co2In ons blikveld

Waarom lukt het ons als mensheid maar niet om goed voor onze omgeving te zorgen? Waarom verkiezen we gemak, economische groei en ontkenning boven een leefbare planeet?

Een deel van het antwoord ligt er volgens mij in dat veel mensen geloven dat er een grens bestaat tussen henzelf en hun omgeving. Dat is duidelijk een illusie: onze lichamen huisvesten microplastics en PFAS en door onze CO2-uitstoot die de temperatuur doet stijgen maken muggensoorten met nieuwe ziektes hun introductie in Nederland.

Hoe kan het dat we toch niet doordrongen raken van onze fundamentele verstrengeling met de omgeving? De onzichtbaarheid van vervuiling zal hierin meespelen – zelfs huisafval verdwijnt via ondergrondse containers zo snel mogelijk uit zicht. Een ander obstakel is het moderne mensbeeld, beïnvloed door Descartes, waarin het ‘zelf’ begrensd is.

Illustratie Kamagurka

Zoom in

In de Middeleeuwen bestond er een ander beeld van het zelf. Dat was relationeel en poreus. Het zelf werd niet alleen gedefinieerd ten opzichte van anderen, maar transformeerde ook constant in relatie tot andere mensen, de wereld en God. Dat kon zowel negatief als positief uitpakken. Anderen konden je de verdoemenis in leiden, maar ook verlossing brengen.

Dat brengt een verantwoordelijkheid voor de relatie met de ander en de wereld met zich mee. Je moet zorg dragen voor alles en iedereen onder je hoede. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een vijftiende-eeuws verhaal over een jonge vrouw die naar Amersfoort reist om in het klooster in te treden. Onder de bezittingen die ze vanuit huis heeft meegebracht, is een klein Mariabeeldje van klei. Omdat ze zich schaamt voor het simpele voorwerp, gooit ze het onderweg in de gracht. Die daad van veronachtzaamheid zet een hele keten aan gebeurtenissen in gang. Maria verschijnt aan een andere vrouw die ze maant het beeldje uit het water te redden, waar het is blijven drijven zonder met de stroom meegevoerd te zijn. Eenmaal aan wal verricht het beeld wonderen, waardoor het in de kerk wordt geplaatst en pelgrims aantrekt. Eindelijk wordt ze op de gepaste wijze verzorgd en vereerd. In ruil daarvoor redt ze mensen van ziektes, ongelukken en overstromingen.

Op wonderen kunnen we niet wachten. Maar als CO2 net als het Mariabeeldje zou weigeren uit ons blikveld te verdwijnen, zouden we niet om onze verstrengeling met de omgeving heen kunnen. We moeten manieren vinden om onze uitstoot zichtbaarder en tastbaarder te maken. Dan kunnen we mensen misschien nog aanzetten tot zorg.

Lieke Smits is kunsthistoricus en postdoctoraal onderzoeker bij de Universiteit Leiden.

BouwenUitsluitend nog houten huizen en kantoren

Illustratie Kamagurka

Zoom in

Alles wijst erop dat we de ambitie van het klimaatakkoord van Parijs, om de opwarming tot maximaal 2 graden Celsius te beperken, niet halen. De EU brengt de ambitie voor 2040 drastisch terug, Trump trekt zich terug uit het klimaatakkoord en de jaarlijkse CO2-uitstoot was Een sprankje hoop is dat de uitstoot van China na 2026 af lijkt te zullen nemen, maar de laatste inschattingen zijn dat we met de huidige maatregelen koersen op een opwarming van rond de 2,5 graden. Met andere woorden, er zal een overshoot zijn: de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer zal bijna zeker flink te ver doorschieten.

