“Het gebeurt dat ik bezig ben iemand te douchen, of dat ik iemand help die zich heeft verslikt, en dat iemand anders verderop valt. Mijn collega is ook druk. Wat doe je dan? Je wilt ze dan allebei meteen helpen, maar dat is onmogelijk”, zegt Roy Korbijn, coördinerend verzorgende in een zorginstelling in Heerhugowaard.
Het is een van de situaties die zorgmedewerkers dagelijks meemaken. Door de structurele krapte moeten zij improviseren, lastige afwegingen maken en soms noodzakelijke zorg uitstellen. Deze praktijk staat beschreven in het rapport Ik kom zo bij u… van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG), een overheidsinstantie die het ministerie van VWS en het parlement informeert over ethische vraagstukken in de zorg.
Volgens het CEG hebben zorgverleners door het personeelstekort vaak simpelweg niet genoeg tijd om iedereen te helpen. Dat is ‘fysiek, mentaal en moreel belastend’ en kan onder meer leiden tot burn-outklachten en zorgprofessionals die het vak verlaten.
Morele stress
Zorgverleners komen vaak ‘in situaties terecht waarin ze weten wat het goede is om te doen, maar daar niet naar kunnen handelen’, zo staat te lezen. “Dit kan leiden tot morele stress. Morele stress kan gepaard gaan met gevoelens van bijvoorbeeld machteloosheid, frustratie en schuld. (…) In de verhalen van zorgverleners klinkt de vertwijfeling, frustratie en machteloosheid door.”
Volgens het CEG voelen zorgverleners zich schuldig ten opzichte van hun cliënten, ‘juist vanwege de verbondenheid die zorgverleners voelen’ met de mensen die hun hulp nodig hebben. De ene keuze gaat altijd ten koste van een andere: “Wat ze ook kiezen, iemand is de dupe.”
In de gehandicaptenzorg dreigen opnamestops om personeelsproblemen. De moeder van Jasper vertelt over de gevolgen:
Er dreigen opnamestops in de gehandicaptenzorg sinds er strenger gecontroleerd wordt op de inzet van zzp’ers. Jasper is een van de cliënten die intensieve zorg nodig heeft, zijn moeder vertelt over wat zij nu van dichtbij meemaakt.
Voor de ‘interviewstudie’ zijn 47 zorgverleners geïnterviewd. Volgens zorgverleners is het beeld representatief voor de hele beroepsgroep.
Korbijn zegt dat hij het geschetste beeld in het rapport ‘absoluut’ herkent. “Wij beginnen als team bijna elke dag met de vraag: hoe lossen we dit op? Dat is niet overdreven, dat is gewoon hoe het is.”
Kiezen is onmogelijk
Nog niet zo lang geleden bestond dat team uit acht collega’s, vertelt hij. Tegenwoordig ‘mogen we blij zijn met vijf mensen’. Die zorgen op twee afdelingen. “We lopen dus vaak met twee mensen op een afdeling van zeventien mensen.”
In het rapport komt ook het verhaal van Naomi aan bod. Zij vertelt hoe ze op een dag er alleen voor stond, en moest kiezen tussen een patiënt die terminaal was en iemand die ‘onrustig en verward’ rondliep. “Het is heel moeilijk om te kiezen, voor welke cliënt kies jij op dat moment? Je wordt er zelf heel naar van, omdat je eigenlijk niet kan kiezen.”
Lees ook Met dit kompas kunnen mensen met dementie de weg naar huis weer vinden
Korbijn geeft aan dat deze dagelijkse worsteling aan hem knaagt. En ook aan zijn collega’s. “Dat is moeilijk, daar ben ik eerlijk over. Ik hoor mezelf honderd keer per dag zeggen: ik kom straks bij je. Ik word er zelf flauw van.”
Extra lastig is het wanneer bewoners boos op hem worden omdat hij niet op tijd kwam helpen. “Ik kan dat die mensen niet kwalijk nemen, omdat ze gelijk hebben. Ook al kan ik er niets aan doen. Het gebeurt vaak dat ik ’s avonds thuiskom, en daar nog best emotioneel over ben. Lastig, ja. Als ik zelf zeg: ik kom zo bij u… dan voelt het bijna als een leugen. Een naar gevoel. Ik zou bijna een opname op mijn pieper kunnen installeren: u bent de vijfde wachtende in de rij.”
