O

p een uurtje rijden van Sarajevo, na ruim vijftig kilometer tunnels en haarspeldbochten over hoge bergpassen en donkere bossen, kom je in Konjic.

Een vriendelijk plaatsje is het, zeker op deze zeldzaam zonnige dag in november.

Langs de oevers van de snelstromende Neretva priemen slanke minaretten de hemel in, jonge moeders voort over de stenen van de oude Ottomaanse brug. Tegen het middaguur zitten de terrasjes al behoorlijk vol. De Nederlandse militairen met hun rode baretten trekken veel bekijks. „Mensen zijn blij dat wij hier zijn”, zegt sergeant Mike (zijn achternaam houdt hij om veiligheidsredenen geheim).

Voor de Bosnische Burgeroorlog was de bevolking van Konjic een gemengde gemeenschap die naast 14.000 Bosnische moslims ook 7.000 Kroaten en 4.500 Serviërs telde. Nu zijn bijna alle Serviërs weggetrokken en vormen de moslims met 85 procent de overweldigende meerderheid. Ook na drie decennia zijn de kogelinslagen in de gevels nog overal zichtbaar.

Volgende week is het dertig jaar geleden dat er een einde kwam aan de Bosnische Burgeroorlog (1992-1995), die Europa ruw wakker schudde uit de prettige roes van de Val van de Muur. De oorlogen in voormalig Joegoslavië luidden een nieuw tijdperk in van internationale militaire missies en westerse interventies, van Belgrado tot Kabul. Voor Nederland liep de oorlog in Bosnië uit op een inktzwarte episode, toen Dutchbat de moslimenclave Srebrenica moest overgeven en 8.000 moslimmannen en -jongens door de Serviërs werden vermoord.

Een maand later voerde de NAVO massale bombardementen uit op de Bosnische Serviërs en dwongen de Amerikanen de leiders van Kroatië, Bosnië en Joegoslavië naar de onderhandelingstafel. De akkoorden die gesloten werden op een luchtmachtbasis in Dayton, Ohio, maakten een einde aan een strijd die aan ruim honderdduizend mensen (vooral moslims) het leven had gekost. Bosnië werd een los staatsverband onder internationaal bestuur, met een lidstaat voor de Serviërs (Republika Srpska) en een ‘federatie’ van Kroaten en Bosnische moslims.

Sinds ‘Dayton’ is er niet meer gevochten. Maar de tegenstellingen tussen de drie bevolkingsgroepen werden nimmer overbrugd. Nog altijd waken buitenlandse militairen over vrede en veiligheid in . Vandaag lopen sergeant Mike en de mannen van het 13e Infanteriebataljon ‘Stoottroepen’ uit Assen hun patrouille door Konjic: om de aanwezigheid van de EU-stabilisatiemacht te laten zien en om – als het even kan – contact te leggen met de mensen op straat. „Presence”, noemt sergeant Mike dat, en „engagement”.

Jonge vrouwen duwen hun kinderwagens voort over de oude stenen brug in Konjic.

Jonge vrouwen duwen hun kinderwagens voort over de oude stenen brug in Konjic.

Foto Steven Derix

Zoom in

In de afgelopen maanden zijn de spanningen in Bosnië opgelopen. Milorad Dodik, in 1998 voor het eerst gekozen als president van de Republika Sprska, streeft al jaren naar het ontmantelen van de Bosnische staat en aansluiting bij Servië. Toen hij afgelopen zomer werd veroordeeld tot een jaar cel wegens ambtsmisdrijven, en riep hij zijn aanhang op de straat op te gaan. Inmiddels is de celstraf omgezet in een boete en heeft aangekondigd dat een opvolger zijn partij zal leiden in de komende verkiezingen. Daarmee is de crisis voorlopig bezworen, maar is Dodik nog niet definitief van het toneel verdwenen. De afgelopen week gaf de leider van de Bosnische Serviërs een woedende speech, waarin hij de moslimbevolking van Bosnië ‘amoebes’ noemde.

Zelfs Resad Trbonja was geschokt door die uitspraak – terwijl hij de politiek toch nauwgezet volgt. In 1992 meldde hij zich als negentienjarige jongen bij het Bosnische leger om Sarajevo te verdedigen tegen de Serviërs. Tegenwoordig adviseert Trbonja de Nederlandse ambassade in Sarajevo over de veiligheidssituatie in zijn land. Bij het vliegveld toont hij de tunnel die de Bosniërs groeven om de omsingeling van Sarajevo te doorbreken. De boomlange Trbonja is er destijds zelf doorheen gekropen, in het pikkedonker, tot zijn knieën in het water.