We merken nu al aan alle extremen – extreme droogte, regenval, hitte, oceaanwatertemperatuur – dat het klimaat drastisch en snel verandert. Het is niet ondenkbaar dat delen van India of Afrika in essentie onbewoonbaar zullen worden door de hitte. Dus we moeten al het mogelijke eraan doen om de opwarming te beperken. Oftewel, we moeten na de bijna onvermijdelijke overshoot de CO2-concentratie weer aanzienlijk omlaag.

Er zijn mogelijkheden om CO2 uit de lucht te verwijderen en op te slaan, maar de meeste technieken staan nog in de kinderschoenen en zijn duur. Een bijzonder voorstel – en in mijn ogen het meest overtuigende idee tot nu toe – om de volgende eeuw de CO2-concentratie terug te brengen, komt van klimaatwetenschapper John Schellnhuber. Hij is voormalig directeur van het klimaatinstituut in Potsdam en nu directeur van IIASA in Wenen. Hij stelt voor om in de komende eeuw de transitie te maken naar gebruik van hout in de bouw. Niet wat méér gebruik van hout, maar vrijwel uitslúítend gebruik van hout om huizen en kantoren te bouwen.

Op die manier onttrekken we CO2 aan de atmosfeer, en slaan we die op in onze leefwereld. Weliswaar niet voor eeuwig, maar zeker in combinatie met recycling van bouwmateriaal voor zo’n lange tijd, dat het echt zoden aan de dijk zet. Bovendien draagt ook het niet gebruiken van cement en beton significant bij aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgas.

Laat er geen misverstand over bestaan, de transitie naar een bijna uitsluitend op hout gebaseerde bouw is een enorme uitdaging, en de herbebossing die ervoor nodig is, is immens. Het gaat dan al gauw om ongeveer berekende Schellnhuber.

Maar hij laat zien dat het in principe mogelijk moet zijn om op deze manier de overshoot van de CO2-concentratie waar we op afkoersen, uiteindelijk weer terug te brengen tot het niveau dat de opwarming tot ‘slechts’ 2 graden beperkt. Tegelijkertijd illustreert de analyse van Schellnhuber dat elke investering in het terugbrengen van de uitstoot nú, in het niet valt bij wat nodig is om toekomstige overshoot weer ongedaan te maken.

Wim van Saarloos is emeritus hoogleraar theoretische natuurkunde aan de Universiteit Leiden

Collectieve verdovingKlimaatrouw als voorwaarde voor verandering

Illustratie Kamagurka

Zoom in

We leven in een tijd waarin de feiten ons blijven inhalen. Rapport na rapport toont aan hoezeer de klimaatverandering versnelt, maar onze maatschappelijke reacties lopen achter. De sociologe Kari Marie Norgaard beschreef dit treffend als ‘sociaal georganiseerde ontkenning’: we erkennen de crisis op intellectueel niveau, maar houden haar op afstand in ons dagelijkse leven. Niet uit onwetendheid, maar omdat het emotioneel en cultureel ontwrichtend is om de volle werkelijkheid toe te laten.

Juist daarom moeten we ecologische rouw serieuzer nemen dan we tot nu toe durven. Rouw om soorten en ecosystemen die verdwijnen, om gekoesterde landschappen die teloorgaan, om toekomsten die ons langzaam ontvallen. Deze rouw vormt geen hinderpaal voor handelen, maar een voorwaarde. Ze scherpt onze aandacht, maakt zichtbaar wat anders onder het tapijt verdwijnt, en doorbreekt de verlammende spreidstand tussen weten en leven.

Dat vraagt dat we onze ecologische emoties niet wegduwen, maar ze open en onverschrokken tegemoet treden – niet individueel, maar samen. Pas wanneer rouw culturele vorm krijgt – in rituelen, taal en de publieke ruimte – kunnen we de collectieve verdoving doorbreken die effectief klimaatbeleid frustreert. Psychologen wijzen er al langer op dat emoties bepalend zijn voor gedrag: ze negeren maakt ons niet rationeler, maar versterkt enkel onze inertie.

