•
Vandaag
•
leestijd 8 minuten
•
1570 keer bekeken
•
bewaren
Visiting professor Duke University, North Carolina
Persoon volgen
Huisjes van het Dorp Nieuw Ganzee, gebouwd voor de mensen die gedwongen hun dorpen moesten verlaten. © N. Adama
Vijftig jaar onafhankelijkheid van Suriname. Feesten. Tories. Poku. Op TV. Radio. Alle kranten. Opeens is alles koek en ei. Nederland en Suriname. Een grote elastieke familie?! “Je kunt je grootmoeder verbergen, maar haar hoestbuien niet”. Een oud Surinaams gezegde. Surinamers zijn zo goed geïntegreerd. Een succesverhaal. Echt waar?
Tussen droom en werkelijkheid
De Surinaamse onafhankelijkheid is de uitkomst van socialistische na-ijver aan de kant van de Nederlandse PvdA, en nationalistisch wensdenken aan de kant van de Surinaamse Partij Nationalistische Republiek.
Een onafhankelijkheid die zonder bloedvergieten, in volstrekte harmonie tot stand zou komen. Tenminste dat was wat de idealisten aan weerszijde van de Atlantische Oceaan voor ogen hadden. Een idée fixe. Het is treurig dat men vandaag dit valse narratief nog steeds met veel verve opdist. Of wil men voor het gemak vergeten dat die onafhankelijkheid Suriname vooralsnog niet veel goeds heeft gebracht?
Wie dieper in de geschiedenis van de Surinaamse onafhankelijkheid duikt, stuit op allerlei controverses en onfrisse zaakjes. Dat gedoe en gesteggel over dat nieuw op te richten leger met allemaal oud Nederlands materiaal. Een Paard van Troje. En die coup, dat was in die situatie haast onvermijdelijk, geaccelereerd doordat Nederlandse krachten zich met interne Surinaamse aangelegenheden bemoeiden. Gerard van Westerloo en Elma Verheij hebben lijvige boeken en artikelen over die, voor de Surinaamse bevolking ellendige periode, geschreven.
Laat me u vertellen dat ik niet niets heb met al dat gedans, gefeest en gekraai “over hoe mooi en goed het allemaal wel niet is”. Jazeker, elk volk heeft recht op zelfstandigheid. Op soevereiniteit. Maar de wens om onafhankelijkheid moet door het volk gearticuleerd worden. En niemand heeft toen aan het Surinaamse volk gevraagd óf ze inderdaad onafhankelijk wilden worden.
Schone lei
De PvdA wilde het blazoen van Nederland als kolonisator oppoetsen. En dat kwam goed uit, want in Suriname had de PNR onafhankelijkheid als speerpunt. De tegenstanders van onafhankelijkheid, de VHP onder leiding van Jagernath Lachmon, hadden in 1973 na drie jaren van bestuurlijke wanorde, corruptie en massastakingen, de verkiezingen verloren.
De VHP zag dat verlies niet als een electorale afstraffing maar als een complot (dat zeiden ze ook toen ze tijdens de laatste verkiezingen van mei 2025 de verkiezingen verloren en geen deel uitmaakten van de nieuwe coalitie). De nieuwe regering onder leiding van de NPS’er Henck Arron zei bij zijn aantreden dat Suriname “medio ‘75” onafhankelijk zou worden. In een poging om de regering te dwingen het plan te laten varen werd overal in de stad brand gesticht. De VHP riep de aanhangers op om massaal naar Nederland te verhuizen. Een pressiemiddel. Nederland gaf geen krimp en ving netjes de rijksgenoten op in hostels buiten de randstad. Het was uiteindelijk George Hindori, de man die door meneer Lachmon als zijn kroonprins op de sokkel was gehezen, die zorgde voor een meerderheid in het Surinaamse parlement.
Er is weinig gedegen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de (recente) politieke Surinaamse geschiedenis. Het was Monika Sie Dhian Ho, die in 1995 suggereerde dat ik dan maar zelf aan de slag moest gaan.
Tussen 1995-2004 interviewde ik meer dan honderd mensen: Surinaamse en Nederlandse politici, diplomaten uit Nederland, hoge militairen uit de voormalige Surinaamse Krijgsmacht, voormalige leden van de Nederlandse Militaire Missie in Suriname, officieren van de KMA en leden van de Commissie Ontwikkelingshulp Nederland- Suriname (CONS). Ik deed onderzoek in het archief van de Tweede Kamer, en veldonderzoek in Suriname. Het ministerie van Buitenlandse Zaken wilde mijn Wob-aanvraag eerst laten screenen door hun juridische afdeling. Dat heb ik geweigerd. (Over een aantal zaken, zoals de staatsgreep, mag ik niet praten of schrijven).
“Nederland heeft nooit van Suriname gehouden”. De woorden van Hans van Mierlo. De quintessence van dit betoog [interview, Amsterdam, 2004]. En omdat Nederland nooit van Suriname heeft gehouden is er op uiterst liefdeloze wijze afscheid genomen.
