Ook ligt Nederland niet op koers om de klimaatdoelen voor 2030 en 2050 te halen en loopt de energietransitie vast. Sneller verduurzamen is niet alleen goed voor het klimaat, maar kan ook de afhankelijkheid van het buitenland verminderen. Op dit moment is Nederland voor 78 procent van zijn energie afhankelijk van import uit het buitenland.

Aan het rapport is vier maanden gewerkt door een werkgroep van ministeries als Financiën, Klimaat en Groene Groei, Landbouw, Infrastructuur en Waterstaat en Algemene Zaken. Ook de planbureaus CPB en PBL leverden input.

Grote knelpunten

Nog afgezien van de grote hoeveelheid import van energie, zijn er op korte termijn flinke knelpunten die een snelle oplossing vragen. Zo willen veel bedrijven en huishoudens best verduurzamen, maar lopen ze aan tegen de grote krapte op het elektriciteitsnet.

 

Ook blijven sommige investeringen uit omdat de kosten in Nederland hoger liggen dan in omringende landen. Daarnaast is er grote onzekerheid bij een deel van de bedrijven over de toekomstige opbrengst van investeringen en het marktpotentieel van duurzaam geproduceerde goederen.

“Dit vraagt om keuzes van het kabinet en vooral keuzes die duidelijkheid en vertrouwen bieden, zodat partijen durven te investeren in de toekomst”, aldus de ambtenaren. 

Flexibele energiecontracten

Het rapport presenteert mogelijke oplossingen voor de knelpunten. Zo wordt meer flexibilisering van bestaande energiecontracten als een ‘essentiële maatregel’ gezien. Ook is er een investeringsagenda nodig voor de vijf belangrijkste energie-intensieve haven- en industriegebieden, net als een nieuwe Energietransitiewet.

In de verkiezingscampagne ging het niet veel over klimaat en energie, zie je in deze video die we eerder maakten:

Een dergelijke wet zou net als het project ‘Ruimte voor de Rivier’ urgente projecten voor energie-infrastructuur moeten bespoedigen. Om de energietransitie te laten slagen, is meer beleid en regie nodig ‘over de gehele keten’, van vraag, aanbod en infrastructuur. De ambtenaren vatten het dilemma als volgt samen:

“Als er onvoldoende infrastructuur of betaalbaar aanbod is van energiedragers (elektriciteit, waterstof of duurzame koolstofdragers), zullen eindgebruikers minder snel of niet verduurzamen. Tegelijk geldt dat als eindgebruikers niet investeren in verduurzaming, er geen businesscase is voor het aanbod van en de infrastructuur voor energiedragers.” Oftewel, het klassieke kip-ei-verhaal. 

‘Iedereen wacht op iedereen’

Ze constateren: “Zonder een ambitieus beleidspakket van planning, normering, beprijzing en subsidiëring komen ketens niet op gang, en wacht iedereen op iedereen.”

De partijen die een nieuw kabinet gaan vormen, staan volgens het rapport voor twee hoofdkeuzes: hoeveel geld gaat Nederland uittrekken voor klimaat- en energiebeleid, en hoe wordt dat bij elkaar gebracht? En daarnaast: op welk ambitieniveau richt ons land zich?

 

Daartoe zijn vier mogelijke beleidspakketten gemaakt en doorgerekend door het externe onderzoeksbureau Kalavasta. Overigens wordt ook geconstateerd dat het klimaatdoel voor 2030 sowieso onbereikbaar blijft. “In alle pakketten wordt het streefdoel uit de Klimaatwet van 55 procent emissiereductie in 2030 niet gehaald.”

Grote verschillen

Wel verschillen de pakketten flink in de mate van uitstootreductie. Eén ervan komt in de doorrekening het dichtst bij wat er nodig is voor het klimaat, “en is nog slechts enkele megatonnen verwijderd van het doel”.

Een nieuw kabinet zal dus ingrijpende keuzes moeten maken, benadrukken de ministeries. Er zullen knopen moeten worden doorgehakt in vier sectoren: de industrie, de landbouw, gebouwde omgeving en de mobiliteitsector. Spijt zal Nederland hier nooit van krijgen, denken ze. 

“Werken aan de energietransitie is no regret. En het omgekeerde is nog veel sterker het geval: van nu te weinig doen, krijgen we later spijt. We zijn het aan onze kinderen en kleinkinderen verplicht ook hen te kunnen laten genieten van ons mooie land en onze mooie planeet. Het is een droeve constatering dat dat niet meer vanzelfsprekend is, niet voor hen maar zelfs niet meer voor onszelf.”