Gelukkig ontstaan er steeds meer plaatsen waar deze rouw gedeeld wordt. De Remembrance Day for Lost Species is zo’n jaarlijkse gelegenheid om het verlies van soorten door menselijk toedoen – van habitatvernietiging tot klimaatverandering – publiek te erkennen. In Gent vindt die dag, 30 november, een optocht plaats, aangevoerd door de Rode Rebellen van Extinction Rebellion in samenwerking met de universiteitsbibliotheek, die een parallel trekt tussen zorg voor cultureel en natuurlijk erfgoed. We maken zichtbaar dat ecologische rouw geen louter individuele aangelegenheid is, maar ook een bron van morele en maatschappelijke betrokkenheid: een weigering om verlies te normaliseren en een uitnodiging om verantwoordelijkheid te nemen.

Ook het herinneringsactivisme van Climate Justice for Rosa laat zien wat samen rouwen kan betekenen. Die organisatie, waar ik als bestuurslid actief ben, eert de nagedachtenis van een tienermeisje dat om het leven kwam tijdens de Europese overstromingen van juli 2021. CJfR realiseerde onder meer al een reeks symbolische interventies in het Brusselse stadsbeeld – van een guerrilla-monument voor klimaatslachtoffers op de stoep van het federaal parlement tot nachtelijke lichtprojecties op allerlei iconische gebouwen – die de menselijke tol van klimaatontwrichting onder de aandacht brengen. CJfR zet trauma en verdriet om in aanhoudende maatschappelijke druk: door beleidsmakers aan te spreken op nalatigheid, door slachtoffers en nabestaanden een stem te geven, en door het verhaal van Rosa aanwezig te houden in het collectieve geheugen als moreel appel.

Omgaan met de klimaatopwarming vraagt niet enkel een technologische transitie, maar ook – en misschien wel in de eerste plaats – een . Hoe klein of experimenteel ecologische rouwrituelen vandaag ook lijken, ze geven mensen taal en houvast, en sijpelen via gesprekken, onderwijs en media de bredere samenleving in. Zo kan geleidelijk een maatschappelijke normverschuiving plaatsvinden. Pas wanneer we onze ecologische emoties serieus nemen, kan de politiek van ontkenning plaatsmaken voor een politiek van verantwoordelijkheid en zorg.

Stef Craps is hoogleraar Engelse letterkunde aan de Universiteit van Gent

InsectenWip een paar tegels

Illustratie Kamagurka

Zoom in

Veel plant- en diersoorten worden bedreigd met uitsterven door klimaatverandering. Het weer wordt warmer en extremer en dat legt een enorme druk op populaties om te overleven. Veel soorten zoals insecten staan niet alleen onder druk van klimaatverandering, ook de verkleining en verslechtering van leefgebied door verstedelijking spelen een rol. Mijn onderzoek spitst zich toe op achterhalen welke factoren bepalen hoe snel insectenpopulaties zich aan kunnen passen. Het lijkt erop dat hoge populatieaantallen en veel genetische variatie essentieel zijn voor een snelle aanpassing aan klimaatverandering. Om dat voor elkaar te krijgen is het belangrijk om veel maar vooral ook hoogwaardig leefgebied voor insecten te creëren. En daarbij zou onze achtertuin weleens een sleutelrol kunnen spelen.

Ik heb in mijn eigen achtertuin ervaren hoeveel verschil meer groen kan maken. Toen we net in ons rijtjeshuis kwamen wonen, was het tuintje bijna compleet bestraat. Beetje bij beetje heb ik de tegels vervangen door groen, waarbij ik vooral heb ingezet op een grote diversiteit aan inheemse bloeiende planten. Een mix van inheemse planten vergroot de kans dat er voor elk soort insect en op verschillende momenten van het jaar wat tussen zit. Nu zoemt het in onze tuin van de insecten. En waar insecten het goed doen, volgen andere dieren. Zomers jagen vleermuizen boven onze achtertuin, meesjes nestelen er graag, en in de schemer komt geregeld een egeltje op bezoek om slakken en regenwormen te snacken.

