De beamer in een zaal van Europol in Den Haag waar de Nederlandse politie een vertrouwelijke presentatie geeft aan buitenlandse opsporingscollega’s. Het is september 2020. Op de slide van ‘Operation 26Inn’ staat een foto van een gezette Mexicaan met dun haar en flinke inhammen. Het is de 43-jarige Jorge N.G. die zich in zijn thuisland toelegde op de productie van de in Amerika populaire harddrug crystal meth.

De politie heeft hem sinds kort in het vizier dankzij die een tip doorstuurden van een bron die zij geheimhouden. Die tip luidde dat een in Den Haag woonachtige Mexicaan een loods zoekt voor een drugslab in een afgelegen gebied. Jorge N.G. belichaamt de actuele dreiging die Europol – het samenwerkingsverband van Europese politiediensten – ziet: dat Mexicaanse drugskartels voet aan de grond in Europa krijgen

Vanwege de tip is de van de politie in juni 2020 een strafrechtelijk onderzoek begonnen met codenaam 26Inn. Dat leidt een jaar later tot de arrestatie van zes verdachten die, met behulp van buitenlandse ‘koks’, enorme hoeveelheden crystal meth produceren. Jorge N.G. blijkt gevlogen, maar zijn broer wordt wel ingerekend. Deze Pavel noemt zichzelf ‘Pablo Icecobar’ – een knipoog naar Pablo Escobar en ‘ice’, straattaal voor crystal meth. Volgens het Openbaar Ministerie zit hij onder meer achter twee productielocaties die groot het nieuws halen: een boerderij in Achter-Drempt in de Achterhoek en de ‘narco barco’, een drijvend drugslab in het Moerdijk.

De 26Inn-verdachten worden eind 2023 door de rechtbank Oost-Brabant tot hoge celstraffen veroordeeld. ‘Pablo Icecobar’ krijgt als leider van de criminele organisatie 14 jaar en 10 maanden gevangenisstraf. 

In een persbericht prijst het OM „ouderwets recherchewerk” van agenten die twee m volgden die grote kookpannen kochten bij IKEA. Maar het onderzoek, benadrukt het OM, begon „met een tip”.

Verantwoording

Sinds dit voorjaar onderzocht NRC hoe de Amerikaanse opsporingsdienst DEA in Nederland opereert. NRC kwam daarbij op het spoor dat de Drug Enforcement Administration jarenlang de Nederlandse informant Martin T. inschakelde en betaalde voor uiteenlopende informatie over het criminele milieu.

Voor het onderzoek naar de gang van zaken rond T. maakte NRC gebruik van verschillende soorten vertrouwelijke documenten, waaronder het strafdossier van 26Inn, appgesprekken en foto’s. Ook raadpleegde NRC openbare bronnen zoals gerechtelijke uitspraken en sprak met meerdere personen uit de omgeving van Martin T., en personen uit de opsporing en advocatuur.

In juni benaderde NRC de DEA en het Openbaar Ministerie voor het eerst met uitgebreide vragen over bevindingen rond Martin T. De voormalige country attaché en het Europese hoofd van de DEA lieten de vragen onbeantwoord. De persafdeling van de DEA in de Verenigde Staten reageerde enkel op algemene vragen en weigerde commentaar over de gang van zaken rond Martin T.. Het OM reageerde wel. Die reactie is in het artikel verwerkt.

Wie de tipgever is? Dat weet het OM niet.

NRC onderzocht het verhaal achter de tip die leidde tot het grootste en succesvolste strafrechtelijk onderzoek naar crystal meth in Nederland.

De tip blijkt namelijk afkomstig van de Martin T.: een veertiger uit Almere die actief is in het criminele circuit. Hij werd in Nederland ingezet door . T. verstrekte informatie over verschillende criminele aangelegenheden, waaronder drugstransporten. Voor zijn informatie ontving de man, die veelvuldig cocaïne gebruikte, zo’n 50.000 dollar ‘tipgeld’ van de Amerikaanse drugsbestrijdingsorganisatie. Dat blijkt onder meer uit documenten, app-gesprekken, betalingsbewijzen en gesprekken die NRC voerde met betrokkenen. en overleed eind 2021, na een avond vol drugsgebruik. 

