De race tussen klimaatverandering en de mensheid lijkt op het eerste gezicht kansloos af te gaan lopen voor ons. Ondanks de plechtige Parijse beloften over maximaal 1,5 graden opwarming, racet de wereld af op de gevaarlijke grens van 2 graden. 2024 was het warmste jaar ooit gemeten en 2025 komt naar alle waarschijnlijkheid in de top drie terecht. Wetenschappers wijzen bovendien steeds nadrukkelijker op het risico dat we komende tijd cruciale kantelpunten passeren, zoals het instorten van het Zuidpoolijs of het stilvallen van de Golfstroom, waardoor het stabiliseren van het klimaat nog moeilijker – zo niet onmogelijk – zal worden. Dit gaan we toch niet meer voor elkaar krijgen?

Diederik Samsom is bestuurder, en was nauw betrokken bij de Europese Green Deal. Hij was partijleider van de PvdA en lid van Greenpeace.
Noem mij een onverbeterlijke ingenieur, maar de doemdenkers zitten er technisch gezien helemaal naast. Er is nog altijd een haalbaar pad richting een volledig klimaatneutrale samenleving in 2050. Eentje waarin tien miljard mensen in bijna Europese welvaart leven, zónder het welzijn van toekomstige generaties op het spel te zetten.
De wereldeconomie is dan twee keer groter dan nu, maar heeft dankzij nieuwe technologie mínder energie nodig. Om je daar iets bij voor te stellen: elektrische auto’s zijn zoveel efficiënter dat we ondanks 9 biljoen – 9.000 miljard – , van de energie nodig hebben voor al die mobiliteit.
En al dat koper, kobalt, lithium, nikkel en andere kostbare metalen dan? Windmolens, zonnepanelen en batterijen vergen inderdaad onvoorstelbare hoeveelheden van deze grondstoffen. Zelfs bij optimale recycling is er bijvoorbeeld om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Maar dat is dus allemaal . De mijnbouw die deze stoffen nu uit de grond moet halen, is inderdaad verwoestend en mensonterend, maar dat komt puur doordat hebzucht de boventoon voert bij het delven. Fatsoenlijke winning is technisch prima mogelijk, net zoals volledige recycling. En het is ook nog betaalbaar.
Gecompliceerd leven
U zult bovenstaande op zijn best met verbazing lezen, of waarschijnlijk zelfs hoofdschuddend. Daar zijn goede redenen voor. Het succes van de energietransitie wordt niet bepaald door technisch potentieel of financiële middelen, maar door het maatschappelijk vermogen de enorme veranderingen die ermee gepaard gaan, op te vangen. Dat vermogen is beperkt en lijkt bovendien af te nemen.
Het overgrote deel van de samenleving leidt een leven waarin alle aandacht uitgaat naar gezin, werk, zorg en het betalen van de boodschappen en de hypotheek of huur. De meeste mensen vinden hun leven al gecompliceerd genoeg zonder klimaatverhalen of duurzame-energiebespiegelingen.
Over de warmtepomp lezen ze op het internet dat-ie duur is, niet goed werkt en lawaai maakt. Een oom die aan duurzame stadsverwarming vastzit, klaagt op de familieverjaardag over de belachelijk hoge rekening en zo’n elektrische auto trekt natuurlijk nooit de caravan de Alpen in.
Zonnepanelen zijn al wel in zwang, maar nu de salderingsregeling ophoudt – de vergoeding die je krijgt voor de stroom die je aan het net levert – en ook de klimaaturgentie uit de samenleving wegsijpelt, zijn gesprekken over zonnepanelen vaak terug bij af: milieugedoe, niet aan beginnen, levert te weinig op.
Theoretische modellen laten zien dat met de snelle opmars van duurzame technologie ook een razendsnelle energietransitie mogelijk is. Maar wie de wereld van de modellen uit stapt en de straat op gaat, ziet waar de uitdaging voor een snelle verduurzaming echt ligt: bij het beperkte vermogen van onze maatschappij om al die
Snelle technologische veranderingen, en zeker een revolutie zoals we die nu meemaken, hebben een sterk darwinistisch karakter. Een elite die zich snel kan aanpassen, profiteert van de nieuwe mogelijkheden en een stijgende welvaart. Degenen die noodgedwongen minder wendbaar zijn, springen niet soepeltjes vanuit hun verdwenen baan naar een nieuwe en moeten zich maar zien te redden. Zo komen meer geld en meer macht in handen van minder mensen.