Niet iedereen heeft groene vingers, maar kleine beetjes helpen ook. Wip een paar tegels en zaai een wildebloemenmix. Bijen en vlinders hebben bijvoorbeeld liever een klein perkje waar wilde bloemen groeien dan een enorme tuin die alleen bestaat uit kortgemaaid grasveld en een paar strakgeknipte struiken – dat telt voor de meeste insecten niet als leefgebied. Met steeds ergere periodes van extreem weer zouden tuinen weleens een sleutelrol kunnen gaan spelen: wanneer je bijvoorbeeld ook regenwater opvangt en herverdeeld over je tuin tijdens extreme droogte, kan dat de kans vergroten dat in ieder geval een deel van de insecten in jouw buurt die droogte weet te overleven, om zich na zo’n periode te kunnen herpakken.

Natuurlijk hoop ik alsnog op daadkracht vanuit de politiek om de Parijs klimaatdoelen te halen, want de opwarming van de aarde beperken tot het streven van 1,5 graden Celsius is cruciaal om catastrofale gevolgen te voorkomen. Maar ik wil daar niet op wachten en ook kijken naar wat ik zelf kan betekenen om de ecosystemen waar wij deel van uitmaken en afhankelijk van zijn, veerkrachtig en gezond te houden.

Natalie van Dis is onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW)

AanpassingEen nieuwe mens in een nieuwe wereld

Illustratie Kamagurka

Zoom in

Het lijkt helaas onmiskenbaar dat reguliere klimaatadaptatie en -mitigatie te laat komen. We reduceren emissies, we bouwen dijken, we vergroenen steden – maar de curve van opwarming buigt niet. Nadenkend over deze dystopische toekomst, kwam ik uit bij een vergaand scenario. Misschien moeten we erkennen dat niet het klimaat zich moet voegen naar onze leefwijze, maar wij onszelf naar het klimaat. De mens zelf wordt dan het object van verandering.

In een wereld waar temperaturen structureel boven de 45 graden zullen stijgen, droogte de voedselketen gaat ontwrichten en delen van de aarde door overstromingen onbewoonbaar worden, is overleven niet langer een kwestie van gedrag, maar van biologie en technologie. We kunnen niet eeuwig blijven koelen, pompen en compenseren. We zullen moeten herontwerpen. De volgende stap is dan ook niet langer aanpassing aan de omgeving, maar aanpassing van de mens.

Denk aan bio-engineering die onze stofwisseling aanpast om beter te functioneren bij hogere lichaamstemperaturen, of genetische modificaties die de huid verdikken en UV-bestendiger maken. Ademfilters en implantaten die hitte detecteren en het lichaam automatisch laten transpireren of juist zorgen dat het vocht vasthoudt. Nanobots die zuurstof efficiënter verdelen in het bloed bij luchtvervuiling of schaarste aan zuurstof in dichtbevolkte, oververhitte steden. De mens als zelfregulerend ecosysteem – deels biologisch, deels technologisch.

Ook sociaal kunnen we ons radicaal herconfigureren. Misschien leven we ooit wel in ondergrondse nederzettingen, met volledig omgekeerde dag-nachtritmes. Werk, onderwijs en zorg verlopen via symbiotische netwerken waarin mens en AI samen beslissen over energieverbruik, voeding en mobiliteit.

We zouden ons voedsel kunnen aanpassen. Meer gericht op verkoelend, vochtvasthoudend en energierijk eten, waarbij ook de teelt ervan gericht is op gewassen die weinig vocht nodig hebben. We ontkomen dan misschien ook niet aan herdefinitie van wat wij verstaan onder comfort en normaliteit. We zullen hitte, wateroverlast of schaarste accepteren als onderdeel van het dagelijks leven, met nieuwe normen voor wat ‘goed leven’ betekent. Individualiteit maakt plaats voor collectieve overlevingsintelligentie.