Op vragen van NRC liet een woordvoerder van het Landelijk Parket van het OM in juni weten dat justitie de tip kreeg in de vorm van een „waarin enkel wordt genoemd dat de tip afkomstig is uit de Verenigde Staten”. Andere informatie is het OM in de strafzaak 26Inn „niet bekend”.

De woordvoerder benadrukte dat buitenlandse opsporingsdiensten niet zonder toestemming van de Nederlandse autoriteiten opsporingshandelingen mogen verrichten in Nederland en dat daar ook het inschakelen van informanten onder valt.

Begin november kwam het OM met een aanvullende reactie. Dat het onderzoeksteam in de crystalmethzaak van niets weet, wil volgens het OM niet automatisch zeggen dat de Amerikanen zonder toestemming opereerden. In theorie zou een speciale gaat die kunnen hebben verleend. Of dat ook is gebeurd wil het OM „bevestigen noch ontkennen”.

Wat zegt de dood van een Nederlandse informant over de werkwijze van de DEA? En hoeveel ruimte krijgen de Amerikanen in Nederland van het Openbaar Ministerie?

‘Crazy week’

In een auto met diplomatieke nummerplaten, op het Stationsplein in Voorschoten, klinkt het geritsel van bankbiljetten. ,,Hier, tel maar na”, zegt een special agent van de DEA in het Engels. ,,Eight thousand six hundred and twenty.” Op de achterbank steekt Martin T. – oftewel – zijn hand uit en begint te tellen. „Crazy week”, terwijl de biljetten tussen zijn vingers knisperen.  

Het geld – in euro’s – heeft de DEA-agent kort daarvoor met zijn collega meegenomen van de Amerikaanse ambassade in Wassenaar waar zij kantoor houden. Hij vult er een officiële ‘voucher for purchase of evidence or payment to confidential source’ voor in. 

De agenten vragen Martin T., enigszins achterdochtig, of hij het gesprek opneemt. De informant ontkent – „Come on” – en zegt ,

T. klaagt dat hij sinds kort op straat staat. In steenkolenengels en met rauwe stem vestigt hij de aandacht op zijn T-shirt om te illustreren dat hij aan de grond zit. „If I do out the jacket. There are ten so big holes in the T-shirt. How can I go in a train like this?”

Martin T. wordt 48 jaar eerder geboren in Innsbruck en op jonge leeftijd geadopteerd door een Nederlandse familie uit de buurt van Oldenzaal. Nu woont hij in . In tegenstelling tot zijn Engels zijn zijn Spaans en Duits uitstekend. De mensen uit zijn omgeving die NRC sprak, weten niet beter dan dat Martin T. actief is in het criminele milieu – waar die talenkennis hem van pas komt. Aan hen vertelt hij dat hij jaren in een Duitse cel doorbracht, omdat hij iemands vinger had afgeknipt.

Een echt grote jongen is Martin T. alleen in zijn voorkomen. Met zijn buik die over de broekband hangt, plooinek en stevige armen lijkt hij zeker dertig kilo te zwaar. Zijn bruine ogen verdwijnen in zijn brede, kale hoofd met stoppels. Tot de top van het criminele circuit, waar het over honderden kilo’s cocaïne en crystal meth gaat, behoort hij niet. 

T. is echter goed geïnformeerd en kent veel criminelen, in Nederland, maar ook in Duitsland en Latijns-Amerika. En dat maakt hem klaarblijkelijk tot een interessante bron voor de DEA, waar hij in elk geval vanaf 2019 als ‘Confidential Source’ aan verbonden is.

