Ta-Nehisi Coates (1975, Baltimore) weegt verhalen op hun nagalm, niet op hun vorm. Als docent aan de Howard University in Washington drukt Coates zijn studenten literatuur op het hart dat schrijven niet draait om stijl of vernuft, maar om wat woorden kunnen doen met iemands geweten. Een goed vormgegeven verhaal achtervolgt, kruipt onder de huid en hecht zich aan het morele bewustzijn. Pas wanneer een verhaal iets ongemakkelijks blootlegt en blijft rondspoken krijgt het werkelijk betekenis. „The goal is to haunt”, schrijft hij in zijn nu in het Nederlands vertaalde bundeling essays en reisreportages De boodschap.

Bij Coates ontstond dat besef al jong, toen hij een ogenschijnlijk banaal Sports Illustrated-verhaal las over Darryl Stingley, een Americanfootballspeler die na een klap op het veld niet meer kon lopen. Niet het drama zelf bleef hangen, maar de manier waarop het moment in woorden werd gevangen. Hoe het letsel werd voorgesteld als een toevalstreffer, niet als gevolg van een gewelddadige sport die lichamen sloopt. Hij ontdekte een waarheid die zich later overal zou aandienen: dat macht zich manifesteert in taal, in de verhalen die wel of niet worden toegestaan, in wat wél wordt gezegd en wat niet.


Bekijk artikel in krant

Ta-Nehisi Coates: De boodschap. (The Message) Vert. Adiëlle Westercappel en Fannah Palmer. Bot, 250 blz.  € 24,99

Voor zijn nieuwe boek reisde Coates naar South Carolina, Senegal en Palestina, drie plekken waar de sporen van het verleden nog nazinderen. Daar laat hij zien hoe taal politieke werkelijkheden schept. Als zwarte Amerikaan, die de erfenis van segregatie met zich meedraagt, herkent Coates asymmetrische machtsverhoudingen wanneer ze zich aandienen.

In Palestina, het zwaartepunt van zijn boek, werd die intuïtie meteen aangesproken. „Ik zag twee gemeenschappen met een totaal andere realiteit”, vertelt Coates in een van de middeleeuwse vertrekken van het monumentale pand Gravensteen in Leiden, een van zijn tussenstops tijdens de Europese promotietour voor zijn boek. „In de ene vochten mensen voor vrijheid, voor toegang tot water. In de andere hadden mensen genoeg water om een zwembad te vullen. In de ene leefden mensen zonder volwaardige burgerrechten. In de andere waren die vanzelfsprekend. Dat klonk als iets wat mijn voorouders hadden meegemaakt.”

Van dichtbij werd Coates duidelijk hoe scherp de morele lijnen van de Israëlisch-Palestijnse kwestie zich eigenlijk aftekenen: hoe Israël Palestijnen sinds 1948 met systematisch geweld hun rechten ontzegt. Recenter in de internationale berichtgeving over de genocide in Gaza zag Coates hoe taalgebruik vol journalistieke eufemismen die morele helderheid vaak ondermijnt. Israëlische slachtoffers krijgen namen en verhalen, Palestijnen blijven anonieme aantallen. Palestijns geweld heet ‘terreur’, Israëlische aanvallen ‘militaire operaties’ of ‘vergelding’. Passieve formuleringen zoals ‘omkomen’ of ‘het leed in Gaza’ houden het Israëlische geweld op comfortabele afstand.

„Journalisten willen steeds beide kanten horen”, zegt Coates. „Alsof die tweedeling is vastgesteld door een onverschillige god. Maar zíj bepalen uiteindelijk welke kanten van het verhaal legitiem zijn en welke niet.” Een schrijver staat nooit buiten zijn onderwerp, schrijft hij. „En hoe beter je dat beseft, hoe zwaarder de verantwoordelijkheid.”

Coates’ geschreven wereld is er een van woorden die zichtbaar maken wat doorgaans onuitgesproken blijft, gedragen door een helderheid die zich niet door afstand laat sussen. In zijn bejubelde doorbraak Between the World and Me (2015) benoemde hij tien jaar geleden slavernij als historische onderlaag waarop de Verenigde Staten zijn gebouwd en trok de lijn door naar hedendaags structureel racisme. Het jaar daarvoor haalde hij met zijn spraakmakende essay The Case for Reparations in The Atlantic het idee van herstelbetalingen aan nakomelingen van tot slaaf gemaakten vanuit de marge naar het centrum van het publieke debat.

Lees ook

Ta-Nehisi Coates: de schrijver kán niet aan de zijlijn staan

Ta-Nehisi Coates vorig jaar november tijdens een openbaar interview op Xavier University of Louisiana in New Orleans, VS.