Bij de eerste twee industriële revoluties, de stoommachine en de massaproductie, vond de samenleving daar een antwoord op. Opkomende vakbonden en politieke bewegingen als de sociaal- en christendemocraten vormden de tegenreactie en creëerden de sociale welvaartsstaat. Gebruikmakend van de enorme welvaartssprong die de industriële revoluties óók opleverden, hielden herverdeling en een forse publieke sector de maatschappij bij elkaar. Nooit zonder frictie, zeker niet foutloos, maar Europa ontwikkelde zich wel tot het
Deze industriële revolutie is ingrijpender en gaat sneller dan alle voorgaande
Dat werd bij de derde industriële revolutie, die van automatisering en digitalisering, al lastiger. In de jaren negentig vierde de bemiddelde bovenklasse uitbundig het ‘einde van de geschiedenis’ door zich op de golven van de afgekondigde ‘nieuwe economie’ – nooit meer recessie dankzij digitalisering en globalisering – pijlsnel financieel en sociaal opwaarts te bewegen. Totdat de dotcomcrisis het feestje van de ‘nieuwe economie’ verpestte, en vlak daarna 9/11 ook een einde maakte aan het einde van de geschiedenis.
Door de gaten die deze twee gebeurtenissen sloegen in het rooskleurige zelfbeeld van de sufgefeeste jaren negentig, stroomde de onvrede van het stille leed naar buiten. Niet alleen tijdens de Nederlandse Fortuyn-revolte. In diezelfde beginjaren van deze eeuw drong Jean-Marie Le Pen (de vader van) door tot de tweede ronde van de presidentsverkiezingen in Frankrijk, vierde de extreemrechtse FPÖ successen in Oostenrijk en brak Silvio Berlusconi definitief door in Italië.
De meeste politieke energie in Europa zit sindsdien op rechts. Daarmee is de kloof tussen de winnaars en de verliezers van de derde industriële revolutie niet overbrugd. Integendeel. Niet alleen inkomen en vermogen, maar vooral kansen en perspectieven worden de laatste twintig jaar steeds ongelijker verdeeld.
Inmiddels zitten we in de vierde industriële revolutie: de razendsnelle opkomst van nieuwe technologie, zoals duurzame energie, biotechnologie en artificiële intelligentie. Deze is ingrijpender en gaat sneller dan alle voorgaande. En de herverdelingsopdracht is veel complexer geworden. Als het alleen om geld zou gaan, zou het wellicht nog lukken. Europa is wereldkampioen herverdeling, dus met een beetje extra inspanning zouden we dat wel voor elkaar moeten krijgen.
Herverdeling van inkomen is echter lang niet de enige voorwaarde voor het behouden van verbinding in de samenleving. Ik maakte dat zelf mee tussen 2012 en 2017, de jaren van Rutte II. Ondanks de grootste financiële herverdelingsoperatie ooit, waarbij er opgeteld meer dan 3 miljard euro van rijk naar arm verschoof, zagen we de scheuren in de samenleving niet afnemen. Begrotingstekorten dwongen het kabinet tegelijkertijd tot bezuinigingen op sociale regelingen en zorg.
Dat alles bleek een veel groter gat te slaan in het vertrouwen van vooral de lage-inkomensgroepen dan de herverdeling kon goedmaken. Mijn les uit Rutte II is dat zekerheid in de nieuwe wereld eerder voortkomt uit een krachtige publieke sector dan uit glanzende koopkrachtplaatjes.
Andere scheidslijnen
De tweedeling in de samenleving loopt inmiddels langs andere, indringender scheidslijnen dan de klassiek sociaaleconomische. Het zijn nu optimisme, hoop en perspectief die steeds ongelijker verdeeld raken. Wat in de jaren negentig voor het eerst zichtbaar werd, is nu ook voelbaar. Een deel van de samenleving heeft een overvloed aan kansen, en daarmee ook aan perspectief en optimisme. Daartegenover staat het deel dat moet toezien hoe de kansen meestal anderen toevallen, terwijl zij vooral de bedreigingen ervaren.
Dit type ongelijkheid creëert verongelijktheid. Ziedaar het chagrijn in de samenleving en de opkomst van de populisten, die houvast bieden met de belofte dat er niets hoeft te veranderen. Als dat chagrijn definitief doorbreekt, wordt het buitengewoon lastig het tempo van de verduurzaming te versnellen of zelfs maar vast te houden. Maar hoe verdeel je in hemelsnaam hoop, optimisme en perspectief?
Wie een deel van het antwoord met eigen ogen wil zien, kan naar Leeuwarden reizen. Daar zijn in 2019 in een van de armste buurten van Nederland, de Wielenpôlle, alle 132 sociale huurwoningen zodanig gerenoveerd dat ze netto geen energie meer gebruiken. Met zeer goede isolatie, zonnepanelen voor de elektriciteit en een warmtepomp voor de verwarming hebben de bewoners geen energierekening meer. Een enorme investering voor de woningbouwcorporatie, maar de opbrengst is groot, zo blijkt.
Toen ik op een middag in 2021 door de wijk struinde op zoek naar inspiratie, vertelde een bewoonster me dat de renovatie eindelijk een keer echt voelde als een gezamenlijk project. En toen ik haar vroeg wat nu het mooiste is aan een nul-op-de-meterwoning, bleek het niet de afwezige energierekening te zijn. Nee, de spiegel die nooit meer beslaat in de badkamer dankzij de muurverwarming die er achterlangs loopt. Net als de brede vensterbanken, vanwege de dikke isolerende muren, waarop je comfortabel kunt zitten zonder een koude onderrug te krijgen.