Martin T. is goed geïnformeerd en kent veel criminelen, in Nederland, maar ook in Duitsland en Latijns-Amerika

Tijdens ontmoetingen Nederlandse stations en in hotels vertelt hij de Amerikanen van alles, blijkt uit berichten van DEA-medewerkers. Over uit Eindhoven die (xtc)pillenstampmachines heeft en ook zakendoet met een Brabantse misdaadfamilie. Over ‘Pedro Pablo’ die mensen kent op Schiphol die ladingen drugs uit bagage kunnen halen. Over ‘Sasha’ die 19 kalasjnikovs (1.650 euro per stuk) en 26 Glocks met geluidsdemper (2.250 euro per stuk) te koop heeft – de kogels zijn per stuk en komen in doosjes van honderd. Hij houdt de Amerikanen op de hoogte van de handelsprijzen voor cocaïne en crystal meth, die in Duitsland dubbel zo hoog als in Nederland blijken te liggen.

Met de informatie die Martin T. aanlevert worden boeven gepakt. Zo zet hij de DEA in 2020 op het spoor van de in Nederland woonachtige crystalmeth-smokkelaar Igor Z. en zijn Duitse handlanger Thanh Tung L., zo blijkt uit correspondentie die NRC inzag. Bij een huiszoeking in Berlijn in december 2020 worden 3,8 kilo mdma en 1,9 kilo crystal meth aangetroffen, leert de uitspraak van het Landgericht Berlin. Thang Tung L. krijgt vierenhalf jaar celstraf.

Dat ziet de DEA graag. Martin T. krijgt een extra beloning. „We zijn geautoriseerd om hem $7000 te betalen voor deze zaak” ), schrijft een DEA-special agent een collega. „He better be happy!”

Zwarte Cobra

De Drug Enforcement Administration (DEA) werd in 1973 opgericht door president Richard Nixon als onderdeel van de war on drugs. Centraal staat het handhaven van Amerikaanse drugswetgeving, maar inmiddels telt de DEA afdelingen in 68 landen. Die wereldwijde aanwezigheid is volgens de organisatie nodig „om te helpen bij onderzoeken naar drugshandel en witwaspraktijken van transnationale criminele organisaties”.

In de jaren negentig streek de DEA in Nederland neer. Het kantoor bevindt zich op het terrein van de Amerikaanse ambassade in Wassenaar. DEA-agenten, die diplomatieke immuniteit genieten, mogen formeel enkel optreden als liaison (‘verbindingspersoon’): ze coördineren rechtshulpverzoeken, delen informatie en onderhouden contact met de Nederlandse opsporingsdiensten.

Op eigen houtje opsporingswerk verrichten, zoals het inschakelen van informanten, valt hier niet onder. Dat dit in het geval van Martin T. wel lijkt te zijn gebeurd, hield NRC voor aan de toenmalige Country Attaché van de DEA in Nederland, aan het Daniel Dodds in Brussel en aan de persafdeling in de Verenigde Staten. Enkel een DEA-woordvoerder uit Amerika reageerde, summier: „De DEA doet geen uitspraken over vertrouwelijke bronnen.” Vragen over de rechtmatigheid van het inschakelen van de Nederlandse informant liet de DEA onbeantwoord.

De DEA raakte de afgelopen jaren herhaaldelijk in opspraak vanwege haar optreden in het buitenland. Zo werd een DEA-agent in Colombia in 2020 veroordeeld wegens corruptie, was een (voormalig) DEA-informant betrokken bij de moord op de Haïtiaanse president Jovenel Moïse in 2021 en zette Australië in 2023 twee DEA-agenten het land uit omdat ze zich niet aan de regels hielden.