Schrijvers, zo schrijft Coates, doen niets anders dan het scherpstellen van licht. „De systemen waar we tegen vechten gedijen in het donker.” Wanneer hij het over ‘schrijvers’ heeft, bedoelt hij dat in brede zin: iedereen die met taal de werkelijkheid wil beschrijven. Wie met Coates spreekt, merkt hoe vanzelf de plek van degene die de vragen stelt zichtbaar wordt. Een gesprek over schrijven als ethische opdracht. Over wie mag spreken en wie geacht wordt afstand te bewaren.

Je plaatst die ethische verantwoordelijkheid nadrukkelijk bij jonge schrijvers, waar ik mezelf ook toe reken. Hoe moeten wij ons verhouden tot de turbulente werkelijkheid waarin wij opgroeien?

„Er bestaat eigenlijk geen neutrale positie. Niet nu. En misschien is die er nooit geweest. Wat zou het fijn zijn als die bestond. Dat zou het leven een stuk eenvoudiger maken. Maar het zou betekenen dat je toekijkt hoe de wereld zichzelf vernietigt. Alsof je in een brandend huis zit en je niet wilt helpen, dat je het vuur niet wilt blussen.”

Diversiteit in het journalistieke landschap draait vaak om nieuwe gezichten, terwijl het eigenlijk om nieuwe stemmen zou moeten gaan. De vereiste ‘professionele afstand’ maakt het vertellen van verhalen die dicht bij de eigen werkelijkheid liggen een stuk meer beladen voor journalisten die buiten de norm vallen.

„Die spanning is geen toeval. Die spanning zie je terug op elke redactie, niet alleen bij die van jou. Intussen werk ik al zo’n dertig jaar als journalist. Ik hou enorm van het ambacht, van de vorm, van wat journalistiek mogelijk maakt. Voor mij gaat journalistiek over het begrijpen van macht. Er bestaat nu eenmaal een verstrengeling, een soort web tussen de macht en de journalistiek. Sommigen zouden het zelfs een incestueuze relatie noemen.

„Voor mij was het onrecht in Palestina zo overduidelijk, maar kwam dat volstrekt onvoldoende naar voren in de verhalen die ik las. Dat is wat er gebeurt wanneer een bepaald soort journalistiek zichzelf boven het verhaal plaatst en doet alsof afstand hetzelfde is als objectiviteit. Ik weet niet of mensen zulke mechanismen echt niet begrijpen of dat ze ervoor kiezen het niet te begrijpen. Maar je kunt die keuzes niet scheiden van een bredere manier van denken, van het koloniale en imperialistische denken dat bepaalt wie als mens wordt gezien en wie niet.”

Als schrijver verwerp je ook het idee van een onschuldige waarnemer. Je bent geen toeschouwer van het onrecht, maar altijd een deelnemer. Is het schrijven van een boek voor jou voldoende om een rol van betekenis te spelen te midden van structureel geweld en ongelijkheid?

„Dat is nooit genoeg, brother. Nooit. Maar het is wat ik kan. Wat ik op dit moment vermag. We zouden allemaal willen dat we meer konden doen. Toch blijf ik overtuigd van de enorme kracht van taal. Schrijvers hebben een wezenlijke plaats in de geschiedenis. Schrijverschap heeft bestaansrecht. Onze beperking is dat we op korte termijn weinig kunnen uitrichten. Er bestaat geen boek dat een genocide kan stoppen. Zo werkt het niet. Daar komen wapens aan te pas. Schrijven gaat juist over het scheppen van een wereld waarin genocide niet meer mogelijk is.”

Je ziet taal als een instrument van bevrijding. Maar als ik schrijf over rechtvaardigheid of gelijkheid, vraag ik me telkens weer af: doet het er echt toe?

„Schrijven is een voorrecht. Woorden brengen me in contact met andere mensen, met andere gemeenschappen. Ze hebben me in contact gebracht met jou. Daarom geloof ik in wat woorden kunnen doen. Kijk hoe ver mensen bereid zijn om bepaalde verhalen en perspectieven onzichtbaar te maken voor hun publiek. Dat is veelzeggend.

„Laat me jou iets vragen. Als woorden geen kracht hadden, waarom vind jij het dan zo moeilijk om het werk te doen dat je echt wilt doen? Is dat niet op zichzelf al een politiek probleem? Heeft dat niet direct te maken met de manier waarop sommige gemeenschappen in jouw samenleving worden gezien, gewaardeerd en behandeld? Jouw worsteling is herkenbaar voor velen van ons die als gemarginaliseerde stemmen binnen grote instituten werken. Wie daar zeggenschap heeft, begrijpt heel goed hoe belangrijk het is wie er wél en niet aan het woord komt.”

Coates schrijft dat politieke keuzes nooit losstaan van wie als mens wordt gezien en wie niet. Afgelopen jaar voelde een gemeenschap in de VS die spanning bijzonder scherp. In de aanloop naar de presidentsverkiezingen werd in delen van Arabische gemeenschappen een breuk met de Democratische partij zichtbaar. Sommige Arabisch-Amerikanen zagen de stembusgang als een rechtstreeks moreel oordeel over de genocide in Gaza.

