Het duurt even, maar dan komt het antwoord van Chris Dercon toch nog. Want: klopt het, zoals de laatste maanden in de internationale media rondzingt, dat Parijs weer een dynamisch centrum voor hedendaagse kunst aan het worden is? En zo ja, hoe dan, in deze stad die toch eigenlijk veel te duur is voor de meeste kunstenaars om te wonen?

Dynamische architectuur Fondation Cartier

De Fondation Cartier in Parijs is de stichting voor hedendaagse kunst van het designmerk Cartier, bekend van horloges, juwelen en tassen. Sinds eind oktober is de stichting in een voormalig negentiende-eeuws warenhuis tegenover het Louvre getrokken, dat werd gerenoveerd door architect Jean Nouvel. Tussen 1984 en 1994 had de stichting een gebouw buiten Parijs, tussen 1994 en 2025 had het in het veertiende arrondissement een nieuw gebouw ontworpen door Nouvel.  

De belangrijkste vernieuwing van Nouvel zijn vijf bewegende platformen in de museumzalen. Daardoor kunnen de ruimtes van rond de 6.500 vierkante meter per tentoonstelling worden aangepast. ‘Dynamische architectuur’ noemt Chris Dercon het, die volgens hem past bij de dynamiek die het gebouw op deze plek wil uitstralen: de hoge glazen ramen moeten de buitenwereld naar binnen halen en de hedendaagse kunst binnen laten resoneren met de oude kunst van het Louvre ertegenover.

De eerste expositie heet „Exposition Générale”. De naam verwijst naar de warenhuisachtergrond van het gebouw, maar ook naar het ‘brede overzicht’ dat de stichting wil geven van zijn exposities in de afgelopen veertig jaar. De getoonde kunst varieert van bekende namen als Alessandro Mendini, Panamarenko en David Hammons, tot jonge kunstenaars uit onder andere Afrika. Ondanks het grote budget benadrukt Dercon dat zijn stichting geen kunst brengt die voor de kunstmarkt is bedoeld.

De Vlaamse cultuurmanager Dercon zou het kunnen weten. Na veertig jaar in de kunstwereld, met flink wat roemruchte hoogte- en dieptepunten, is hij sinds zes jaar in Parijs neergestreken. Hij was museumdirecteur in Rotterdam (Boijmans van Beuningen), München (Haus der Kunst), Londen (Tate Modern), intendant in Berlijn (Volksbühne), directeur in Parijs (Grand Palais). In 2022 werd hij directeur van de Parijse Fondation Cartier (zie inzet), dat een nieuw museumgebouw heeft betrokken, direct tegenover het Louvre, gerenoveerd door sterarchitect Jean Nouvel.

Iets te laat arriveert Dercon in het nieuwe gebouw, in zijn gewone vrijetijdsjas wat minder flamboyant dan op de foto’s, maar wel met de bekende aanstekelijke energie. Een eigen kamer heeft hij niet, de kantoren moeten nog worden ingericht, maar boven, aan een tekentafel tussen de dozen, legt hij uit hoe het allemaal samenhangt – met de bekende uitweidingen langs successen en vele namen, deze keer van onbekende Afrikaanse kunstenaars die hij „altijd al volgde” tot president Emmanuel Macron – „hij zei tegen me…” – en zijn „mentor Rem Koolhaas”.

Een ‘comeback kid’ is Dercon ooit genoemd, en hij noemt het vandaag zelf ook weer. Nog geen zeven jaar geleden is hij in Berlijn letterlijk weggejaagd, zijn theater werd bezet, demonstranten in de stad eisten zijn aftreden: onbegrepen voelde hij zich, dat uitgerekend hij er als een soort kapitalist werd gezien die de lokale traditie wilde vernietigen. Maar hij leerde ook van zijn fouten, zegt hij, en in Parijs keerde hij terug, eerst met de renovatie van het Grand Palais, daarna met het binnenhalen van de exclusieve kunstbeurs Art Basel, die dit jaar voor de eerste keer in Parijs is georganiseerd, en nu, in het jaar dat hij met zijn 67 jaar eigenlijk al met pensioen had moeten gaan, met dit nieuwe museum. Glunderend: „Heb je het gezien? Ik sta op de voorpagina van de New York Times deze maand.”

Parijs is terug?

Nieuw is de Fondation Cartier niet, de stichting voor hedendaagse kunst van juwelier Cartier bestaat sinds 1984. Maar met het nieuwe gebouw, volgens Franse media verbouwd voor 230 miljoen euro, is de internationale zichtbaarheid ineens een stuk groter. Het nieuwe gebouw voegt zich in Parijs ook nog eens bij een opvallende reeks particuliere expositieruimtes, allemaal van luxemerken. In 2014 opende de Fondation Vuitton, de kunststichting van modemerk , een flitsend museumgebouw in het Bois de Boulogne, ontworpen door architect Frank Gehry. In 2021 opende in de Bourse de Commerce een nieuwe expositieruimte voor de kunstverzameling van demiljardair François Pinault, eigenaar van conglomeraat Kering, met onder andere merken als Gucci, Balenciaga en Yves Saint Laurent.

De vraag is waar dit allemaal nu precies voor staat: zien we met deze kunstruimtes in Parijs slechts het spierballenrollen van miljardairs met te veel geld, of is er ook echt een nieuwe artistieke dynamiek te bespeuren?