Ook Nederland kreeg met de schaduwzijde van de dienst te maken. In de jaren negentig speelde de DEA een rol in de IRT-affaire, het opsporingsschandaal waarbij Nederlandse rechercheteams drugstransporten toelieten om criminele netwerken in kaart te brengen. In 2004 ontstond een diplomatieke rel vanwege ‘Zwarte Cobra’ Henk R., die in Nederland met hulp van een Nederlandse infiltrant door de DEA tot drugssmokkel werd aangezet – en 20 jaar cel in de VS kreeg. Toen in 2011 uit WikiLeaks-berichten bleek dat DEA-agenten buiten de officiële kanalen toegang hadden tot Nederlandse opsporingsinformatie, wuifde toenmalig minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie, VVD) dat weg. Volgens hem had de DEA „haar lessen geleerd” in de Zwarte Cobra-zaak. Hij benadrukte: „Zij mogen niet zelfstandig opsporingshandelingen in Nederland verrichten.”

Is dat in de 26Inn-zaak wél gebeurd? In het vuistdikke strafdossier is niets terug te vinden over Martin T. en hoe de DEA hem jarenlang als informant gebruikte. Het vermeldt enkel dat de cruciale tip, die de zaak aan het rollen bracht, bij het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum van de politie binnenkwam .

het Openbaar Ministerie in juni voor het eerst benaderde met vragen over de rol van een Nederlandse informant in crystalmethzaak 26Inn, benadrukte het OM dat het opsporingsteam er niets van wist en dat voor zulke opsporingshandelingen toestemming vereist is.

Nadat NRC begin november nogmaals de onderzoeksbevindingen voorhield en concretiseerde dat de informant zo’n 50.000 dollar betaald kreeg en is overleden, prees het OM de samenwerking met de Amerikanen. Een woordvoerder stelde dat zij in „in voorkomende gevallen” toestemming vragen om op Nederlandse grondgebied opsporingshandelingen te verrichten.

Het OM liet in het midden of die toestemming in het geval van Martin T. ook is verleend. Wel stelde een woordvoerder in antwoord op vervolgvragen dat het vaker voorkomt dat buitenlandse opsporingsdiensten toestemming krijgen om in Nederland met informanten te spreken.

Ook breidde het OM een eerder geschetst juridisch kader uit waarbinnen buitenlandse opsporingsdiensten informanten mogen inschakelen. Doorgaans gebeurt dat via een internationaal rechtshulpverzoek. De inlichtingenoperatie met de informant valt dan onder het gezag van het OM.

Máár, stelt het OM, dat ligt anders wanneer de informant geen bewijs levert, maar slechts ‘startinformatie’ voor strafrechtelijke onderzoeken. Daar moet ook toestemming voor worden gevraagd. Maar vervolgens draagt het OM naar eigen zeggen geen verantwoordelijkheid voor de betrouwbaarheid van de informatie, betalingen aan de informant of diens veiligheid – Volgens justitie ligt die verantwoordelijkheid dan bij de buitenlandse dienst, zoals de DEA.

Er kunnen dan dingen gebeuren die we in Nederland volstrekt onacceptabel vinden

Sven Brinkhoff
hoogleraar straf(proces)recht

Bij Sven Brinkhoff, hoogleraar straf(proces)recht aan de Universiteit van Amsterdam, doet dit de wenkbrauwen fronsen. Hij noemt het onderscheid zeer onwenselijk omdat er een ‘black box’ ontstaat waardoor Nederland geen zicht of controle heeft op wat er op eigen grondgebied plaatsvindt. „Er kunnen dan dingen gebeuren die we in Nederland volstrekt onacceptabel vinden.” Hij wijst op methoden als het betalen van informanten, uitlokking en infiltratie – tactieken die in Nederland aan strikte regels zijn gebonden, maar in de Verenigde Staten veel gebruikelijker zijn.

In Nederland verloopt het werken met informanten via het Team Criminele Inlichtingen (TCI), een streng gereguleerd systeem waarin elke inzet vooraf wordt beoordeeld. Een speciaal aangewezen officier van justitie beslist over de werving, betalingen en veiligheidsmaatregelen van de bron. „Het spreken met informanten is een schimmige wereld,” zegt Brinkhoff, „maar als het door de TCI gebeurt, is er tenminste controle ingebouwd. Dat ontbreekt bij een buitenlandse dienst als de DEA – Nederland heeft daar in elk geval geen zicht op.”