Waar adaptatie en mitigatie het verleden proberen te repareren, richt modificatie zich op de toekomst: een nieuwe mens in een nieuwe wereld. We kunnen blijven hopen op herstel van het oude klimaat, maar misschien is het moediger om te accepteren dat de mens zichzelf heruitvindt, passend in een extremer geworden klimaat.

Kees Machielse is lector Transitie van de Haven aan de Hogeschool Rotterdam

Schrijf je in voor de nieuwsbrief NRC Kantelpunten

Inschrijven
Uitschrijven

SpeltheorieGekke henkie gaat liever het schip in

Illustratie Kamagurka

Zoom in

We koersen bij huidig beleid af op 3 graden opwarming (plus of min een graad) in 2100. Het is volkomen onduidelijk wat dat specifiek in elke willekeurige regio gaat betekenen. Meer of minder regen? Meer of minder droogte? Meer of minder hitte- en koudegolven, overstromingen, stormen, hagel, sneeuw of mist? De problemen gaan in ieder geval de mensen dáár het hardste raken waar de gemeenschappen, economieën en landen er het minst op toegerust zijn. Juist in Sub-Sahara-Afrika en de armere delen van Azië en Zuid-Amerika gaan we met de temperatuurstijging naar voor de huidige wereldbevolking onbekend terrein.

Dat gaat natuurlijk zijn effecten hebben. Dichtbevolkte delen van de wereld worden wellicht onbewoonbaar en in ieder geval een stuk minder productief. Dan raken mensen vanzelf op drift. Op een dunbevolkte planeet met grote aaneengesloten continenten zou dat niet meteen een probleem zijn. Maar in de moderne wereld van grenzen, hekken en natiestaten is het een uiterst explosieve situatie.

De eerste klimaatvluchtelingen zijn al gesignaleerd en Australië heeft grootmoedig aangeboden om de inwoners van verdrinkende atollen op de Stille Oceaan op te vangen. Maar dat is nog maar het begin. Wat als grotere archipels en dichtbevolkte delta’s in zee verdwijnen of met de regelmaat van de klok door zware stormen geteisterd worden? Als woestijnen zich uitbreiden naar landbouwgebieden en steden? Als droogte natuurbranden gaat aanjagen?

Als die apocalyptische toekomst zich ontvouwt, zijn er grofweg twee richtingen. Ofwel de mensheid verenigt zich en biedt de uitdagingen het hoofd door solidair ruimte te maken in de nog leefbare delen van onze planeet, ofwel we slaan elkaar de koppen in in een strijd van allen tegen allen om het voortbestaan. Wat dat betreft stemt het verleden niet optimistisch over de toekomst. Hoe we zouden moeten omgaan met de opwarming van de aarde is, ben ik bang, niet hoe we zullen omgaan met die opwarming. Er liggen enkele speltheoretische puzzels onder deze problemen die volgens mij nog niemand heeft gekraakt.

Mitigatie, het voorkomen van klimaatverandering door het afbouwen van emissies, is economisch, juridisch, ethisch en volgens het gezond boerenverstand het slimste wat we kunnen doen. Maar helaas geldt bij mitigatie dat individuele inspanningen veel kosten, terwijl ze datzelfde individu nagenoeg niets opleveren. Zelfs met 18 miljoen mensen in Nederland of 500 miljoen in de EU slaan we geen deuk in de emissies, laat staan de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer. En gekke henkie is nu eenmaal geen dief van zijn eigen portemonnee, dus gaan we dan liever met z’n allen het schip in.

Adaptatie, ons aanpassen aan de komende klimaatverandering, is wel incentive compatible. De kosten én baten komen bij dezelfde terecht: als Nederland zich aanpast, plukken we daar ook zelf de vruchten van. Maar zoals met de reddingsboten op de Titanic moet je dan nog wel zien te voorkomen dat iedereen bij je aan boord klimt als het schip echt begint te zinken. En dat gaat, zo leren de geschiedenis en de speltheorie, alleen met grof geweld. Iemand die niets te verliezen heeft, zet immers alles op het spel.

