Dat ze thuis was die noodlottige woensdag in augustus sprak niet vanzelf, want de tachtigjarige Irene Winkel trok er elke dag op uit, liefst op de fiets. Geen elektrische, nee kom op zeg, gewoon doortrappen, dan kom je er ook. Ze fietste naar de vriendin met dementie voor wie ze mantelzorgde verderop in Amsterdam, ze fietste naar de bridgeclub, naar het Concertgebouw, naar tekenles in het buurthuis. Ze las jaren voor aan basisschoolleerlingen met een taalachterstand, ontfermde zich over een jonge Afrikaanse statushouder en over twee kwetsbare medebewoners van de flat in Nieuw-West waar ze al decennia woonde. Haar verjaardag, afgelopen mei, had ze gevierd op het strand van Bloemendaal, ze voetbalde er met haar achternichtjes.
Op die dag in augustus, de dertiende, zou ze lunchen met haar neef en zijn gezin in Haarlem. Maar ze kwam niet opdagen. Dezelfde dag trof de politie haar dood aan in haar appartement op de negende verdieping. Een geweldsmisdrijf, was meteen het vermoeden.
Bevriende buren op de negende, Mary-Anne Nydam (65) en Rik Nelissen (74), waren in hun huisje op Texel. Zoals altijd hadden ze bij vertrek uit de flat Irene gedag gezegd. Nu kregen ze een sms’je van de onderbuurman. „Bel spoedig, slecht nieuws”. Er was „iets met Irene”, zei hij aan de telefoon. „Er lopen hier tig politieagenten rond en een patholoog, nou, dan weet je genoeg.” Maar Mary-Anne wist helemaal niet genoeg, Irene was vast in het ziekenhuis ofzo, dit kwam allemaal wel goed. „Ik heb de buurman wel twee of drie keer teruggebeld.”

De gang van de flat in Amsterdam Nieuw-West.
Foto Joost Rutten
Zoom in
Mary-Anne werd dertig jaar geleden de buurvrouw van Irene Winkel, die tot haar 67ste fulltime werkte als medisch analist bij bloedbank Sanquin. Ze hadden elkaars sleutel en tijdens de vakanties op Texel verzorgde Irene de plantjes en de post. Rik trok in bij Mary-Anne en toen hij een poos geleden enkele maanden in het ziekenhuis lag, kwam ze tijd tekort. Het ziekenhuisbezoek combineerde ze met een drukke baan. Irene gaf Mary-Anne een knipkaart, voor tien keer stofzuigen. Ook schoof ze voor anderhalve week afhaalmaaltijden in haar ijskast. „Op datum van houdbaarheid”, vertelt Mary-Anne. „Niet zomaar afhaalmaaltijden, maar hele goeie.”
Ze zei altijd: wij zijn geen horizontale straat maar wél een vérticale straat
Mary-Anne Nydam
buurvrouw Irene Winkel
„Moeder van de flat”, zo noemde zij Irene, want niet alleen mantelzorgde ze achter twee voordeuren maar ze zat ook al jaren in het dagelijks bestuur van de vereniging van eigenaren. Ze was aanspreekpunt van de schoonmakers en was er weer eens vuurwerk-overlast, en „dat speelt hier het hele jaar door”, zegt Mary-Anne, dan stuurde Irene meteen een mailtje naar de gemeente. „Ze zei altijd: wij zijn geen horizontale straat maar wél een vérticale straat.”
Vaste telefoonlijn
Na weken van onderzoek belegde de politie een bewonersbijeenkomst. Mary-Anne en Rik waren erbij. Irene, zo luidde de boodschap, was waarschijnlijk het slachtoffer geworden van een babbeltruc door nepagenten. De ontzetting golfde door de zaal, uit Riks mond rolde een „godverdómme”. Een zogenaamde politieagent had Irene opgebeld en verteld dat er inbrekers actief waren in haar buurt. Ze hadden het mogelijk gemunt op haar adres. Maar geen reden tot zorg: een agent zou nú bij haar langskomen om te controleren of haar sloten deugden. Even later stond deze agent voor Irenes voordeur op de negende en daarna in haar woonkamer.