De akkoorden van Dayton, zegt hij, hebben de oorlog niet beëindigd, maar bevroren. De grondwet van Bosnië is een ingewikkelde puzzel van etnische belangen, waarin Serviërs, Kroaten en Bosnische moslims elkaar overal de pas kunnen afsnijden en politiek leiders hun eigen corrupte koninkrijkjes hebben gevestigd. Een afspraak met Dodik over een vergunning voor een beetje serieus bouwproject kost naar verluidt een paar ton. Geen wonder dus dat de voormalig leider van de Republika Srpska geen enkel belang heeft bij meer eenheid in het verscheurde Bosnië. „Onze politici zeggen exact dezelfde dingen als in de jaren negentig – zo niet erger”, zegt Resad Trbonja: „En het enge is dat mensen daar blijkbaar nog steeds naar luisteren.”

Zoom in

Zoom in

De Nederlanders gaan in Konjic niet zwaarbewapend over straat. De geweren blijven in de voertuigen.

Foto’s Steven Derix

In 2022 werd Bosnië door de Europese Commissie aangemerkt als kandidaat-lid van de Unie, maar daadwerkelijke toetreding lijkt nog ver weg. In een kritisch rapport stelde de Commissie deze maand dat de benodigde hervormingen op het gebied van democratie, rechtspraak, mensenrechten en corruptiebestrijding zijn gestagneerd. Ook lidmaatschap van de NAVO staat niet op de agenda, terwijl buurlanden als Kroatië en Montenegro – die ook deel uitmaakten van Joegoslavië – inmiddels wél zijn toegetreden. In plaats daarvan vliegt Dodik naar Moskou. Met Hongarije, Slowakije en grote broer Servië is de Republika Srpska een belangrijk bruggenhoofd voor Russische invloed in Europa. Ook Poetin ziet graag dat het dertig jaar oude conflict op de westelijke Balkan blijft doorsudderen. 

Het gevolg is dat Bosnië leegloopt. Omdat de Kroatische regering in Zagreb op grote schaal EU-paspoorten heeft uitgedeeld, kunnen Bosnische Kroaten gemakkelijk vertrekken naar West-Europa. En de Kroaten zijn zeker niet de enigen die hun biezen pakken. Op dit moment telt Bosnië officieel nog ruim drie miljoen inwoners, maar andere schattingen liggen een stuk lager. Als de huidige trend doorzet, zou de bevolking in 2050 onder de 2 miljoen kunnen uitkomen. 

Edin Bajramovic, een gepensioneerde kolonel van het Bosnische leger, wijt het aan de politieke impasse in zijn land. „Je hoort vaak dat mensen vertrekken naar Europa voor een beter salaris, een beter leven”, vertelt Bajramovic in een restaurant in het centrum van Sarajevo. „Maar ik denk niet dat dat het is. Mensen zijn bang en maken zich zorgen over de toekomst van hun kinderen.” Ook Bajramovic begint over Dodiks ‘amoebe-speech’ van afgelopen week. Oude wonden werden opnieuw opengereten, vertelt de oud-kolonel. „Veel mensen van mijn generatie dachten: we hebben één oorlog overleefd, een tweede gaan we niet meemaken.” 

Om dat te voorkomen, is er nog altijd een internationale troepenmacht gelegerd op Camp Butmir, de oude legerbasis bij het vliegveld van Sarajevo. Met zo’n 1.600 militairen is EUFOR Althea van bepaald bescheidener omvang dan eerdere missies. Maar als het nodig is, zo vertelt compagniescommandant Bernhard Roos, kunnen er snel versterkingen worden aangevoerd – bijvoorbeeld vanuit het naburige Kosovo. De belangrijkste taak van de Europese vredesmacht is in de afgelopen dertig jaar niet veranderd: ‘Bijdragen aan een veilige en zekere omgeving, in lijn met de Dayton-akkoorden’. „Dat is nog steeds de basis”, zegt Roos. 

Sergeant Mike brieft zijn mannen voor de patrouille vertrekt naar Konjic.

Sergeant Mike brieft zijn mannen voor de patrouille vertrekt naar Konjic.