De kansen om de opwarming nog onder de veilig geachte 1,5 graden te houden slinken snel. We doen niet wat we zouden moeten doen. En het huidige geopolitieke klimaat warmt zo mogelijk nog sneller op. Mitigatie lijkt achter de horizon te verdwijnen terwijl ook adaptatie mét internationale solidariteit en/of een genereus migratiebeleid voor velen een brug te ver is. Wat er dan overblijft, is het recht van de sterkste. Het is dan ook niet het einde van de mensheid, maar het einde van onze menselijkheid die mij het meest zorgen baart.

Mark Sanders is hoogleraar Internationale Economie aan de Maastricht University

Parlementaire commissieDoe net als Finland

Illustratie Kamagurka

Zoom in

We liggen allesbehalve op koers voor het behalen van de klimaatdoelen in 2030 en 2050. Het klimaatbeleid is inconsistent en te weinig gericht op de lange termijn. De Nederlandse regering lijkt vooral bezig te zijn met kortetermijnproblemen als stikstof, woningbouw en netcongestie.

Klimaatverandering is juist een typisch probleem van de lange termijn, dat zich uitstrekt naar toekomstige generaties. Dat gaat gepaard met onzekerheden over de mate en snelheid waarmee klimaateffecten zich aandienen, en de oplossingen ervoor. Het is belangrijk om vaart te maken om opwarming zoveel mogelijk te beperken en de kosten om ons aan te passen, zoals met dijkverzwaring en ruimte voor de rivier, laag te houden. Daarnaast is het van belang om het maatschappelijk draagvlak voor een voortvarende aanpak van klimaatverandering op peil te houden. Dit vergt niet minder, maar meer democratische dialoog.

Ons parlement vormt het hart van de representatieve democratie en is in principe zeer goed gepositioneerd om de regering veel kritischer te bevragen op haar visies, beleidsprogramma’s en wetsvoorstellen voor de lange termijn. Maar met 150 parlementsleden en beperkte fractieondersteuning gebeurt dat te weinig. Daarom moet er zo snel mogelijk een Parlementaire Commissie voor de Toekomst komen.

Een Parlementaire Commissie voor de Toekomst bestaat al in een aantal landen, waaronder Finland. In de Finse toekomstcommissie zitten 17 parlementsleden afkomstig uit bijna alle politieke partijen. De toekomstcommissie functioneert als een soort parlementaire denktank, ze faciliteert een ‘toekomstdialoog’ tussen regering en parlement. Elke Finse regering is verplicht een ‘toekomstrapport’ te schrijven. Daarin reflecteert de regering op een thema dat verband houdt met de toekomst, zoals het klimaat, milieu, technologie, werkgelegenheid en demografie.

Uit onderzoek blijkt dat parlementaire toekomstcommissies op drie manieren bijdragen aan toekomstdenken: ze versterken de capaciteit om vooruit te kijken binnen regering en parlement, ze bevorderen de transparantie en verantwoording over politieke toekomstbeelden en ze maken het toekomstdenken democratischer en inclusiever. Een dergelijke commissie traint politici bovendien in langetermijndenken: door de jaren heen trok de Finse commissie parlementsleden aan die later doorstroomden naar leiderschapsrollen of het ministerschap.

