•
Vandaag
•
leestijd 6 minuten
•
1208 keer bekeken
•
bewaren
Activist binnen de anti-racismebewegingen, arbeidersbewegingen en vredesbewegingen
Persoon volgen
De vakbond is te belangrijk voor de hele samenleving om de toekomst daarvan te laten afhangen van een autocratisch ingestelde Asscher.
Asscher’s pijnlijke afgang bij de Ondernemingskamer was een gênante vertoning. Hij kreeg een dikke onvoldoende voor zijn flutwerk, dat de bond inmiddels tienduizenden euro’s aan facturen per maand kost, die uit de contributie van leden worden betaald.
Zijn werk moet opnieuw worden gedaan. Zijn verzoek aan de Ondernemingskamer om extra bevoegdheid werd afgewezen. Daarnaast oordeelde de rechter dat het juridische kader van zijn verzoek een rommeltje was, met zelfs verwijzingen naar artikelen die niet langer bestaan. Asscher wilde dat de rechter hem de formele bevoegdheid zou geven om zijn gewenste statutenwijziging door te drukken. Daar voelde de rechter niets voor. De Ondernemingskamer benadrukte dat zij rekening moet houden met alle belangen en alleen met grote terughoudendheid ingrijpt.
De voorkeur gaat uit naar een oplossing binnen de FNV zelf, waarbij de verschillende geledingen tot overeenstemming komen zonder inmenging van de rechter. Daarnaast is vastgesteld dat Asscher en de FNV op 17 december 2025 opnieuw bij de Ondernemingskamer moeten verschijnen, als zij er niet in slagen om onderling tot overeenstemming te komen. In dat geval krijgen alle partijen opnieuw de gelegenheid hun standpunt toe te lichten, waarna de Ondernemingskamer, zoals zij zelf aangaf, met gepaste terughoudendheid een beslissing zal nemen.
Opmerkelijk is dat Asscher herhaaldelijk stelde niets te voelen voor overleg met het Ledenparlement en andere gremia binnen de FNV. Hij gelooft niet dat dit overleg iets zou opleveren en herhaalde dat standpunt meerdere keren. Desondanks gaf de Ondernemingskamer Asscher uitdrukkelijk de opdracht wél in overleg te treden met het Ledenparlement en de andere geledingen, hun voorstellen serieus te nemen en op basis daarvan tot een gezamenlijk plan te komen.
Dit wordt geïnterpreteerd als het terugfluiten van Asscher door de Ondernemingskamer. Uit zelfrespect zou Asscher zijn opdracht kunnen teruggeven. Dat hij de capaciteit mist om de impasse op een democratische manier te doorbreken, is overduidelijk.
Tijdens de zitting stelde de Ondernemingskamer kritische vragen over Asscher’s voorstel. Vragen als: “Denkt u dat uw voorstellen de problemen oplossen, of creëert u juist nieuwe problemen?” en: “Hoe gaat u uw plan precies uitvoeren? Hoe ziet dat proces eruit?” De Ondernemingskamer merkte zelfs op: “Ik weet dat u hier uw fanclub hebt meegenomen, maar wij willen wél inhoudelijke duidelijkheid.”
De fanclubleden hielden bij de rechtbank vooraf in scène gezette verhalen als een koor. De Ondernemingskamer prikte hier snel doorheen. Asscher kon geen concreet antwoord geven en stelde: “Nadat u mij de gevraagde bevoegdheid geeft, ga ik het uitwerken.”
Hiermee werd duidelijk dat hij zijn plannen niet goed had uitgewerkt en deze inhoudelijk niet kan toelichten. Het verweer van Asscher en zijn advocaat zat vol diskwalificaties en criminaliserende opmerkingen richting het Ledenparlement en vrijwillige kaderleden. In plaats van inhoudelijke argumenten leunde Asscher zwaar op retoriek over vermeende sociale onveiligheid om de invloed van leden op besluitvorming te beperken. Die criminalisering en diskwalificatie richting leden, kaderleden en het Ledenparlement heeft het toch al flinterdunne vertrouwen verder aangetast.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat Asscher geen draagvlak heeft binnen de vakbond en niet in staat is om de verschillende geledingen bij elkaar te brengen. Daarbij viel op dat het Ledenparlement zich tijdens de zitting juist opmerkelijk constructief opstelde, terwijl Asscher iedere kritische bijdrage met arrogantie zat te negeren. Dit contrast maakte zichtbaar waar de bereidheid tot samenwerking werkelijk ligt en waar niet.
De verwachting is dan ook dat Asscher opnieuw met een eenzijdige uitwerking van zijn plannen zal komen, zonder de betrokken geledingen daadwerkelijk te betrekken. Zo’n plan zal wederom geen steun vinden binnen de vakbond. Tijdens de zitting gingen geluiden de lucht in dat de voorstellen van Asscher tot scheuring en zelfs tot splitsing van de vakbond kunnen leiden.
