmee was sprake van discriminatie op grond van geloof, vond de rechter. „Zeker binnen een organisatie als het COA moeten mannen en vrouwen zoveel mogelijk gelijk worden behandeld. Dat is op zich ook een legitiem doel. Daar staat echter tegenover het recht van om niet gediscrimineerd te worden op grond van geloofsovertuiging.”
Of een organisatie een werknemer toch mag verplichten om handen te schudden, is volgens de rechter afhankelijk van een ’belangenafweging’. In het geval van de IT-medewerker vond de rechter dat zijn geloofsovertuiging zwaarder woog. „Het contact met klanten en collega’s zou voornamelijk telefonisch zijn. Van een functie waarbij het schudden van handen noodzakelijk is, is dan ook onvoldoende gebleken.” Ook had volgens de rechter afgesproken kunnen worden dat de medewerker niemand de hand zou schudden, man of vrouw.
Omdat het ontslag dus ongeldig en ook nog eens discriminatie is, veroordeelde de rechter de werkgever tot een hoge schadevergoeding. De IT-medewerker houdt aan zijn handweigering en dienstverband van slechts vier dagen 34.000 euro over. Ook moet zijn ex-werkgever 1600 euro aan juridische kosten vergoeden.