Voor de zomer schreef ik het libretto van een nieuw requiem, dat volgend jaar als voorstelling in de Stopera in première gaat. Op een zaterdag was de concertante première, zonder decor of kostuums.

We verzamelden ons in het zuiden van het land, in het theater waar het allemaal zou gaan gebeuren. Willem en mijn schoonfamilie, de Brabanders, waren er ook. Ik had de muziek, die in de zomer na het inleveren van de tekst was gecomponeerd, nog niet gehoord. Schrijvers doen er iets minder toe bij opera dan bij toneel. Muziek is daar nu eenmaal het alfa en omega, het grote werk, de stroom die het publiek mee op reis neemt.

We stonden in de wachtende menigte voor de nog dichte deur van de concertzaal, toen er iemand tegen mij aan liep. Ik zag direct: dit is mijn middelbareschoolliefde. Ik had hem al jaren niet gezien. Hij was niets veranderd, al was hij dat natuurlijk wel. Rond mijn leeftijd kan je een vriend zien die opeens een meneer geworden is. Maar sommigen van vroeger hebben zich zo diep in je geheugen verankerd, dat alleen diezelfde ogen weer aanschouwen maakt dat je alles wat zich daaromheen afspeelt, de rimpels en de grijzende baardharen, niet opmerkt. En dat niet alleen. Van binnenuit treedt je zestienjarige zelf naar voren, stoer, zeker en met dat domme zelfvertrouwen dat slechts ontleend wordt aan wat je borsten en branie te bieden hebben.

Hij bleek toevallig bij het requiem terecht te zijn gekomen en wist niet dat ik de woorden ervoor geschreven had. Terwijl we de zaal in schuifelden bleven we praten, of bleef ik misschien praten. Heel precies weet ik het niet meer, opgelaten door de onbeschaamde puber die zich in mij naar voren drong, terwijl ik daar toch echt stond als respectabel lid van de Brabantse clan, veilig omringd door mensen van wie ik heel veel hou.

En dan ook nog dat verdraaide requiem.

Hij was niets veranderd, al was hij dat natuurlijk wel. Rond mijn leeftijd kan je een vriend zien die opeens een meneer geworden is.

Er bleken alleen op de eerste rij stoelen genoeg te zijn om allemaal naast elkaar te kunnen zitten. Ik kwam in het midden terecht en keek omhoog naar de billen van de dirigent. Rechts van me Willem, links van me de jeugdliefde.

Het begon. Opeens wilde ik toch heel graag dat mijn ex het mooi zou vinden. Dat hij daardoor zou begrijpen wat er van mij geworden was.
Maar er was geen boventiteling en er werd ook geen tekstboekje uitgereikt. En zoals dat nu eenmaal bij opera gaat, waren slechts enkele woorden verstaanbaar. Iets met een sandwich die beter smaakt als je ‘m in drieën snijdt. Iets met mensen op laptops in een café.

Het leek steeds meer alsof ik ieder moment wakker zou worden om tegen Willem te zeggen: ‘En toen zat mijn jeugdliefde opeens naast me. En toen begonnen ze op het podium te zingen, maar niemand kon iets verstaan. En jij was er ook. En je vader. En je oom en tante. En ik kreeg het koud en je legde je jas over me heen, maar ik bleef maar zachtjes rillen.’

Ik gaf de jas terug aan Willem toen het afgelopen was. We klapten, we stonden op, we dronken iets. ‘Het was vast een goede tekst,’ zei de ex bij het afscheid.

In de auto naar huis zongen Willem en ik keihard de avond van ons af.

De volgende dag zag ik op mijn telefoon een lachende selfie van mijn ex en mij, met achter ons een volle zaal.

Een meneer en een mevrouw, met kinderogen.

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.