Ook Irma Martens hoor je in deze aflevering. Martens woont als 17-jarige in Beilen en gaat elke dag met de trein naar school in Hoogeveen. Normaal gesproken zit ze ’s ochtends vroeg al in de trein, maar op die dinsdagochtend in december 1975 moet ze eerst naar de oogarts in Assen. Terug in Beilen besluit ze thuis nog een kop koffie te drinken en droge kleren aan te doen omdat het regent. Een treintje later pakken is geen probleem, denkt ze nog.

En zo zit ook zij ineens in de ongelukstrein. Vlak na Beilen klinkt ter hoogte van Wijster het harde gesis van de noodrem. “Dat had ik nog nooit meegemaakt”, vertelt ze. “‘Dit is een overval.’ Ik snapte er niks van, ik wist ook helemaal niet wat Zuid-Molukkers waren.”

Martens ondergaat het allemaal als jong meisje, maar heeft wel snel in de gaten dat het mis is. “Er werd gelijk al geroepen dat er iemand dood was. Ik heb ook wel verschillende keren gedacht dat ik mijn vader, moeder, broertje en zusjes niet meer zou zien.” Op de eerste dag vallen twee doden, op de donderdag wordt nog een derde man doodgeschoten.

De scholiere wordt op de tiende dag vrijgelaten. “We hadden net heerlijk warm gegeten, worteltjes met vis. Dat weet ik nog heel precies”, herinnert Martens zich. Ineens staat een Molukse kaper met een zaklantaarn naast haar. Hij vertelt dat ze wordt vrijgelaten.

Tekst gaat verder na de foto’s: