Waar Life Of Agony het jubileum van zijn debuut River Runs Red een paar jaar geleden vierde door het integraal en van voor naar achter te spelen, heeft nu plaat nummer twee zijn dertigste verjaardag. Ugly krijgt een gelijkaardige behandeling en omdat het daarmee nog niet lelijk genoeg was neemt de band Ugly Kid Joe mee als speciale gast. Meer moet dat niet zijn voor Zware Metalen-redacteur Michiel om op een druilerige dinsdagavond naar Utrecht af te reizen. Reis gerust met hem mee in onderstaand verslag.
Laten we beginnen met excuses aan voorprogramma TerraDown. Uiteraard dragen we bij Zware Metalen bands van eigen bodem een zeer warm hart toe, maar een aftrap om 19u op een doordeweekse dinsdag in een avondspits waarin regen en bladeren naar hartenlust naar beneden komen, blijkt eenvoudigweg niet haalbaar. Een clipje van deze groovy melodeathmetallers als goedmakertje dan maar?
Ugly Kid Joe heb ik – als ik me niet vergis – nooit eerder live gezien. Zelfs niet in de hoogtijdagen van de band (begin jaren ’90) toen men de hitlijsten onveilig maakte met ‘memesong’ Everything About You en de cover (en tranentrekker) Cats In The Cradle. Zanger Whitfield Crane zagen we dan weer wel eerder aan het werk. Diverse malen zelfs, op Dynamo Open Air en in Amsterdam, als zanger van de hoofdact van vanavond. Dit nadat Keith Caputo Life Of Agony in 1997 achter zich gelaten had. Ik meen me te kunnen herinneren dat Whitfield het er vocaal prima vanaf bracht maar dat zijn feestelijke “jump jump”-energie wat te zeer contrasteerde met de emotionele teksten van de songs. En voor dat contrast hebben we Joey Z natuurlijk al. Hoe dan ook, samen schrijven ging al helemaal niet en dus was het huwelijk tussen de Californische Crane en de New Yorkers van Life Of Agony snel over. Maar no hard feelings kennelijk, want bijna dertig jaar later reizen ze opnieuw samen door Europa. Crane dus met zijn Ugly Kid Joe dat sinds 2011 weer bij elkaar is.
Wanneer ik binnenkom is die band net onderweg en duidelijk is dat het gebodene erin gaat als koek bij de al zeer volle zaal. Recht voor zijn raap, vrolijk, energiek en Amerikaans zijn woorden die zich aandienen en als snel zijn we mee op de bagagedrager. No One Survives komt van de Stairway To Hell EP die de band kort na de reünie uitbracht. Anders dan de titel doet vermoeden hebben we hier te maken met een heuse metalmeezinger die eerder baldadig dan hopeloos klinkt. Crane laat horen (nog steeds) heel behoorlijk te kunnen zingen, zonder dat hij nu direct aspiraties heeft om een jonge Geoff Tate van de troon te stoten. Vooral het korreltje op zijn stembanden en de attack waarmee hij inzet imponeren. We hebben de instructie om steeds als hij naar voren buigt te juichen en daar wordt ruimschoots gehoor aangegeven. Het levert drie keer een in soepel Nederlands gesproken “dankjewel” op uit de mond van de frontman. Even later in het optreden moeten de jazzhanden omhoog en heen en weer in een track die ergens tussen hardrock en metal zweeft. De riffs krijgen daarbij de nodige ademruimte (start en stop) en komen vanavond lekker korzelig de speakers uit.
En dan maakt de beste man een kleine faux pas door te vragen of er naast mensen uit Utrecht bijvoorbeeld ook mensen uit Amsterdam zijn. Dat levert (uiteraard) een luid “uuuuuuuuuu” inclusief bijbehorend handgebaar op. Whitfield lijkt het even niet te begrijpen, maar gaat vervolgens lachend verder. Kwestie van je niet al te veel zorgen maken en gegarandeerd succesnummer Cats In The Cradle in te zetten. Waar het nummer, een cover van singer-songwriter Harry Chapin, in de kern nogal tam is, krijgt de gitaar in het latere deel van de song net wat meer ruimte om te scheuren, waardoor de band er toch nog wat energie in pompt. Het is daarbij de vraag of het iemand opvalt. Veel van de aanwezigen hebben het veel te druk voor dat soort details. Ze zijn de tekst woord voor woord en uit volle borst aan het meezingen. Het thema is natuurlijk ook meer dan herkenbaar.