Nadat ze jarenlang hebben geleefd in een oud en tochtig huis, betekent de gerenoveerde nul-op-de-meterwoning voor de bewoners veel meer dan alleen lagere energiekosten. Het is een erkenning van hun bestaan. Er is wat hoop en optimisme aan het leven toegevoegd. De wijk loopt sindsdien een beetje rechter op. Mogelijk gemaakt door een forse investering van de woningbouwcorporatie en vooral door betrokken medewerkers en aannemers, die samen met de bewoners een volledige transitie van de wijk voor elkaar hebben gekregen.
De Wielenpôlle in Leeuwarden is lang niet de enige wijk waar dit is gelukt. Er zijn inmiddels enkele tientallen van dit soort voorbeelden. Allemaal met verschillende uitkomsten, maar met hetzelfde recept: geen marginale maatregelen nemen, maar het probleem echt aanpakken en vooral de bewoners serieus nemen.
Met radicale stimuleringsmaatregelen kan de samenleving de weg naar verduurzaming inslaan
Wat voor de Wielenpôlle geldt, geldt voor de gehele samenleving. Wie draagvlak wil verwerven voor radicale verduurzaming, moet voor een radicale aanpak kiezen. De voorbeelden zijn overal in Europa te vinden. Zoals er bij de renovatie in Leeuwarden werd gekozen voor geheel energieneutrale woningen zónder huurverhoging, zo veranderde Kopenhagen in een fietsstad door radicaal te investeren in fietsroutes – met karakteristieke fietsbruggen – en in gratis deelfietsen. Parijs volgt op dit moment dat voorbeeld, met hetzelfde resultaat.
De Italiaanse ‘superbonus’ van maar liefst 110 procent belastingaftrek voor renovatiekosten voor energiebesparing, die in 2020 werd gelanceerd, was zo succesvol dat het isolatiemateriaal en de verf in de daaropvolgende jaren in Italië niet meer aan te slepen waren.
De succesvolste ‘zon op je dak’-aanpak ter wereld is de Nederlandse salderingsregeling, de ruimhartige subsidieregeling die ervoor heeft gezorgd dat liefst een derde van de Nederlandse daken inmiddels bedekt is met zonnepanelen. Duitsland volgt op grote afstand met bijna 10 procent. Met radicale stimuleringsmaatregelen kan de samenleving de weg naar verduurzaming inslaan.
Lange adem
Maar voor een blijvend en breder resultaat moet ook de diepere oorzaak van onze aversie tegen deze enorme veranderingen worden weggenomen, of op zijn minst sterk verminderd. De voortgaande ongelijkheid als het gaat om kansen en perspectief in de Europese samenlevingen vereist een succesvollere aanpak dan de herverdelingsarrangementen die we nu kennen. Dat is een kwestie van de lange adem, en je moet dan ook willen kijken naar gelijke kansen in plaats van naar gelijke uitkomsten.
Dat betekent langdurig en veel investeren in preventieve gezondheidszorg, onderwijs en vooral de woonomgeving. Aan preventie geven landen in de EU minder dan 1 procent van hun bruto binnenlands product uit, en bij het onderwijs zijn de overheidsuitgaven de afgelopen decennia licht gedaald in plaats van gestegen. Ook collectieve investeringen in steden en dorpen lopen terug. Terwijl grotere uitgaven juist noodzakelijk zijn om een complete samenleving zodanig dicht bij elkaar te houden dat ze de enorme gevolgen van de energietransitie kan en wil meemaken. Meer investeren voor straks en minder spenderen voor nu dus. Welke politicus durft dat vandaag de dag nog voor te stellen?
Ziedaar de vicieuze cirkel waarin we dreigen vast te lopen. Onvrede over de prestaties van de overheid leiden tot een afnemende bereidheid om bij te dragen, waardoor de prestaties verder afnemen. En intussen spelen de populisten steeds overtuigender het lied van Hamelen.
Het is noodzakelijk deze dynamiek nu te doorbreken. Anders zal de duurzame transitie ondanks de spectaculaire technologische vooruitgang uiteindelijk alsnog stranden. Als één continent dit kan, dan is het Europa. Het meest succesvolle vredes- en vooruitgangsproject in de menselijke geschiedenis. Uitvinders van het Rijnlandse model. Wereldkampioen publieke voorzieningen. Als we de komende jaren genoeg verantwoordelijkheid kunnen aanboren om deze opdracht gezamenlijk aan te pakken, dan lukt het alsnog.
Dit artikel is geschreven naar aanleiding van Diederik Samsoms nieuwe boek Groene Supermacht. Hoe Europa de wereld kan verduurzamen (Uitgeverij De Correspondent).
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.