Chris Dercon bij de opening van het nieuwe gebouw in oktober.

Chris Dercon bij de opening van het nieuwe gebouw in oktober.

Foto Luc Castel/Getty Images

Zoom in

Toerisme, dat staat op deze locatie met zijn statige gebouwen uit de late negentiende eeuw voorop. Op de straten rondom de nieuwe expositieruimte van Cartier worden vandaag stromen bezoekers voortgestuwd; ze komen van het Louvre, gaan richting Centre Pompidou, Les Halles of de Bourse. De buurt herinnert aan de Parijse hoogtijdagen, de jaren 1870, toen Parijs de belangrijkste kunststad ter wereld was; een tweede opleving kende de stad in de jaren zestig. Maar sinds eind twintigste eeuw werd Parijs door de hedendaagse kunstwereld toch vooral gezien als een nostalgisch en peperduur reservaat, geschikt voor zakenlui en dagjesmensen. De dynamiek in de Europese kunstwereld kwam in de jaren negentig uit Londen, met de provocatieve glamour van Britart, later uit Berlijn, met zijn experimentele vrijheid en ‘arm-aber-sexy’-belofte.

En nu? Nu is Parijs terug, zegt Dercon. Dercon ziet kunstenaars die terugkeren uit Berlijn, hij ziet nieuwe kunstenaarsateliers, een nieuwe generatie van museumbestuurders in het Louvre, Centre Pompidou en het Musée d’Orsay. Hij wijst op de komst van Art Basel en natuurlijk: op de rol van de luxemerken. Want wie deze maanden over de rol van Parijs in de kunstwereld spreekt, heeft het niet over de romantiek van de rafelranden, of over spannend experiment in de marge.

Dit is het nieuwe verbond: in Parijs zorgt het particuliere geld van Chanel, Cartier en Vuitton voor nieuwe artistieke dynamiek, meent Dercon: „De merken verkopen geen objecten, maar een gevoel. En dat gevoel willen ze via marketing sterker maken.” En daarom geven ze de kunstwereld geld om te experimenteren. „Omdat ze weten dat gevoelens uitdrukken belangrijk is en omdat zij zelf geen eigen gevoel hebben.” Dit nieuwe mecenaat geldt voor zowel grote producties als voor jong talent. Zo produceerde Yves Saint Laurent de nieuwe film van Jim Jarmusch, en stichting Cartier investeert in onbekende jonge kunstenaars van over de hele wereld: „Wij helpen kunstenaars om dingen te creëren.”

In de twee verdiepingen van de Fondation Cartier staan ze nu dicht op elkaar, de bekende en onbekende namen, vrolijke installaties en hermetische fotostudies. En daartussen is er het publiek, het echte Paríjse publiek, benadrukt Dercon, dat hij „bijna ideaal” noemt, omdat het geïnteresseerd is in precies die combinatie van design, cinema, theater, mode, kunst die bij hem nu kan worden geserveerd.

Binnen bij de ‘Exposition Generale’ in de nieuwe expositieruimte van de Fondation Cartier.

Binnen bij de ‘Exposition Generale’ in de nieuwe expositieruimte van de Fondation Cartier.

Foto Mohamad Salaheldin Abdelg Alsayed/Anadolu/Getty Images

Zoom in

Kunst en geld

Geld: Dercon windt er geen doekjes om. Toen hij in Rotterdam werkte had hij het nooit („in het Rotterdamse kunstcentrum Witte de With [nu Melly] begon ik de dag met minus 15 duizend”), in de Tate Modern moest er altijd naar gezocht worden, en nu hoeft hij voor de eerste keer in zijn leven „geen geld meer te zoeken”. Hij kent de wereld van de luxemerken „van binnen en buiten”, en, al zegt hij het zelf, hij is er goed in, in het overtuigen en het binnenhalen.

En ja, hij heeft lang getwijfeld of hij het zou doen, maar nee, zijn ziel heeft hij heus niet aan het grote geld verkocht, zegt Dercon. Sterker: na veertig jaar kan hij bij de Fondation Cartier eindelijk doen wat hij bij zijn eerste experimentele kunstcentra ook al wilde: het bewegen tussen de disciplines, tussen design en architectuur, tussen fotografie en cinema.

De muren tussen de werelden van het geld en die van de experimentele kunst zijn poreus geworden

Misschien is het niet toevallig dat hij nu ook veel bezoek uit Nederland krijgt, zegt Dercon: vandaag alleen al mensen van Droom en Daad, bekend van Fenix Rotterdam, en van de Hartwig Art Foundation, die in Amsterdam aan een museum werkt. „De hele kliek”, noemt hij het ironisch, geen man om daar moeilijk over te doen. Want die kliek, die van het particuliere geld in de kunstwereld, drukt ook in Nederland met flinke gebouwen en publiekssuccessen zijn stempel.

Het gaat om een nieuwe samenwerking, zegt hij: tussen oude en nieuwe kunst, tussen privémusea en staatsmusea, tussen de werelden van het geld en die van de experimentele kunst. Vroeger waren ze strikt gescheiden, alleen de overheid subsidieerde de experimentele kunst, maar nu is die scheiding voorbij, denkt hij: „De muren zijn poreus geworden.”

Even komt in Parijs daarom alles samen waar de kunstwereld van nu mee te maken heeft, denkt Dercon: „Al kan het over vijf jaar natuurlijk weer voorbij zijn.”

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

De journalistieke principes van NRC