De vrees voor een nieuwe Trump-termijn woog niet op tegen het Israëlische geweld – dat wordt gevoed door onvoorwaardelijke Amerikaanse wapenleveringen – dat zij onder Democratisch bewind zagen voortduren. Het idee van Kamala Harris als het ‘mindere kwaad’ vergeleken met Trump verloor vanwege ‘Genocide Joe’ – de bijnaam van president Biden – zijn vanzelfsprekendheid. De #AbandonBiden-campagne en later de afwijzing van Kamala Harris draaiden niet langer om wat strategisch het verstandigst was, maar om wat nog te rijmen viel met een politiek geweten.

Sommigen commentatoren zien in de geruisloze normalisering van geweld onder de Democraten een groter gevaar dan het openlijke racisme van Trump. Welke van de twee wekt bij jou de meeste woede op?

„Dat ontloopt elkaar niet veel. Wat voor mij duidelijk is: met Kamala Harris waren we beter af geweest. Punt. Ik begrijp dat mensen kunnen denken dat Trump met zijn openlijk gewelddadig en radicale toon zichtbaar maakt hoe Amerika ervoor staat. Maar daar heb ik Trump niet voor nodig. Zelf was ik het niet eens met Harris’ standpunten over Gaza. Maar met haar in het Witte Huis hadden wij, die geloven in de menselijkheid van Palestijnen, iemand op wie we druk konden uitoefenen.

„Wij maken deel uit van haar politieke kamp. Bij Trump zijn we bij voorbaat buitengesloten. Het gaat ook niet over Kamala Harris als persoon. Mensen verwarren een stem op iemand met morele instemming met die persoon. We zouden ons moeten afvragen op welk politiek speelveld er überhaupt iets te winnen valt. Ik verkies een strijdtoneel met haar, en niet met Trump als president.”

Intussen werd Zohran Mamdani verkozen als burgemeester van New York, met zijn taal van rechtvaardigheid en hoop. Denk je dat morele helderheid binnen de macht kan bestaan zonder aangetast te raken?

Gedecideerd: „Nee. We sluiten allemaal compromissen. Ik ook. In het hoofdstuk van mijn boek over Israël-Palestina voelde ik een zekere zwaarte van wantrouwen, van tegenstand, die er bij eerdere hoofdstukken niet was. Alsof ik het moest opnemen tegen iets groters. Er waren woorden die ik niet kon gebruiken, taal waarin ik me bij andere thema’s waarschijnlijk vrijer had bewogen. Ik zocht naar andere manieren om het te verwoorden.

„Ik schrijf voor het brede Amerikaanse publiek. Ik kan niet zomaar alles zeggen. Maar de sleutel daarbij is: hoe kun je compromissen sluiten en toch je kern behouden? Wat is kern van wat je wilt zeggen, van wie je wil zijn? Wat kun je prijsgeven en wat kun je níet loslaten? Ik maak me geen zorgen over het feit dát mensen compromissen sluiten. Ik maak me zorgen waaróver ze compromissen sluiten.”

Hoe blijf je dan trouw aan jezelf en je verhalen in een systeem waarin dat allesbehalve vanzelfsprekend is? Ik vraag mijzelf voortdurend af: lever ik niet te veel in? Doe ik wel genoeg?

„Het antwoord is nee. Voor ons allemaal. We doen nooit genoeg. Dat is een voortdurende onderhandeling met je geweten. Maar ik denk dat het voor mensen zoals jij en ik belangrijk is om mensen te hebben bij wie je kunt thuiskomen. Een community. Mensen om je heen die je scherp houden. Als schrijver is gemeenschap onmisbaar: mensen die dezelfde waarden delen. De momenten waarop ik in mijn carrière de meeste problemen kreeg, waren de momenten waarop ik alleen stond.”

Sinds 7 oktober denk ik nog meer na over wat neutraliteit in de journalistiek werkelijk betekent. Vind jij de manier waarop ik mijzelf nadrukkelijk in dit gesprek heb geplaatst goede journalistiek?

„Ik denk dat jij hoe dan ook deel zou uitmaken van dit gesprek. En dat zou met elke andere interviewer precies zo zijn. We leven in de illusie dat de kringen waarin je je begeeft, de gemeenschappen waarin je het grootste deel van je tijd doorbrengt, geen enkele invloed hebben op de verhalen die je vertelt. Die aanname is niet alleen onjuist, maar ook diep arrogant.

„Ik wéét wat mijn vooroordelen zijn. Ik weet aan welke kant ik sta en ik ben daar heel helder over. Ik beweer niet objectief te zijn. Ik vind het juist belangrijk dat jij hebt uitgesproken wat je net zei, dat je erkent waar je vandaan komt. Het probleem is dat veel mensen blijven volhouden dat ze nergens vandaan komen. Maar ‘nergens’ is geen plaats. Je komt altijd ergens vandaan.”

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.