Persoonlijk drama
De Surinaamse onafhankelijkheid was voor mij en velen van mijn generatie een persoonlijk drama. Na de coup van 1980 werd het lastiger om het Nederlanderschap te herkrijgen, ook al was je niet in Suriname geboren. Tussen 1982 en 2004 was ik om die reden stateloos.
Mensen verloren door deze wet ten onrechte hun Nederlandse nationaliteit en anderen, die onder de bepalingen van de wet tot hun 18e of 25ste jaar mochten opteren kregen ampertjes mogelijkheid. De Nederlandse kanselarij in Paramaribo was het aangewezen loket, maar wie zich daar meldde werd weggesnauwd (hier en daar duiken er ook soortgelijke verhalen uit het voormalige Indië op maar die heb ik niet kunnen verifiëren).
“Mr. Eddy Bruma, minister van economische zaken (de feitelijke architect van de onafhankelijkheid) verliet tijdens de onderhandelingen over de scheiding van de nationaliteiten, de zaal. Hij zei tegen Arron en de anderen [van de delegatie] dat ze ‘onze mensen’ hadden verkocht”, zei Harry Kensmil [interview, Paramaribo, 2004, 2005] secretaris van de Surinaamse delegatie en later, secretaris van de CONS. Het zou ook nooit meer goed komen tussen Bruma en Arron.
De toescheidingsovereenkomst stamt uit 1951. Hij was aanvankelijk gemaakt om de nationaliteiten van Nederland en Indonesië te scheiden, maar werd in 1975 afgestoft, en hergebruikt om de nationaliteiten van Nederland en Suriname te scheiden. “Die toescheidingsovereenkomst is een monsterlijke wet” zei mr. Hans Lim A Po tijdens een lezing in Sociëteit de Waterkant.
Geld en witte schuld
“De Surinaamse delegatie ging akkoord [met de wet] omdat er meer geld werd geboden”, aldus Kensmil.
“Aanvankelijk was men (de regering Den Uyl) niet van plan om zoveel geld te geven. Maar onder zware druk van de Surinaamse delegatie werd het bedrag steeds hoger. Uiteindelijk werd het 3,4 miljard. Henck Arron en Olton van Genderen (minister van Opbouw) waren meesters in het onderhandelen. Er werd continu geappelleerd aan de ‘witte schuld’ van vooral Jan Pronk”, zei de journalist Rudi Kross tijdens een lezing in Sociëteit de Waterkant begin jaren 90.
Jan Pronk en Bas de Gaay Fortman* handhaafden het initiële standpunt van de Nederlandse regering dat de nadruk gelegd moest worden op sociaal beleid. Een derde van de projecten moest geoormerkt worden voor dat specifieke beleid. Landbouwprojecten. Kleine werkgelegenheidsprojecten. De Nederlandse onderhandelaars wilden vooral dat de Nederlandse economie zou profiteren van de ontwikkelingsgelden. De nieuwe handelsrelaties met Indonesië en het Suharto-regime hadden veel geld in het laatje gebracht. Misschien zou dat ook gebeuren in het geval van Suriname?
“De Nederlanders hebben genoeg van ons geprofiteerd”
De onderhandelaars waren het allemaal eens dat de economie uit het slop moest. Iedereen aan tafel vond dat de economie een boost moest krijgen. Het plan van Frank Essed getiteld “geloof in het eigene” werd als blauwdruk voor economische ontwikkeling gepresenteerd. De Nederlanders waren niet onder de indruk want dat plan was gebaseerd op supply side economics: grote infrastructurele werken, om de tanende bauxiet-industrie te schragen, die slechts tijdelijk werk boden aan met name de Volkscreolen.
Inderdaad: het ging alleen maar over geld: wie wat zou krijgen, en hoeveel en waaraan het geld besteed zou worden. En neen, Suriname kon niet achterblijven met schulden. Maar het ging niet om schulden. Een significant deel van de Surinaamse onderhandelaars wilde geld hebben om om hun patronagesysteem te financieren. En Nederland gaf toe. Ze wilden het liefste verder. Indonesië en de IGGI vanwege de enorme handelsbelangen en vanwege de persoonlijke ambities van o.a. Jan Pronk boden betere perspectieven.
Van Troepenmacht naar Surinaamse Krijgsmacht
Een ander heikel punt was de overgang van de Troepenmacht naar een volwaardig Surinaams leger. Een eigen nationale krijgsmacht was luxe en daar was geen geld voor. Bovendien, men kon ook geen geschikte bevelhebber vinden om aan het hoofd van dat leger te staan. De man die uiteindelijk bevelhebber werd, Ingwe Elstak stond niet op de shortlist van minister Eddy Hoost omdat hij niet beschikte over de juiste insignes.