Volgens Brinkhoff kan deze constructie voor het OM een cynisch voordeel hebben: het neemt geen verantwoordelijkheid voor de manier waarop informatie wordt opgehaald, maar gebruikt die via een „U-bochtachtige constructie” wél in de rechtszaal. „Je houdt je ogen gesloten voor hoe de informatie wordt verkregen, maar je bent heel blij als je het krijgt. Dat neigt naar het witwassen van informatie.”

Bedreigingen

De DEA-agenten bekommeren zich niet om de veiligheid van Martin T., zo blijkt uit correspondentie. Enkele maanden na de gouden tip over het 26Inn-onderzoek, ontvangt Martin T. serieuze bedreigingen van criminelen. Hij stuurt de berichten door naar zijn DEA-contact en zegt te willen stoppen als informant. „He’s such a baby”, appt de agent daarop spottend naar een collega.

Dat Martin T. een drugsprobleem heeft, is bij de DEA bekend. Als zijn DEA-contactpersoon in november 2020, daags na een betalingsmoment, geen contact met Martin T. krijgt, reageert hij geïrriteerd. „Makes me so mad. Is he blowing all that on drugs?!”, appt hij een collega. 

Toch weerhoudt die kennis de drugsbestrijdingsdienst er niet van om hem tienduizenden euro’s te geven. Voor zijn tip in de 26Inn-zaak krijgt Martin zelfs een royale bonus. In de zomer van 2021 hoort hij dat hij in drie termijnen 30.000 dollar tegemoet kan zien.

Hij neemt het gewillig aan en het geld lijkt voor een groot deel aan cocaïne op te gaan, vertellen meerdere bronnen onafhankelijk van elkaar aan NRC. Bekenden vertellen dat Martin er in die periode steeds slechter uitziet en steeds meer drugs gebruikt. Hij wordt uit huis gezet door een vriend in Almere, bij wie hij logeert, en leidt daarna een zwervend bestaan.

, liggen de kaarten dan ook beduidend anders dan toen hij twee jaar daarvoor als informant begon. Martin T. heeft gaten in zijn T-shirt en . Zijn informatiebronnen in de criminele wereld lijken opgedroogd.  

Nadat hij op de achterbank de 8.620 euro heeft geteld vraagt de DEA-agent hem om de envelop terug te geven – daar staat een Amerikaans logo op. Hij benadrukt dat dit het laatste geld is dat Martin T. krijgt voor zijn gouden 26Inn-tip.

„We are even-Steven”, zegt de DEA-agent. „Geen betalingen meer. Tenzij je ons een andere zaak geeft.”

Martin knikt en tekent een formulier voor ontvangst van het geld. Opmerkingen over zijn instabiele toestand wuift hij weg. „Ik kan het aan. Ik word niet gek, of depressief, of wat dan ook.”

Dat Pablo Icecobar tot bijna vijftien jaar celstraf wordt veroordeeld, maakt Martin T. niet meer mee. Op 29 december 2021, zo’n twee maanden nadat hij in Voorschoten de trein terug pakt, overlijdt hij in een hotelkamer in Almere. In een zelfdestructieve bui gebruikt hij er met een vriend grote hoeveelheden cocaïne en krijgt een hartstilstand, vertellen mensen uit zijn omgeving.  

Negen dagen later krijgt Martin T. een eenzaam afscheid in het Overijsselse dorp waar hij opgroeide. Zijn laatste rustplaats heeft geen grafsteen. In de korzelige aarde staat slechts een bosje verbleekte kunstrozen.

Illustratie Gijs Kast

Zoom in

Tips? onderzoek@nrc.nl

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.