Als de deadline dichterbij komt, kiezen de kapers een gijzelaar die als eerste zal worden geëxecuteerd. De keuze valt op makelaar Rob de Groot uit Stad. De Groot is het toonbeeld van de geslaagde zakenman en heeft in de ogen van de kapers een grote mond. Hij stelt ook wel erg veel vragen, vinden ze. ‘Meekomen’, krijgt De Groot te horen. En even later: ‘Doe maar een schietgebedje.’
Shit, ze gaan me executeren, schiet er door hem heen.
Tijdens het bidden berekent hij zijn kansen om vanaf het balkon uit de trein te springen en van het talud te rollen. Dat zou hij vanwege het hoogteverschil normaal nooit hebben gedurfd, maar nu heeft hij geen andere keus. Op het moment dat hij voelt dat ze gaan schieten, springt hij naar buiten. Een kaper lost een schot en De Groot komt languit in een greppel, half in het water en de modder, terecht. Daar houdt hij zich dood. Het is dan 13.55 uur.
‘Wat is er met meneer De Groot gebeurd?’, wil een van de gijzelaars weten. ‘Hij is dood’, luidt het antwoord.
Een kogelgat in zijn bril
Als hij zeker weet dat de kapers weer naar binnen zijn gegaan en de treindeur hebben gesloten, durft De Groot zich weer te bewegen. Hij grijpt zijn bril en ziet dat er in zijn rechter brillenglas een gaatje zit van een 22 millimeterkogel. Hij moet over het lijk van machinist Braam stappen voor hij richting een boerderij kan rennen. De foto van de zijn vrijheid tegemoet rennende Rob de Groot siert een dag later de voorpagina van alle kranten.
Overigens slaagt twee dagen later ook conducteur Herman Brinker te ontsnappen uit de trein. Net als de achttien passagiers die (zonder bewaking) in het andere treinstel worden gegijzeld.