Regie: Edgar Wright | Scenario: Michael Bacall, Edgar Wright | Cast: Glen Powell (Ben Richards), Josh Brolin (Dan Killian), Colman Domingo (Bobby T Thompson), William H. Macy (Molie Jernigan), Lee Pace (Evan McCone), Michael Cera (Elton Parrakis), Emilia Jones (Amelia Williams), Jayme Lawson (Sheila Edwards) e.a.| Speelduur: 133 minuten | Jaar: 2025

Dat The Running Man van Richard Bachman aka Stephen King een nieuwe filmversie krijgt, is absoluut legitiem. De versie van Paul Michael Glaser met Arnold Schwarzenegger uit 1987 nam slechts het concept over en oogde als een televisiefilm. Shaun of the Dead-maker Edgar Wright blijft in de remake heel dicht bij het verhaal van King, maar vervangt de donkere toon door zijn typerende absurde humor. Fans van Die Hard-achtige jarentachtig-actie zullen deze popcornfilm leuk vinden, maar vernieuwing en originaliteit zijn niet aan de orde.

In een nabije toekomst leeft de VS onder een dictatuur. Het volk krijgt brood en spelen via door de overheid georganiseerde, hondsbrutale gameshows zoals The Running Man, waarbij de deelnemers het op een lopen moeten zetten voor een bende moordenaars, aangemoedigd door een bloeddorstig publiek van gegoede klasse. Het komt erop aan zo lang mogelijk in het spel te blijven: hoe langer, hoe meer geld ze verdienen. Wie jagers uitschakelt, krijgt extra poen. Maar nog nooit heeft iemand het spel uitgespeeld.

Held van het verhaal is Ben Richards, een werkloze man die dringend geld en medicijnen nodig heeft voor zijn zieke kind. Hij belooft zijn vrouw dat hij aan een van de mildere games zal deelnemen. Maar omdat hij fysiek sterk is en vechtlust heeft, wil organisator Dan Killian hem voor The Running Man. Ben laat zich verleiden door het grote geld, maar ontdekt tijdens de game dat Killian de boel manipuleert.

Conceptueel is het gegeven van The Running Man flink gedateerd. Al in 1958 verscheen het profetische kortverhaal The Prize of Peril, dat in de jaren zeventig en tachtig verfilmd werd in Duitsland en Frankrijk. In feite gaat de basis nog verder terug, naar The Most Dangerous Game uit 1932. Kings verhaal was dus niet bepaald zijn meest originele. En dan hebben we het nog niet over de variaties die de afgelopen jaren zijn verschenen, zoals de repetitieve The Hunger Games-films van Francis Lawrence en zijn recente, even vervelende als ongeïnspireerde The Long Walk.

The Running Man brengt dus oude wijn in nieuwe zakken. Een eigenzinnig filmmaker had met het verhaal iets totaal nieuws kunnen doen, maar in de regiestoel zat Edgar Wright, een genrefilmer pur sang met een voorliefde voor absurde horrorkomedies en cultfilms. Zeg maar: een hommageregisseur. Van hem hoef je geen existentiële herinterpretatie of inhoudelijk vernieuwende invalshoek te verwachten. Wat Wright wél kan, is verouderde genres imiteren, ze injecteren met absurde humor en bijzonder vlot inblikken.

Wrights versie ademt de jaren tachtig. Je zou de film kunnen omschrijven als een dystopische mix van Die Hard en Planes, Trains & Automobiles. De prent begint ernstig, maar de begingeneriek laat er geen twijfel over bestaan dat je een funfilm mag verwachten. Vervolgens rijgt Wright de ene actiescène na de andere aan elkaar. Sommige sequenties overtreffen elkaar in waanzin, zoals die waarin rebel Parrakis is opgezadeld met een geschifte moeder. Je gelooft dan ook nooit dat Wright het sombere einde van King zal behouden. Aan de toeschouwer om te ontdekken hoe de regisseur dat probleem (bevredigend) heeft opgelost.

Wright neemt veel van de maatschappijkritische en politieke dimensies van Kings verhaal over. Maar of iemand daar wakker van zal liggen of er later nog een discussie over zal willen voeren, is zeer de vraag. De polemische thema’s worden hooguit even aangeraakt om vervolgens te worden bedolven onder achtervolgingen, knokpartijen, ratelende machinegeweren en ontploffingen. Zeggen dat The Running Man een kritiek is op realityshows of staatsmanipulatie, is als beweren dat The Towering Inferno een studie over brandbeveiliging is.

Genrefans zullen niet klagen, tenzij ze gehoopt hadden op iets nieuws. Glen Powell is in elk geval een troef voor de film. Hij heeft niet het onoverwinnelijke aura van Schwarzenegger, maar doet meer denken aan Bruce Willis in Die Hard-modus, zij het zonder diens laconieke charme. Met deze film zal Powell waarschijnlijk doorbreken tot de A-list, al mag men hopen dat hij zijn All-American-Boy-imago dat hij tot nu cultiveerde, inruilt voor meer gesofisticeerde rollen zoals in Hit Man.