Asscher kost de vakbond enorme bedragen. De toezichthouders sturen tienduizenden euro’s per maand aan facturen, die volledig uit de contributies van leden worden betaald. De schade die zij veroorzaken loopt in de miljoenen. De rol van Asscher binnen de FNV is daarmee feitelijk uitgespeeld. Zijn poging om via een autocratische route, met steun van de rechter, zijn zin door te drukken is veelzeggend. Zijn minachting tijdens de zitting richting vrijwilligers en het Ledenparlement is van ongekende elitaire arrogantie. Ledendemocratie moet en zal volgens hem verschuiven naar een beroepsbestuur dat niet door de leden wordt gekozen. De voorzitter van de bond hoeft wat hem betreft ook niet door leden gekozen te worden. De FNV‑voorzitter wordt volgens dit model door niet‑leden bepaald, via een schijnreferendum.
Het Ledenparlement heeft duidelijk gemaakt dat Asscher hen nooit serieus de kans heeft gegeven om inhoudelijke aanpassingen aan zijn voorstellen te doen. Het was slikken of stikken: “Of jullie gaan akkoord met de voorstellen, of ik haal bevoegdheid bij de rechter om de plannen door te voeren,” aldus het Ledenparlement. Asscher kondigde de gang naar de Ondernemingskamer bovendien aan op een manier alsof hij de Ondernemingskamer in zijn broekzak had. Dit soort gedragingen van bestuurders schaadt niet alleen het interne vertrouwen binnen de vakbond, maar tast ook het bredere vertrouwen tussen burger en overheid aan.
Zijn houding sinds zijn benoeming als toezichthouder en zijn optreden tijdens de zitting bij de Ondernemingskamer bieden geen enkel perspectief op een democratische aanpak. Hij weigert ledendemocratie categorisch. In plaats van zich terug te trekken, startte Asscher direct na de zitting een brede mediacampagne waarin een vertekend beeld van de uitkomst wordt gegeven en Asscher’s afgang volledig wordt verzwegen. Dit roept associaties op met het propagandamodel van Chomsky. Tragikomisch is dat dit allemaal onder een links masker gebeurt.
De vakbond is te belangrijk voor de hele samenleving om de toekomst daarvan te laten afhangen van een autocratisch ingestelde Asscher.
De FNV verdient een frisse start met nieuwe toezichthouders die daadwerkelijk boven de organisatie staan, zich onafhankelijk kunnen positioneren ten opzichte van de werkorganisatie en gehoor zullen geven aan de noodkreet van het Ledenparlement om rekening te houden met de bijzondere historische positie en het karakter van de vakbeweging.
Een markant detail uit de zitting is dat Asscher zwaaide met het gevaar van het zwaard van Damocles als hij de door hem begeerde bevoegdheid niet zou krijgen. Zijn retoriek over het zwaard van Damocles gaat op de achtergrond over de structurele invloed van leden via het Ledenparlement bij onderhandelingen, zoals in de SER of de Stichting van de Arbeid, en de ruggenspraak die vertegenwoordigers moeten houden met het Ledenparlement. Het Ledenparlement wil niet meer gaan polderen, maar strijden voor betere resultaten voor werkend Nederland en niet snel toegeven aan de werkgevers. Deze rol van de leden wil hij de geschiedenis in begraven.
Daarnaast verwijst hij naar het feit dat het Ledenparlement op 7/8 oktober 2024 feitelijk een vorm van wantrouwen uitsprak over het functioneren van de directeur en de managers van de werkorganisatie. Het Ledenparlement had geen vertrouwen meer dat de directeur in staat zou zijn om de werkorganisatie goed te leiden. Deze stap van het Ledenparlement was eigenlijk de druppel die de emmer deed overlopen. Directe aanleiding was dat de directeur in samenspraak met de ondernemingsraad een regeling ongewenst gedrag had opgesteld en vastgesteld zonder het bestuur en het Ledenparlement te betrekken. De vermeende onbestuurbaarheid van de FNV sloeg in werkelijkheid op het feit dat de directie en het managementteam zich niet lieten aansturen door het algemeen bestuur en het Ledenparlement.
Een typerende reactie vanuit de directie richting het bestuur luidde: “Als je wilt dat ik doe wat je wilt, dan moet je eerst toestemming halen bij het Ledenparlement.” En als het Ledenparlement zich vervolgens uitspreekt, wordt dat door dezelfde directie gepresenteerd als het “zwaard van Damocles”.
De directie en het managementteam van de werkorganisatie blijven in de voorstellen van Asscher buiten vizier. In een vakbond zijn de leden de baas en niet de werkorganisatie. Bij de FNV tekent zich een uitzondering op deze regel af.
De vakbond mag niet worden gelijkgesteld aan marktgerichte, zakelijke bedrijven.
Asscher zit op een doodlopend spoor. Zijn visie en die van de vakbond liggen te ver uiteen om tot harmonie te komen. Zijn polariserende en autocratische aanpak is vernietigend voor de vakbeweging. Directie‑ en managementproblemen van de werkorganisatie worden strategisch geprojecteerd op het Ledenparlement. Asscher gaat met dit frame mee en verdiept de polarisatie binnen de FNV.
