De journalist, Ezio Gavazzeni, doet er al jaren onderzoek naar. De snipersafari’s zouden zijn georganiseerd in Sarajevo tijdens de bloedige oorlog in Bosnië. Zijn materiaal is nu aanleiding voor Italiaanse justitie om een onderzoek te openen met het doel de schutters te vervolgen voor moord. 

“Ik wil dat de mensen die hebben betaald om te moorden in Sarajevo in de rechtbank verschijnen”, zegt Gavazzeni tegen de Bosnische nieuwszender N1. 

De Italiaanse journalist en schrijver is ermee bezig sinds 2022. Hij sprak met getuigen, onder wie een voormalige Bosnische veiligheidsofficier, die claimt Italiaanse ‘snipertoeristen’ te hebben gezien in de bergen rondom Sarajevo tijdens de oorlog.

Prijslijst

“Het is bijna niet voor te stellen”, zegt ook de gepensioneerde brigadier Edin Subasic tegen N1 in Sarajevo. Hij was indertijd in dienst van de Bosniakken, die tegen het Bosnisch-Servische leger vochten. “Er was een prijslijst voor hoeveel een ‘jager’ moest betalen aan het Bosnisch-Servische leger om op burgers te schieten.” 

Het Bosnisch-Servische leger uit de jaren 90 bestaat niet meer, maar veteranen van toen ontkennen de aantijgingen. Ook Britse troepen die destijds actief waren, zeggen nooit Italiaanse snipertoeristen te hebben gezien.

Srebrenica zal internationaal herdacht worden, maar ontkenners van de genocide proberen dat tegen te gaan

Lees ook Srebrenica zal internationaal herdacht worden, maar ontkenners van de genocide proberen dat tegen te gaan

Er waren verschillende prijzen voor volwassenen, vrouwen, kinderen, zwangere vrouwen en soldaten, volgens Subasic. Dit moet nog bewezen worden in de mogelijke rechtszaak in Milaan. 

Namen van Italiaanse burgers die volgens Gavazzeni betrokken zouden zijn, zitten in zijn onderzoeksdossier. Dat pakket heeft hij overgedragen aan het Openbaar Ministerie in Milaan, waar de aanklager een onderzoek heeft geopend op verdenking van ‘moord met voorbedachten rade, verzwaard door wrede en verachtelijke motieven’. 

Groepen van 5 of 6

Het zou zijn gegaan om bijna 200 mensen die kwamen in groepen van 5 of 6. Met de namenlijst kunnen de Italiaanse autoriteiten de schuldigen vinden en vervolgen, hoopt Gavazzeni. “Ik zou willen dat twee of drie mensen berecht worden, zodat eindelijk de schaal van dit monsterlijke fenomeen aan het licht komt.”

Ruim 30 jaar na de burgeroorlog in het voormalig Joegoslavië is Italië het eerste land dat een strafrechtelijk onderzoek instelt naar zijn eigen burgers die zouden zijn afgereisd naar de hoofdstad Sarajevo om daar op burgers te schieten. Tijdens de belegering van Sarajevo, tussen 1992 en 1996, kwamen zo’n 10.000 mensen om het leven, honderden van hen door sluipschutters. 

Scherpschutters gevreesd

Zij schoten vanuit de omringende bergen, in handen van Bosnisch-Servische troepen onder leiding van Radovan Karadzic. Hij werd in 2016 veroordeeld voor genocide, oorlogsmisdaden en andere misdaden tegen de menselijkheid door het Internationaal Straftribunaal voor het voormalig Joegoslavië in Den Haag. De scherpschutters in Sarajevo waren gevreesd, omdat ze willekeurig op burgers schoten. 

Twee Bosnische jongens zoeken dekking voor sluipschutters achter een muur die is gebouwd van autowrakken in de buitenwijk Dobrinja van Sarajevo, 1993 Twee Bosnische jongens zoeken dekking voor sluipschutters achter een muur die is gebouwd van autowrakken in de buitenwijk Dobrinja van Sarajevo, 1993

Er gaan al langer verhalen over buitenlanders die voor de lol zouden hebben geschoten op burgers in Sarajevo. Journalist Gavazzeni stuitte bij zijn onderzoek op Fransen, Duitsers, Engelsen en dus ook Italianen. Zij zouden omgerekend naar nu zo’n 100.000 euro hebben betaald om te komen schieten. “Het waren rijke mensen die kwamen voor hun persoonlijke plezier. We hebben het over mensen die van wapens houden en misschien naar schietbanen zouden gaan of op safari in Afrika.”

Volgens Gavazzeni vertrokken de Italianen vanuit Triëst naar Belgrado. Vanaf daar vertrokken ze met hulp van de Bosnisch-Servische troepen naar de bergen rondom Sarajevo.

De Italiaanse militaire geheime dienst zou in 1994 op de hoogte zijn gebracht over de deelname van Italiaanse staatsburgers aan de beschietingen in Sarajevo. De dienst zou de reizen toen binnen een paar maanden hebben gestopt. Gavazzeni hoopt dat documenten uit die tijd nu ook kunnen dienen als bewijs.

Open wond

Eerder diende de burgemeester van Sarajevo, Benjamina Karic, ook al een klacht in bij de openbaar aanklager van Bosnië-Herzegovina. Maar daar kwam toen geen strafrechtelijke vervolging uit. Haar onderzoek neemt de aanklager in Milaan nu ook mee. Ook documenten van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalig Joegoslavië in Den Haag vormen bewijs.

Deze foto, genomen op 6 april 1992, toont een Bosnische soldaat van de speciale troepen (3R) die terugschiet in het centrum van Sarajevo, terwijl burgers proberen te schuilen in een voertuig. Deze foto, genomen op 6 april 1992, toont een Bosnische soldaat van de speciale troepen (3R) die terugschiet in het centrum van Sarajevo, terwijl burgers proberen te schuilen in een voertuig.

Volgens Gavazzeni is de zaak in Bosnië-Herzegovina destijds onder het tapijt geveegd. “Het is een open wond daar”, zegt hij. 

De Bosniakken en Serviërs, die elkaar bestreden tijdens de oorlog, wonen samen in het huidige Bosnië-Herzegovina. “Een rechtszaak als deze, en het beschuldigen van één van de etnische groepen kan tot enorme problemen leiden.”

Subasic vindt het frustrerend dat het eerste strafrechtelijke onderzoek naar de gebeurtenissen niet plaatsvindt in Bosnië-Herzegovina, maar in Italië. In elk geval komen de feiten nu boven tafel, hoopt hij. “We weten dat dit plaatsvond tussen 1993 en 1994. Of het eerder of later was, dat moeten we nog ophelderen. En eerlijk gezegd denk ik dat het gemakkelijker te onthullen is in Milaan, dan hier.”

De vader van Samir werd vermoord tijdens de genocide in Srebrenica in 1995. Net als duizenden anderen wil Samir aanspraak maken op een schadevergoeding van de Nederlandse overheid. Niet om het geld, maar om de erkenning. “Het is belangrijk dat ze schuld bekennen.”

De vader van Samir werd vermoord tijdens de genocide in Srebrenica in 1995.