De munt, een zogenoemde centén ter waarde van 100 escudos, werd geslagen in Segovia tijdens de regeerperiode van koning Filips III (1578–1621). Het goud kwam uit Amerika en het stuk weegt maar liefst 340 gram. Door het uitzonderlijke formaat en de hoge waarde was de munt nooit bedoeld voor dagelijks gebruik, maar eerder als koninklijk geschenk en statussymbool.
De veiling begon bij 2 miljoen Zwitserse frank (ongeveer 2,1 miljoen euro), maar de uiteindelijke opbrengst lag aanzienlijk hoger. Dat kwam volgens oprichter Alain Baron door de „absolute zeldzaamheid” en het „historische karakter” van de munt.
Recordbedrag voor zakhorloge van overleden Titanic-passagier
De centén dook in de jaren vijftig op in de Verenigde Staten en is sindsdien meerdere malen van eigenaar gewisseld. Wie de nieuwe koper is, blijft onbekend. Wel was er volgens het veilinghuis veel internationale interesse, onder meer uit de VS, Europa en het Midden-Oosten.