In 2023 registreerde de politie 520 incidenten met nep-agenten, een optelsom van aangiftes en meldingen van mislukte pogingen. In 2024 verzestienvoudigde dat aantal maar liefst, tot ruim 8.363. En de groeit zet door: met de cijfers van november en december nog voor de boeg staat de teller van dit jaar al op 10.631 geregistreerde incidenten. Oplichters richten zich op ouderen. Grote kans dat zij alleen wonen, enig vermogen hebben opgebouwd en de kostbaarheden – juwelen, contanten – thuis bewaren. Velen hebben bovendien nog een vaste telefoonlijn – dat gold ook voor Irene – dus of ze thuis zijn, is zo gecheckt. De telefoonnummers staan op lijsten met vele duizenden buitgemaakte persoonsgegevens die online worden verhandeld. Namen, adressen, telefoonnummers, geboortedata.
Criminelen bellen op vanuit woonhuizen of vakantiehuisjes met een belscript voor de neus. Soms zelfs met z’n tienen tegelijk vanuit een kantoor met headsets op, als in een callcenter. En het deert niet dat acht op de tien ouderen niet opnemen of de hoorn op de haak smijten want de overige 20 procent – schatting van de politie – luistert wél. Door de telefoon horen zij de stem van mevrouw of meneer de agent, voor wie veel ouderen van oudsher eerbied hebben, het lijkt nog een uiterst sympathieke agent ook. En die vertelt zo’n beetje wat Irene Winkel die augustusdag ook te horen kreeg. Ook vaak deel van het script: de politie neemt zometeen uit voorzorg uw kostbaarheden in bewaring, doet u ze alvast in een tas? De collega zal zo een code noemen, zodat u weet dat we écht van de politie zijn. En ja hoor, daar gaat de deurbel al.
Niet eerder viel er een dode bij een babbeltruc met een nepagent. Sterker: zowel de landelijke als de Amsterdamse politie kan niet één geval noemen waarbij geweld voorkwam. Het hoort niet bij het repertoire. Is ook niet nodig. Ouderen geven hun armbanden, halskettingen, trouwringen en bankbiljetten vrijwillig af. En wég zijn de oplichters.
Maar toen kregen ze te maken met Irene Winkel.
Meedogenloos eerlijk
Gáán we weer, dacht Sanne van Riemsdijk toen haar tante Irene vorig jaar in de metro afstapte op een jongen met een fatbike. „Heb je zó’n snel ding”, hoorde ze haar zeggen, „neem je ’m mee de metro in!” Ook rokende reizigers kregen steevast commentaar en in coronatijd spotte Irene een goudkleurige Mercedes die dagenlang voor de flat stond. Jonge mensen spraken af rond de dure wagen en dat in een buurt bekend om drugsdeals her en der. Irene hield haar pas in om het kenteken te fotograferen maar de chauffeur ging ervoor staan – „ik heb ook mijn privacy!” – waarop Irene doodleuk naar de nummerplaat aan de achterkant liep. En tijdens het videobellen met Sanne toonde ze op een dag een blauw oog. Jongens bekogelden de flat met eieren, ja hallo, dat ging zomaar niet. Een jongen deelde een klap uit. De pijn deerde haar niet, zei ze. Ze was vooral verbaasd dat iemand haar had geslagen.
Ze wond zich op bij onrechtvaardigheid en als iets haar niet zinde. Toen veel Amsterdammers deze zomer geen kaartje konden krijgen voor het feest op de Ring A10 ter viering van de 750ste verjaardag van de stad, stuurde ze een boze mail naar de gemeente. Ze zegde tot drie keer toe haar lidmaatschap van de bridgeclub op – even zo vaak keerde ze terug. Ze was, zegt Mary-Anne, meedogenloos eerlijk: „Ik houd van koken en liet haar vaak dingen proeven. Meestal vond ze het lekker, maar zo niet, dan kreeg ik het ook te horen.” Van de zomer schreef Irene op een post-it die ze op het schone bordje plakte haar laatste recensie, van een chocoladetoetje. „Dit was wel héél erg heftig!”
De recherche denkt dat Irene doorkreeg dat iets niet klopte toen de oplichter al in haar woonkamer stond, waarna „er een confrontatie met de nepagent ontstond en geweld tegen haar werd gebruikt”, aldus het persbericht eind oktober. Irene heeft zich dus vermoedelijk verzet. Dat verbaast Sanne niet, al denkt ze dat het bij woorden bleef. „Mijn tante was fel. Maar ze heeft nooit de hand opgeheven tegen wie dan ook.”