Foto Steven Derix

Zoom in

Dat wil niet zeggen dat majoor Roos en zijn militairen zwaarbewapend rondrijden door Bosnië – hoewel er voor de missie pantservoertuigen en punt vijftig-mitrailleurs zijn meegenomen. Het zijn de Bosnische politie en de Bosnische strijdkrachten die verantwoordelijk zijn voor het handhaven van de orde. Om te laten zien aan de bevolking dat EUFOR een oog in het zeil houdt, voeren de mannen en vrouwen van het 13e Infanteriebataljon ‘sociale patrouilles’ uit door heel Bosnië. Tijdens deze patrouilles verzamelen de militairen zo veel mogelijk informatie over de situatie in een gebied – zelfs over de graffiti op de muren, die een belangrijke aanwijzing kan zijn voor etnische spanning. „Daar hebben we uitgebreid les in gehad”, vertelt pelotonscommandant Stan – net als veel andere militairen wil hij zijn achternaam om veiligheidsredenen niet in de krant.

De Nederlandse militairen zijn wekenlang getraind op de missie in Bosnië. De militairen kregen les over de cultuur en geschiedenis, hebben een paar woorden Servo-Kroatisch moeten leren en hebben geoefend in het voeren van gesprekken met mensen op straat – in het Engels, maar het liefst met een van de vier tolken die klaarstaan. Om de neutraliteit van EUFOR te beschermen worden de militairen geacht enige afstand te houden, maar de Nederlanders hebben besloten contact te leggen met de bevolking. De jonge mannen en vrouwen van het 13e Infanteriebataljon – onderdeel van de Luchtmobiele Brigade – kunnen dat aan, vertelt CSM Sander, de hoogste onderofficier van het detachement. „Wij springen ’s nachts uit een helikopter, maar dit doen we ook hartstikke goed.”

Wij springen ’s nachts uit een helikopter, maar dit doen we ook hartstikke goed

Je kunt het zien aan de huisnummers, vertelt sergeant Mike als we met vier terreinwagens op weg zijn naar Konjic. Bosnische moslims hebben groene bordjes, Serviërs gebruiken meestal blauwe. Sergeant Mike weet niet wat de achtergrond van de kleuren is, maar hij weet wel dat achter kleine signalen een hele wereld schuil kan gaan. Sergeant Mike heeft zijn mannen daarom grondig gebrieft: over de veranderende bevolkingssamenstelling, over de geheime bunker van de Joegoslavische president Tito (nu een museum) en over het bezoek van een Japanse economische delegatie aan Konjic, die ongetwijfeld het gesprek van de dag zal zijn op straat. Bij aankomst zal Mike zijn patrouille van zes opsplitsen in drie koppels: „Als je met zijn tweeën ergens loopt dan is de drempel voor de mensen al een stuk lager.”

Dat wil niet zeggen dat iedereen zomaar durft af te stappen op de boomlange sergeant uit de omgeving van Zwolle. Er wordt vriendelijk gelachen, er worden duimen opgestoken, maar tot een gesprek komt het niet als Mike en soldaat eerste klas Milan wandelen langs de oever van de Neretva, de stenen brug over, en weer terug door het kleine Ottomaanse wijkje aan de andere kant van de rivier. Als Mike en Milan en hun Nederlands-Bosnische tolk plaatsnemen op het terras voor een espresso wordt er wel nieuwsgierig gekeken, maar komt niemand naar het tafeltje. Zo eindigt de patrouille zonder interactie. Dat is niet erg, vertelt Milan op de weg terug naar Sarajevo. „Het gaat in de eerste plaats om onze presence. Engagement is vaak meer een gelukje.” 

Bij aankomst in Konjic wordt de patrouille in drieën gesplitst.

Bij aankomst in Konjic wordt de patrouille in drieën gesplitst.

Foto Steven Derix

Zoom in

Bosnië, zo zegt CSM Sander als we terug zijn in Sarajevo, is een kwestie van lange adem. „Veel jongens zeggen: we zien na een half jaar hier nauwelijks een verschil. Maar ik heb hier voor het eerst in 1999 gezeten, en ik zie dat er superveel verbeterd is: hoe het eruitziet, de levenstandaard, de veiligheid. Mensen kunnen hier gewoon op vakantie – ook dankzij de bijdrage die Nederland al die jaren heeft geleverd.”

In Srebrenica zijn de mannen van het 13e bataljon uit Assen nog niet geweest.

„Ik kan me voorstellen dat het heel wat los zou maken als we daar zouden gaan rondlopen”, zegt compagniescommandant Bernhard Roos. „Maar sinds 1995 is Nederland voortdurend met heel veel militairen aanwezig geweest in Bosnië. Het is niet zo van: hallo, hier zijn we weer.”

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.