•  

Gisteren

  •  

leestijd 5 minuten

  •  

6383 keer bekeken

  •  

bewaren

Scherm­afbeelding 2025-03-11 om 12.21.53ANP-491761747

Arnout Brouwers schetst in zijn recente opiniestuk in de Volkskrant een verleidelijk eenvoudig verhaal: links moet gewoon het Deense model omarmen, ophouden met “in hun broek schijten” voor het onderwerp immigratie, en de kiezer komt vanzelf terug. Probleem opgelost, depressie voorbij. Net als het fabeltje dat PvdA’ers om deze zelfde reden massaal naar de PVV overliepen, is het een redenering gebaseerd op lucht.

Brouwers presenteert Mette Frederiksen als de sociaaldemocraat die eindelijk durfde te zeggen wat niemand anders durfde. Deze framing suggereert dat linkse partijen elders geen standpunt over migratie hebben, of er “bang” voor zijn. Dit is een karikatuur. Sociaaldemocraten in Nederland en elders hebben decennialang over migratie gesproken; van de inburgeringswet tot de spreidingswet, van arbeidsmarktbeleid tot integratieprogramma’s. Beleid dat door de VVD onuitvoerbaar is gemaakt of regelrecht getorpedeerd. De Nederlandse sociaaldemocratie heeft inderdaad niet gekozen voor het Deense model, maar dat is toch echt heel iets anders dan “bang zijn”. Het echte verschil is niet dat Frederiksen over migratie dúrft te praten, maar wat ze erover zegt en doet. En hier wordt het verhaal een stuk minder inspirerend.

Brouwers verzuimt te vermelden wat het Deense beleid in de praktijk betekent. Denemarken heeft vluchtelingen hun sieraden laten inleveren (een verwerpelijke en historisch pijnlijke maatregel die de Britten inmiddels ook wel zien zitten). Denemarken probeert Syriërs terug te sturen naar Damascus, ook al zijn mensenrechtenorganisaties het erover eens dat dit onveilig is. Het heeft plannen voor asielcentra in Rwanda ontwikkeld waar mensenrechten allesbehalve gewaarborgd zijn. Het stuurt tieners met een migratieachtergrond naar “heropvoedingskampen”. Het heeft een wet die het mogelijk maakt strengere straffen op te leggen voor misdrijven in “getto’s”, oftewel wijken met veel niet-westerse immigranten. (Valt het je op dat een lage-inkomenswijk met veel bijbehorende sociaal-economische problematiek maar met vooral witte inwoners nooit een getto wordt genoemd?)

In Nederland wordt het schrikbeeld van de zogenaamde “massaimmigratie” aangejaagd door de opzettelijk gecreeërde chaos rond het aanmeldcentrum in Ter Apel, waar de wachtrijen zo lang zijn dat niet lang geleden asielzoekers in het gras rond het terrein moesten slapen. Alleen, die chaos heeft niets te maken met de instroom, zo hoog is die feitelijk niet, maar met een opeenstapeling van bezuinigingen, wederom door opeenvolgende VVD-kabinetten. Van opvangplekken tot medewerkers, overal werd op onverantwoordelijke wijze het mes in gezet. Van de mensonterende situatie die ontstond, gingen de beelden grif het land door waar politici van rechtse snit ermee aan de haal konden gaan. Mensen die Ter Apel niet op de kaart kunnen aanwijzen wisten het vervolgens zeker: Ter Apel is een rampgebied en het voorland van de rest van Nederland.

‘Als we niet oppassen, wordt heel Nederland één groot Ter Apel. Dat willen de mensen niet. Dat wil ik niet. Dat wil het kabinet niet’, aldus toenmalig PVV-minister van Vreemdelingenhaat Marjolein Faber. Ook een groot fan van het Deense model, ze fabuleerde er zelfs een bordje bij: “Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer”. Dat schrikbeeld, daar denken ze in Ter Apel zelf heel anders over, blijkt uit een reportage uit dezelfde editie van de Volkskrant. ‘Politici verpesten de sfeer,’ zeggen inwoners die nu met een expositie de negatieve beeldvorming rond hun dorp willen veranderen. ‘Als er niet zoveel negatieve berichtgeving zou zijn in de media, zouden er wellicht meer gemeenten zijn die asielzoekers willen opvangen,’ merkt een inwoner op.