‘Het welzijnsstukje moet je vergeten’
In het rapport komt wijkverpleegkundige Ruben aan het woord. Hij vertelt over ‘heel veel ad-hoc-situaties’ waarin drie collega’s het werk moeten doen van vier mensen: “Dat zorgt voor veel stress. Dan moet je dus keuzes maken. Dan ga je mensen overslaan, dat kan eigenlijk niet.”
De oplossing is dan meestal ‘op dubbel tempo’ werken, voegt Ruben toe. Hij wijst er ook op dat de zorg in veel gevallen al versoberd was tot ‘alleen noodzakelijke zorg’. Daardoor ‘kunnen zorgmomenten niet meer zo makkelijk worden overgeslagen’.
Ook Samira, verzorgende in een verpleeghuis, haalt dat aan: “Je bent gericht om mensen om te kleden, eten te geven en naar bed. That’s it. Het welzijnsstukje, wat eigenlijk heel erg belangrijk is in de zorg, dat moet je maar vergeten. Dat kan je niet meer bieden.”
Lees ook Samen lachen, kletsen en zingen: Thijmen wil de laatste levensfase van ouderen mooier maken
Zorgverlener Bo, die persoonlijk begeleider in de gehandicaptenzorg is, merkt dat het tekort zowel haarzelf als de cliënten raakt: “Je merkt het ook aan jezelf dat je het steeds moeilijker gaat trekken, dat je moe bent en dat je wat narrig bent. Dat verdienen die kinderen natuurlijk ook niet. Maar als je allemaal extra uren draait en elke keer maar aan het bellen bent voor personeel, dat breekt je.”
‘Velen stappen over naar ziekenhuis’
Roy zegt al deze signalen te herkennen. Bij collega’s ziet hij de passie voor het vak soms langzaam uitdoven. Hij ziet ‘steeds meer collega’s vertrekken’. “Dat maakt ons werk steeds zwaarder. De sfeer verandert, er groeit een gevoel van gemis en onzekerheid. Ik zou de zorg weer menselijker en positiever willen zien worden. Maar dan moeten we nu eerst het eerlijke verhaal vertellen. En daarna: inzetten op medezeggenschap en investeren.”
Hij ziet zichzelf voorlopig niet iets anders gaan doen: “Mijn zorghart brandt nog. Maar voor hoe lang? Vandaag heb ik even muziek geluisterd met een oudere, en dan weet je weer even waarvoor je het doet. Maar die momenten zijn zeldzaam. De gehandicaptenzorg is een achtergesteld gebied in de zorg. Ik wil de politiek, werkgevers en vooral de maatschappij vragen: hoe zou je het vinden als het om je eigen vader of moeder ging?”
Het CEG roept de politiek en beleidsbepalers op structurele keuzes te maken en zorgverleners daarbij te betrekken.
Lees ook Kabinet wil moderne verzorgingstehuizen voor ouderen
Reactie Beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
“V&VN krijgt buikpijn van het CEG-rapport, maar we zijn niet verrast. Dit zijn signalen die we ook van onze leden krijgen. Leden vragen ons regelmatig hoe ze op een verantwoordelijke manier met dilemma’s om moeten gaan.
V&VN vindt dat het tuchtrecht voor zorgprofessionals moet worden herzien. “Als er iets misgaat, wordt de zorgverlener verantwoordelijk gehouden. Veel zorgprofessionals voelen zich vogelvrij. Er moet een eerlijker systeem komen waarbij ze niet alléén verantwoordelijk worden gehouden, maar ook beschermd en ondersteund.”
De krapte in de zorg is blijvend, stelt V&VN. “De hele samenleving moet daarmee leren omgaan. Welke zorg is echt nodig van verpleegkundigen en verzorgenden? En welke zorg kan verleend worden door niet-zorgprofessionals? De politiek moet inwoners betrekken bij de keuzes die nodig zijn om zorg toegankelijk te houden voor iedereen.”
Er moeten meer zorgprofessionals instromen, vindt de beroepsvereniging. “Politiek en werkgevers moeten investeren in het beroep. Maak zorgopleidingen goedkoper en aantrekkelijker. Dicht de loonkloof met andere sectoren en betaal eerlijke stagevergoedingen. Laat zorgprofessionals meebeslissen over wat er op de werkvloer gebeurt. Dat zorgt voor meer werkplezier, minder morele stress en minder uitstroom.”