Een Nederlandse parlementaire toekomstcommissie kan de regering scherp houden op haar inzet op klimaatverandering. Bijvoorbeeld door te controleren of plannen over landbouw, energie, industrie en adaptatie voldoende ver vooruitkijken. Ook zou de commissie de regering kunnen vragen een toekomstparagraaf toe te voegen aan wetsvoorstellen en deze te toetsen aan bijvoorbeeld klimaatinzichten van het Planbureau voor de Leefomgeving en de Wetenschappelijke Klimaatraad. Het is aan te bevelen dat de toekomstcommissie een terugkerend jaarlijks gesprek organiseert met het hele parlement en de regering om te reflecteren op de langetermijnimplicaties van ingediende wetsvoorstellen tijdens een jaarlijkse ‘Parlementsdag van de Toekomst’.

Middels een Parlementaire Commissie voor de Toekomst vindt het gesprek over de toekomst vaker en beter plaats op de juiste plek: niet alleen in kringen van experts, maar in het hart van de democratie.

Wieke Pot is lid van de Wetenschappelijke Klimaatraad en universitair hoofddocent water en klimaatbeleid aan de Wageningen University.

VernietigingMeedogenloze aarde

Illustratie Kamagurka

Zoom in

Zondagochtend luister ik vaak naar Vroege Vogels tijdens het maken van het ontbijt, vooral omdat er prachtige muziek te horen is. Maar de ‘fenolijn’, bedoeld voor luisteraars om waarnemingen door te geven over jaarlijks terugkerende natuurverschijnselen, is ronduit irritant: „Zaterdag rond half vijf waren we in de tuin aan het werk en de eerste kraanvogels kwamen weer over richting het zuiden. Geweldig!”, meldt Cecile uit Mechelen. En: „Vanochtend deed ik een rondje in de tuin en toen zag ik tot mijn grote vreugde dat de rozemarijn weer in bloei staat. Ook het knoopkruid bloeit nog. En ik zag in de tuin ook nog een grasklokje”, vertelt Charlotte uit Zwolle.

Zo maakt het radioprogramma glashelder waarom de strijd tegen de klimaatcrisis tot mislukken gedoemd is: we beschouwen de natuur als iets ‘teers’. In Vroege Vogels wordt de natuur neergezet als een lieflijke maar kwetsbare oude dame die ons mededogen moet oproepen. Bezorgde opa’s en oma’s verenigd in Grootouders voor het Klimaat roepen met zachte proteststem op tot bescherming van vroege vogels en zeldzame laatbloeiers. Natura is vrouwelijk, de natuur feminien, en dat is een zwaktebod, volgens de Denker der Nederlanden, David van Reybrouck, in navolging van (wetenschaps)filosoof Bruno Latour.

De metafoor van een vrouwelijke, kwetsbare natuur is een onderschatting van de meedogenloze oerkracht van ‘Moeder Aarde’. De natuur vernietigt voortdurend haar eigen kinderen en kleinkinderen door ze tot een harde onderlinge strijd om schaarse hulpbronnen en maximalisatie van reproductie te dwingen. De mens is geen dader, geen geweldenaar die de natuur dreigt te vernietigen, maar het weerloze slachtoffer ervan. De wrede natuur moet niet beschermd worden maar met kracht bestreden. Denk bijvoorbeeld eens aan de malariamug, maar een paar millimeter groot, die een half miljoen moorden per jaar pleegt. Dat gebeurt vooral in de armere gebieden op de wereldbol waar veel natuurrampen plaatsvinden.

Hoogste tijd om de mens tot een exotische beschermde soort uit te roepen als we niet willen dat die nog in deze eeuw uitgestorven raakt. Het recente rapport van de Lancet Countdown on Health and Climate Change wereldwijd op meer dan een half miljoen. Rook van bosbranden geeft wereldwijd ongeveer 154.000 sterfgevallen. In het jaar 2022 waren naar schatting meer dan 2,5 miljoen doden het gevolg van luchtvervuiling buitenshuis, veroorzaakt door fossiele brandstoffen opgestookt door kortzichtige bondgenoten van de dodelijke natuur.