Terug naar Denemarken. Wat de Denen doen is geen “ontkoppeling van ras en cultuur”, zoals politicoloog Mark Leonard volgens Brouwers beweert. Dit ís raciaal getint beleid. Het creëert tweederangsburgers op basis van herkomst. En dat het is populair in Denemarken, maakt het nog geen rechtvaardiging voor beleid dat fundamentele mensenrechten ondermijnt.

Brouwers suggereert in zijn stuk dat er maar twee opties zijn: ofwel het Deense model omarmen, ofwel vasthouden aan een naïeve “iedereen is welkom”-houding die de verzorgingsstaat ondermijnt. Dit is een klassiek vals dilemma. Er zijn tal van posities tussen deze twee uitersten.

Je kunt prima een gereguleerd immigratiebeleid hebben zonder vluchtelingen hun sieraden af te pakken. Je kunt asielzoekers eerlijk beoordelen zonder ze naar dictaturen terug te sturen. Je kunt arbeidsmigratie organiseren zonder verschillende straffen in te voeren voor verschillende bevolkingsgroepen. Je kunt grenzen hebben zonder de menselijkheid uit het oog te verliezen. Het probleem met het Deense model is niet dat het grenzen stelt – alle landen doen dat – het probleem is hoe ver het gaat, en wie er het slachtoffer van wordt.

Mette Frederiksen argumenteert dat mensen alleen hoge belastingen accepteren als ze zich deel voelen van een “gedeelde gemeenschap”. Maar wie bepaalt de grenzen van die gemeenschap? En waarom zou een arts of wat mij betreft een putjesschepper uit Syrië daar niet bij kunnen horen, terwijl een seizoensarbeider uit Polen dat wel kan?

De economische logica is bovendien twijfelachtig. Onderzoek wijst uit dat immigranten op lange termijn netto bijdragen aan de economie en de verzorgingsstaat. Ja, integratie kost geld en moeite, van twee kanten. Maar het idee dat immigratie per definitie de verzorgingsstaat ondermijnt is aantoonbaar onhoudbaar. Juist vergrijzende samenlevingen zoals de Nederlandse hebben immigratie hard nodig om hun pensioenstelsels en zorgstelsels overeind te houden.

Brouwers wijst vervolgens op Spanje als voorbeeld van “pragmatisch” beleid. Maar hij verzuimt gemakzuchtig te vermelden dat Spanje onlangs juist regularisatieprogramma’s heeft aangekondigd voor honderdduizenden mensen zonder papieren. Dit omdat Spanje erkent dat deze mensen al lang deel uitmaken van de economie en samenleving, en het beter is ze te regulariseren dan in een permanente schaduweconomie te laten leven met alle gevaren en onzekerheden die daarbij komen.

Het fundamentele probleem met Brouwers’ analyse is dat hij migratie puur als een politieke marketingkwestie behandelt. Links moet gewoon een “beter verhaal” bedenken om kiezers terug te winnen. Je zou het in deze VVD-lobbycratie bijna vergeten, maar politiek gaat niet alleen over electoraal succes. Het gaat ook over waarden en principes.

Sommige linkse politici hebben principiële bezwaren tegen het Deense model, niet omdat ze “bang” zijn of “superieur” willen zijn, maar omdat ze geloven in gelijke behandeling ongeacht herkomst, in het respecteren van internationale vluchtelingenverdragen, in het niet creëren van tweederangsburgers.

Er is een alternatief voor Brouwers’ valse dichotomie: een immigratiebeleid dat eerlijk, gereguleerd én humaan is. Dat onderscheid maakt tussen vluchtelingen en arbeidsmigranten. Dat investeert in integratie in plaats van in uitsluiting. Dat erkent dat migratie uitdagingen met zich meebrengt, maar ook kansen. Dat grenzen stelt waar nodig, maar rechten respecteert waar verplicht.

Dat verhaal verkoopt in Onderbuikië misschien niet zo makkelijk als het Deense model, maar het is wel eerlijk. En op lange termijn is eerlijkheid de enige basis voor duurzaam beleid.

De sociaaldemocratie hoeft zichzelf niet op te heffen door het Deense model te kopiëren. Ze moet zichzelf heruitvinden door een verhaal te vertellen dat zowel de verzorgingsstaat als de rechtstaat overeind houdt. Dat is moeilijker dan wat Brouwers voorstelt. Maar de makkelijke weg is dan ook zelden de juiste.