Nederland wilde het plan van een eigen leger alleen steunen als Suriname toestemde met de komst van een militair attaché. Ook over de militair attaché kon geen overeenstemming worden bereikt. Dus werd er ietsjes meer geld geboden en de Surinaamse delegatie ging overstag. Dat compromis was zeer tegen de zin van de formalistische minister van Justitie en Politie, mr. Eddy Hoost. De Surinaams regering weigerde desondanks om agrément te verlenen aan Hans Valk. In stilte werd iemand anders als adviseur benoemd. [interviews: Den Haag, 2 officieren van de SKM en Piet van Dijk oud lid van de militaire missie, 2004, december 2005]
Sinterklaas
Dr. Coen Ooft, ten tijde van de onafhankelijkheid minister van Binnenlandse Zaken zei: “De Surinamers waren meester in het verkrijgen van geld. Al sinds de onderhandelingen voor Het Statuut” [interview Paramaribo, 2004]
Dr. Betty Sedoc-Dahlberg [interview, Saramacca, 2004, 2005] zei daarover:
“Dat kan wel zo geweest zijn, maar het waren uiteindelijk toch de Nederlanders die bepaalden hoe het geld werd besteed. De Nederlandse vertegenwoordigers gedroegen zich als Sinterklaas. Projecten, zoals het bouwen van de brug over de Surinamerivier……werden typisch afgekeurd. Ze gaven vooral geld als het grootste gedeelte terugvloeide naar de Nederlandse staatskas. Dat was zo in de jaren 60 met de meerjarenplannen, en dat bleef precies zo na de onafhankelijkheid.”
Uit de archiefstukken van de Tweede Kamer blijkt dat de meeste projecten inderdaad door Nederlandse bedrijven en Nederlandse deskundigen werden uitgevoerd. Ik noem u een controversieel bedrijf als de Heidemij die een contact kreeg voor de ontginning van het Surinaamse oerwoud. KLM-Aerocarto kreeg een contract om airstrips in datzelfde oerwoud te ontwikkelen. Het ingenieursbureau Fugro dat de grondverzetwerkzaamheden uitvoerde. Andere controversiele projecten zijn het mechanische rijstproject in Wageningen en het van Blommensteinstuwmeer in Centraal Suriname.
“De stuwdam heeft nooit adequaat gefunctioneerd. Slechts een klein deel van de turbines kan gebruikt worden ”.
“Het onzinnige idee om piranha’s (een uitheemse vissoort) in dat meer te zetten…..”
“Die transmigratie die zo desastreus verliep voor de bewoners van Ganzèe. Ze verloren zoveel… en werden amper gecompenseerd….”
De meeste projecten was slechts een kort leven beschoren. Wageningen ging ter ziele. Veel mensen die er woonden hebben kanker (er werd met vliegtuigjes insecticide gesprayd maar er is niemand die onderzoek doet naar de veelvoorkomendheid van kanker in dat specifieke gebied). Het was ontluisterend om te ontdekken hoeveel geld er verdween in allerlei bodemloze putten en aan Fata Morgana-achtige ideeën die vaak ontsproten ergens op een Nederlandse tekentafel. Het was opvallend dat men in Nederland bleef persisteren dat Surinaamse boeren in een collectief te organiseren zijn. Maar de Surinaamse Melkcentrale, ontworpen naar het voorbeeld van Friesland Foods is vanaf de oprichting een geldverslindende moloch geweest.
Rondrijden in de auto van het ene project dat niet meer bestond naar het andere project dat gecanceld was. Allemaal verlies van kennis en kunde. Allemaal negatieve groei en verlies van werkgelegenheid.
Kleine lichtpuntjes
Alleen het technische onderwijs en het Natuur-Technisch Instituut (VMBO en MTS), onderwijs dat met mede met Nederlands ontwikkelingsgeld tot stand kwam, bestaan nog steeds.
Suriname heeft ook laten zien dat het zelf dingen kan doen. Staatsolie Maatschappij werd eind jaren 70 opgericht door progressieve intellectuelen. Het bedrijf moet alleen af van die fnuikende overheidsbemoeienis en zorgen dat de olie-inkomsten niet verjubbeld worden.
Tot slot
Neen. Er is geen reden om te feesten. Want in al dat feestgedruis is er geen ruimte voor een conversatie over de vele dingen die niet goed zijn gegaan. Er is geen ruimte om echt te praten over dat koloniale verleden van Nederland. Praten over al de zaken die nog steeds niet zijn opgelost. Al dat ontwikkelingsgeld dat naar Bouterse ging… wiens besluit was dat? En waar is dat geld gebleven? Dat archief over de staatsgreep van 1980 waar niemand in kan kijken en daarom geen onderzoek naar kan doen… al die mensen niet kregen waar ze recht op hebben.
…..die vastzittende hoestbuien- die hardnekkige koso-koso van grootmama…
*Jan Pronk en Bas de Gaay Fortman wilden niet door mij geïnterviewd worden.
Voor papa, Eddy Hoost, Eddy Bruma en oom Frits.