In I’m Alright – opnieuw van Stairway To Hell – is de achtergrondzang van de drummer een mooie toevoeging die de track een classicrockgevoel meegeeft. Daardoor, en dankzij de bluesy hardrockriffs en het nodige vuur in de solo, heeft deze song vanavond wat extra’s. Vervolgens stapt slaggitarist Chris (de live-bezetting verschilt per continent) achter de microfoon om het jodelgedeelte uit Hocus Pocus van Neerlands trots Focus te brengen. Het is tekenend voor het partygevoel waar Ugly Kid Joe voor gaat en dat de band ook effectief brengt. Na de fijne pretentieloze rock van Milkman’s Son volgt opnieuw een cover: baldadig wordt Motörhead’s Ace Of Spades de zaal in geslingerd en zo gaat het feestgehalte nog een paar streepjes omhoog. Tegelijkertijd zegt de aanwezigheid van drie (nu vooruit, tweeënhalve) cover in een set van 45 minuten misschien ook wel iets over de pretenties en ambities van de band. Die zijn toch vooral om de fans een leuke avond te bezorgen. En dat lukt natuurlijk gemakkelijk als je overtuigend afsluit met Everything About You. Jazeker, deze gasten weten hoe je een feestje moet bouwen. Oh, en Whitfield geeft ons nog even gevat mee dat hij heeft gehoord dat je op je sterfbed van je zonden verlost wordt als je vanavond merchandise van Ugly Kid Joe of Life Of Agony koopt (die laatste was overigens al voor een deel uitverkocht).
Een beperkte ambitie is (of was) Life Of Agony zeker niet aan te wrijven: nadat de bandleden in 1993 de hardcorewereld een schop onder de reet gaven door de hoge, bijna huilende zang van Keith Caputo te leggen op het NYHC-geluid van hun stad, waren zij dat station twee jaar later alweer gepasseerd. Opvolger Ugly was meer doordrenkt met doomriffs en hoewel er in Other Side Of The River zeker nog een puike versnelling te horen is, werd er toch meer ingezet op een duistere, grungy sfeer en goed geschreven songs. Dat ook die versie van Life Of Agony aansloeg, mag duidelijk zijn. De band is de laatste al behoorlijk vaak voorbijgekomen op de podia van de Benelux (laatst nog met Biohazard), maar dat doet kennelijk niet af aan de interesse voor het jubileum van Ugly. Vele zalen konden bordjes “stijf uitverkocht” ophangen en dat is voor TivoliVredenburg niet anders. Benieuwd of dat ook het geval zal zijn als Keith en Joey in 2026 terugkomen om het sterke singer-songwriterdebuut van Keith nog eens live in de verf te zetten.
Maar vanavond draait het dus om Ugly. Voor mij (niet boos worden nu) kent die plaat in het midden wat dipjes, en dan met name in de refreinen van Drained (als drie tot vier lettergrepen uitgewerkt als refrein) en Unstable. En omdat al bekend is dat de band de hele plaat van voor naar achter gaat spelen, lijkt tevoren al duidelijk dat het voor Keith en collega’s lastig zal worden de boog het hele optreden gespannen te houden. Dat blijkt in de praktijk behoorlijk mee te vallen: beide tracks zijn misschien niet de hoogtepunten, maar die zijn er natuurlijk wel zat.
Gelet op de wijziging in het geluid dat Life Of Agony op Ugly doorvoerde, is het helemaal niet gek dat de heren en dame met Johnny Blade van Black Sabbath opkomen. Onder het (dan nog geldende) motto niet lullen maar poetsen wordt direct Seasons ingezet. Meteen valt op, als eerder bij het River Runs Red-jubileum, dat de stem van Caputo zich nog steeds ontwikkelt. Hij is zonder meer goed bij stem, maar brengt de song met meer grit. Ook pakt hij de zanglijnen vaak net even anders aan. Dat houdt het vers voor band en fan en heeft als bijkomend voordeel dat het voorkomt dat er zo massaal meegezongen wordt dat Keith en de band zelf niet meer te horen zijn. Wees gerust, er werd veel en hard meegezongen, maar niet “te”. Slim!
Wanneer Caputo zich volledig improviserend laat gaan in het “Father’s Lost in the Mountains”-deel is het alweer zover: kippenvel. Vreemd toch dat er een paar bands zijn die dat elke keer weer flikken. Mooi ook hoe hard het geluid van de riff naar het einde nog even een paar tandjes harder wordt gedraaid. Bij I Regret horen we dat het geluid sowieso nog wel een paar streepjes vetter is dan bij Ugly Kid Joe. Dat terwijl die band met twee gitaristen opereert en de hoofdact maar met één. Die ene (Joey) wordt echter stevig in de rug gesteund (geduwd) door de warme, donker dreunende bas van Alan die er steeds voor zorgt dat de groove blijft. Bij de regel “Shed My Skin and Start Again” maakt de over het podium stuiterende (is hij echt al 51 jaar?) Caputo met zijn handen rondjes over waar eens borsten zaten.
Lost At 22 krijgt een lang, psychedelisch intro mee en die psychedelica komen later in de show nog een paar keer langs. Opnieuw een kwestie van zorgen dat songs die al dertig jaar oud zijn nog als nieuw kunnen imponeren. Bij deze opbouw voelt het uitgespuwde “If I Knew What to Do, I’d Do It” als een ware ontlading. Na de zwevende break die volgt trekt Veronica de song met tribal drums weer indrukwekkend op het juiste spoor. De zaal staat inmiddels op zijn kop.
