Tentoonstelling
Prix de Rome: Fiona Lutjenhuis, Kevin Osepa, Thierry Oussou en Buhlebezwe Siwani. T/m 15 maart 2026. Stedelijk Museum, Amsterdam. Op 17 december krijgt de winnaar 60 duizend euro.
Vergeet de wild cards, de onverwachte talenten, de pluriformiteit van kunstenaars die buiten de lijntjes kleuren. De Prix de Rome, de belangrijkste Nederlandse prijs binnen de hedendaagse beeldende kunst, is met de editie van 2025 in één klap geïnstitutionaliseerd. Onder leiding van Mondriaan Fonds-directeur Eelco van der Lingen is het systeem van open inzendingen afgeschaft. In plaats daarvan heeft een jury (denk aan curatoren van musea en presentatie-instellingen) de kandidaten van deze editie gebeld met het nieuws: je bent kandidaat, bedenk een plan. De verantwoording voor de keuze van de vier uitgekozen kunstenaars is mager. „Hun belang”, zo schrijft Van der Lingen in het voorwoord van de publicatie bij de Prix de Rome, „blijkt uit het feit dat instellingen hen willen presenteren.”
Ongetwijfeld is dat de reden waarom de keuze van kandidaten niet echt verrast. Hun werk wordt immers breed geëxposeerd. Toch is op deze editie veel bijzonders te zien. Van de vier kandidaten maken de kunstenaars Fiona Lutjenhuis (1991) en Kevin Osepa (1994) de meeste indruk.

Werk van Kevin Osepa voor de Prix de Rome.
Zoom in
Osepa, omdat hij met Lusgarda (2025) een ‘huis’ bomvol geesten heeft gebouwd waarbinnen spiritualiteit, de kracht van voorouders en de herinnering aan rituelen prachtig samensmelten. In Lusgarda draait alles om het achtdaagse rouwritueel Ocho Dia, dat op Curaçao plaatsvindt na een begrafenis. Lusgarda kruipt op een niet te vermijden manier onder je huid. Je treedt binnen via de betegelde ‘gang’ van het huis, waar zachtjes aan het plafond bewegende doeken en kledingstukken je in een soort tussenwereld doen belanden. De ‘gang’, gemeubileerd met tafeltjes vol kleurige parafernalia, stoelen, mandjes, kaarsen en offerplaatsen, leidt tot het auditorium. Daar, in de verduisterde ruimte blijken poppen te liggen. Zijn ze dood? Slapen ze? Of zijn ze neergevallen van verdriet? De film die Osepa in deze zaal vertoont duurt bijna 20 minuten, is sereen en raadselachtig. Zoals in veel van Osepa’s werk gaan heden en verleden, schijn en werkelijkheid, boven- en onderwereld naadloos in elkaar over.
Gifgroen plastic
Thierry Oussou (1988) heeft met The Grain that Salted the Sea ook een goede inzending gemaakt, maar die van hem is minder coherent dan die van Osepa. Oussou reisde voor zijn Prix de Rome-werk naar zijn geboorteland Benin en transporteerde balen in gifgroen plastic gestoken katoen naar Amsterdam. Oussou wil in zijn werk de onzichtbare arbeidersklasse zichtbaar maken, omdat die klasse volgens hem de motor is van de samenleving. In het Stedelijk koppelt hij de katoenarbeiders uit Benin aan de mensen die de GVB-trams en bussen in Amsterdam rond laten rijden. Dat doet hij aan de hand van wonderschone tekeningen van uitgeholde figuren die in cartooneske voertuigen rondrijden. Maar het verband tussen de tekeningen, de serieel opgestelde katoenbalen, de vrachtbrieven aan de muur en de soundscape met interviews met GVB-werknemers is te losjes om serieus te overtuigen.
Van de vier kandidaten stelt het werk van Buhlebezwe Siwani (1987) als enige echt teleur. Siwani, bekend van performances, films en monumentale zeepsculpturen over de koloniale geschiedenis van haar geboorteland Zuid-Afrika en zwarte vrouwenrechten, toont een serie videoportretten waarin protagonisten passages voorlezen uit schoolboeken. Die passages betreffen de ‘stichting’ in 1652 door de Nederlandse chirurgijn en kolonist Jan van Riebeeck van wat later de Kaapkolonie zou gaan heten. Naast het feit dat de videoportretten statisch zijn en weinig aan de verbeelding overlaten, staat het geluid erbarmelijk afgesteld.
Schitterend sprookje
The Shell of Life ten slotte is de inzending van Fiona Lutjenhuis. Lutjenhuis schreef een schitterend sprookje over de slak (St) Eve, die „noch dochter, noch zoon” is, maar iets anders: „Zacht, stil, ertussenin”. De slak gaat op een kosmische reis langs de planeten, weliswaar met een huisje op zijn rug maar op zoek naar een plek om te wonen.

Werk van Fiona Lutjenhuis voor de Prix de Rome.
Foto Stedelijk Museum
Zoom in
Rondom dit gegeven bouwde Lutjenhuis – opgegroeid in een sekte in Noord-Brabant – een intiem, rond paviljoen. Het paviljoen bestaat uit een serie houten panelen die voor iedereen zijn open te klappen en zo als toegang fungeren tot het hart van de ruimte. Daar staat een groot, tot in de miniemste details bewerkt en gevuld poppenhuis (kijk naar de nagellak van de poppen). De panelen zijn beschilderd met kosmische voorstellingen, waarin de slak rondkruipt.
Elementen als het poppenhuis en jezelf wegdenken naar een leegte zijn voor de kleine Lutjenhuis strategieën geweest om te overleven in de chaos van de sekte van haar ouders. Net als haar twee zussen vertrok ze. Nu bouwen de drie zussen samen aan de inzending voor de Prix de Rome. Die samenwerking is onbetaalbaar, of de zusjes Lutjeshuis de prijs nu winnen of niet.
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.
Waarom je NRC kan vertrouwen