Een dergelijk frame – de natuur is wreed – zal brede lagen van de bevolking louter en alleen al uit lijfsbehoud mobiliseren voor een krijgshaftige strijd tegen een gemeenschappelijke vijand. Die strijd wordt niet gewonnen in de tuinen van bevoorrechte zestigers onder de banier van natuurbescherming.

Marinus van IJzendoorn is honorair hoogleraar pedagogiek aan University College London

systeem aardeSchoonheid in onzekerheid

Illustratie Kamagurka

Zoom in

Hoe moeten we omgaan met de opwarming van de aarde? Deze vraag laat zich op verschillende manieren interpreteren. ‘Omgaan met’ kunnen we enerzijds zien als ‘een oplossing zoeken voor’. Welke aanpak biedt een antwoord op de klimaatopwarming en zorgt ervoor dat we als mensheid kunnen blijven bestaan? Is dat een technologische quick fix, zoals het uit de atmosfeer halen van CO2, of vraagt het om gedragsverandering? Anderzijds kan ‘omgaan met’ ook slaan op onze gevoelens. Is wanhoop een gepast gevoel? Of eerder acceptatie, misschien zelfs defaitisme?

Vanuit mijn bureau in het Research Institute for Humanity and Nature in Kyoto denk ik na over deze vragen. Ik ben hier voor drie maanden als visiting researcher om te werken aan de ethiek van diepzee-exploratie. In gesprekken met wetenschappers die het microbioom op de zeebodem en zelfs in de aardkorst onder de zee onderzoeken, leer ik eerst en vooral de complexiteit van het systeem aarde kennen.

Ons referentiekader voor het klimaat bevindt zich bovengronds: we stoten te veel broeikasgassen uit, we kappen te veel bomen die de longen van onze aarde zijn. Wat we daarbij vergeten is dat ook de zee een cruciale rol speelt, en dat er nog enorm veel onbekend is over wat zich in de diepe zee afspeelt en hoe dat het klimaat beïnvloedt. Het is moeilijk voor te stellen, maar ook wij landbewoners zijn verbonden met microben in de diepe zee, verweven in een web van afhankelijkheden. Technologie zoals AI kan ons misschien helpen dat web tot op zekere hoogte in kaart te brengen. Maar ik begrijp dat er grenzen zijn aan wat we kunnen vatten. Het systeem aarde is misschien gewoon te ingewikkeld, hoeveel kennis we ook verzamelen.

Omgaan met klimaatopwarming is daarom in de eerste plaats omgaan met onzekerheid. Te simpele oplossingen gaan voorbij aan deze complexiteit. Nee, massaal investeren in CO2-opslagtechnologieën gaat de wereld niet redden. Een massale gedragsverandering evenmin. We zullen moeten aanvaarden dat dé oplossing niet bestaat, dat ook de wetenschap tegen haar eigen grenzen botst, en dat we een tijd van onzekerheid tegemoet gaan.

Dat brengt ons bij de tweede interpretatie van de vraag. Hoe moeten we ons daarbij voelen? Moet deze onzekerheid ons angstig maken? Dat is waarschijnlijk onvermijdelijk. Toch valt me in mijn gesprekken met Japanse wetenschappers op hoe vaak ze het woord ‘schoonheid’ gebruiken. In onvoorspelbaarheid, complexiteit en onzekerheid schuilt ook iets moois. We kunnen niet anders dan inzien dat we iets oneindig kostbaars aan het verliezen zijn. Maar tegelijk geeft die schoonheid en complexiteit ook hoop: misschien maakt juist het loslaten van onze behoefte aan controle en zekerheid ons wendbaarder. Niet weten waar we naartoe gaan, kan ons opener maken voor wat zich aandient. In tijden van existentiële dreiging blijven er zo mogelijkheden om creatief om te gaan met wat voorhanden is.

Kristien Hens is hoogleraar bio-ethiek aan de Universiteit Antwerpen.

Alle overige bijdragen kunnen worden gelezen op www.beste-id.nl.

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.

Waarom je NRC kan vertrouwen