Maar wat ze niet begrijpt, en dat geldt ook voor Mary-Anne en Rik, is dat Irene überhaupt de deur voor een nepagent zou hebben geopend. Slachtoffers van de babbeltruc worden door hun omgeving vaak naïef gevonden – ‘Hoe stóm kun je zijn?’ – maar de naasten van Irene beschrijven haar juist als alert. Haar deur zat „altijd en eeuwig” op slot, vertellen Rik en Mary-Anne. „Bijpraten deden we op de overloop tussen onze appartementen. We hadden zelfs een aanbelcode: kort-kort-lang.” Irene wist van de babbeltruc, zegt haar nichtje. Eerder dit jaar sprak ze erover met Sannes man en bovendien volgde ze het nieuws.
Sanne vraagt zich af: heeft de nepagent zich misschien aan de deur duwend een weg naar binnen gebaand? Of waren de oplichters echt zó sluw? De politie weet dat ze alles uit de kast halen, met hun oeverloos gepraat aan de telefoon en hun boodschap dat ‘u echt snel moet handelen’ en hun ‘codes’ en het zich telefonisch voorstellen onder de naam van bestaande wijkagenten.
Paul van Lange, hoogleraar sociale psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, zei eerder in NRC dat het een verschil is van dag en nacht of je over het bedrog van een nepagent hóórt of aan je deur oog in oog staat met een mens van vlees en bloed. „Oogcontact associëren mensen vaak met vertrouwen.” Eerder dit jaar sloot Irene zichzelf buiten. „Toen is er nog een slotenmaker geweest bij mijn tante”, vertelt Sanne. „Die zei tegen haar: ‘Je moet de boel wel wat beter beveiligen hoor.’ Dat had ze nog niet gedaan.” Mogelijk maakte dat de nepagent geloofwaardiger, toen die aan de telefoon begon over het nalopen van haar sloten.
Woensdag begint de rechtszaak, met een pro-formazitting. Drie mannen zitten vast op het zijn twintigers uit Amsterdam. Vele flatbewoners zullen aanwezig zijn, zoals ze ook Irenes uitvaart bezochten. De verticale straat rouwt.
Wat doe je als je een ‘agent’ niet vertrouwt?
De incidenten met nepagenten hebben sinds vorig jaar zo’n vlucht genomen dat de politie alarmnummer 112 in stelling heeft gebracht: sinds juli kunnen mensen die twijfelen of de ‘agent’ met wie ze van doen hebben écht van de politie is, het alarmnummer bellen in plaats van het nummer voor niet-spoedeisende zaken, 0900-8844.
Politieman Sybren van der Velden Walda is projectleider ‘high impact crimes’ bij de landelijke politie en houdt zich onder meer bezig met nepagenten. „Heb je een ‘agent’ aan de lijn en ruik je onraad?Verbreek de verbinding en bel 112. Staat er al een ‘agent’ voor de deur: doe bij twijfel nooit open. Héb je de deur al opengedaansluit dan de deur meteen en bel dán 112.” Een meldkamercentralist kan meteen laten weten of de politie écht in de wijk actief is – „bijvoorbeeld voor een buurtonderzoek” De meldkamer kan ook meteen politieauto’s naar het adres sturen, zegt hij, „om de daders mogelijk op heterdaad te betrappen.”
Wat als de ‘agent’ zijn voet tussen de deur zet? Of: wat als de twijfel toeslaat als de oplichter al in je woonkamer staat? Van der Velden Walda: „Om alle risico’s te voorkomen, is echt onze boodschap om niet de confrontatie aan te gaan. Zelfs het pakken van de telefoon om de politie te waarschuwen kan op dat moment al aanleiding zijn voor geweldsgebruik.”
„Hoe het precies is gegaan thuis bij deze mevrouw weet ik niet, maar het is enorm bewonderenswaardig en dapper als mensen zich door hun rechtvaardigheidsgevoel laten leiden. En toch: je moet op zo’n moment vooral je ogen goed de kost geven, voor een goed signalement later, en verder moet je eigenlijk je verlies nemen –
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.