En wat komt die olifantenstampriff van Other Side of the River daarna lekker zwaar uit de boxen! Keith gaat nog beter zingen en haalt inmiddels her en der uit als een (goede) hardrockzanger uit het begin van de jaren ‘80. De hoge uithalen in de laatste reeks van het refrein laat hij echter voor wat ze zijn. Jammer, maar vermoedelijk wel zo wijs. Daartegenover staat dat hij (volgens zijn neef Joey het sterkste indivdu dat hij kent) Let’s Pretend brengt met een extra laag blues (en een snik) in zijn stem. Als Joey daar vervolgens met een scherpe gitaarsolo overheen gaat, overwint het primale en staat er ondanks de zwaarte van de tekst een grote lach op mijn gezicht. Dat is niet bij iedereen het geval, want anderen hebben het gewoonweg veel te druk met dansen en zingen.
Ugly wordt grappend opgedragen aan geluidsman Simon, die dus stiekem zijn zaakjes wel prima voor elkaar heeft. Want bij de daaropvolgende inzet van de stuwende (bijna sub-)bas zie ik heel wat mensen naar hun oordoppen grijpen. Bij de zin “No one understands you” gaat Keith wel de hoogte in en houdt zijn zanglijn ook nog eens extra lang aan… Wat mooi. En een fijn contrast met de woeste kreten van Joey. How It Would Be werd jaren geleden gebracht in een akoestische show op Lowlands, maar vanavond is de boel stevig versterkt. Anders dan misschien verwacht, komt er daarbij nog meer emotie vrij. Vooral door de improvisaties van Keith die zonder uitzondering steeds raak zijn.
Alan vraagt dan aandacht voor Lou Koller (Sick Of It All) die voor zijn leven aan het vechten is en zo wordt Unstable geheel onverwacht toch een beetje hoogtepunt, niet in het minst door de pompende bas van een oprecht geëmotioneerde Alan. Daarna is het volgens Joey tijd voor een “fun one” en als we zijn gitaar zo horen scheuren in het springerige Damned If I Do snappen we wel waarom hij het zo leuk vindt. Na een spelletje “upstairs, downstairs” (die laatste wint) is het tijd voor de laatste eigen track van Ugly: Fears. Daarmee gaat het tekstueel weer de diepte in, net als de bas van Alan. Keith overtuigt weer met zijn zang en als ik niet zo’n Zware Metalen-man was zou ik zeker een traantje weg moeten pinken.
Met Don’t You Forget About Me brengt ook de hoofdact een cover, maar wel een waar ik naar uitkijk, want wat gaat Keith op Ugly uit zijn plaat in het laatste deel van die song. Je voelt zijn pijn gewoon door de speakers komen. Het keyboard (Keith) en de donkere bas brengen ons terug naar de duisternis van het begin van de jaren ’80 waar hoop een woord was dat nog nauwelijks uitgesproken werd. Het zou niet vervelend zijn als de band ook deze versie (met kort pianostuk in het midden en een verdwaalde industrieel aandoende gitaaraanslag) bijkomend zou toevertrouwen aan een plaat. Jammer genoeg gaat Keith aan het eind niet volledig over zijn huig, maar mogelijk dat hij zich daarvoor te veel moest concentreren op zijn toetsenwerk. Ook zal het sowieso niet makkelijk zijn om elke avond zo diep te gaan.
Zo, Ugly is achter de rug, maar het concert gelukkig nog niet. Whitfield Crane komt het podium op om – als ik het goed zie – voor het eerst samen met Keith River Runs Red te zingen. Een prachtig “full circle”-moment voor band en Crane kan ik me zo voorstellen. De omhelzing van Crane die een volle kop groter is dan Keith is warm en samen zoeken ze nog tijdens het nummer uit wie wat zingt. Mooi om mee te maken. Whitfield pakt ook nog een stukje Walk van Pantera mee voordat Keith en consoorten de avond tot een gaaf einde brengen met This Time, Through and Through en Underground (beide ook van het debuut). Net als bij de tour voor River Runs Red worden ook deze songs vocaal een stukje vrijer ingevuld dan op plaat, maar het werkt, ook omdat Joey de hardcorejongen blijft die er nog net een tandje harder tegenaan gaat als de songs wat ruiger worden. Na het smekende “Calling from the underground” legt hij nog even een riff neer die klinkt alsof de hele band nog door het podium de ondergrond in moet zakken.
Life Of Agony roept nog steeds vanuit de underground, maar wel voor uitverkochte zalen en onder massaal applaus. En terecht, want het was een voorrecht dit jubileum met de band mee te vieren!
Datum en locatie
18 november 2025, TivoliVredenburg, Utrecht
Link: