De periode na de kerstdagen is het ideale moment om ze te overdenken, toch peinzen zeven op de tien Nederlanders er niet over: goede voornemens. Twee op de tien Nederlanders had in de tweede week van december al goede voornemens bedacht. En een op de tien is van plan dat nog te doen.

„Ik heb een hele grote bek, maar ik ben echt iets te zwaar. Ik probeer er al van alles tegen te doen. Ik neem al iets minder vaak de lift.” In een opname van zijn theaterprogramma Hij wordt vanzelf moe ijsbeert cabaretier Bert Visscher over het podium. „Dan pak ik de roltrap. Helpt ook geen flikker.” 

Visscher is niet de enige: verreweg de meeste van onze goede voornemens gaan over fysieke of mentale gezondheid. Dat blijkt uit representatief onderzoek van marktonderzoeksbureau Motivaction naar goede voornemens onder Nederlanders van achttien tot en met tachtig jaar. De meeste mensen hebben meer dan één voornemen. 63 procent van de mensen heeft een streven over fysieke gezondheid, gevolgd door voornemens over mentale gezondheid (40 procent van de ondervraagden). 

De verschillen in voornemens tussen de verschillende generaties zijn opvallend. Hoe ouder de voornemer, hoe sterker de focus op fysieke gezondheid. In de groep van 35 tot en met 44 jaar gaan er meer intenties over mentale dan over fysieke gezondheid.

Niet te specifiek

Hoe te voorkomen dat volgend jaar rond deze tijd (of al eerder) de conclusie is dat de goede voornemens, in de woorden van Bert Visscher, ‘geen flikker’ hielpen? 

Onderzoek toont aan dat het ene goede streven het andere niet is. Objectief gezien zijn sommige voornemens simpelweg beter. Dat wil zeggen, ze zijn gemakkelijker vol te houden en hebben daardoor een grotere kans op succes. 

Zo zijn de beste goede voornemens niet te specifiek, tipt Per Carlbring, professor klinische psychologie aan de Universiteit Stockholm. In zijn onderzoek kregen sommige deelnemers veel hulp bij het opstellen van een specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden voornemen. Anderen kregen nauwelijks of helemaal geen hulp. 

„Deelnemers die veel hulp kregen, rapporteerden lagere succespercentages dan deelnemers die beperkt geholpen werden”, laat Carlbring per mail weten. „Wij denken dat het komt doordat specifieke doelen duidelijker maken wat je moet doen voor succes; maar het ook heel duidelijk maken wanneer je gefaald hebt. Tegelijkertijd geven vage doelen mensen al een succesgevoel wanneer zij simpelweg in de juiste richting bewegen.”

Ook de formulering van een goed voornemen maakt een verschil. Van de 1.066 mensen die meededen aan Carlbrings onderzoek, hadden deelnemers met een positief geformuleerd voornemen – bijvoorbeeld het aanleren van een nieuwe gewoonte – het hoogste succespercentage. Zij deden het significant beter dan deelnemers met een negatief geformuleerd voornemen, zoals het populaire ‘ik stop met roken’. 

Zoom in

„We hebben niet onderzocht waaróm het beter werkt, maar we weten wel dat het beter werkt”, legt Calbring uit. „De praktische les is dat ‘eet drie keer per dag fruit’ beter werkt dan ‘stop met snoepen’.”

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

De journalistieke principes van NRC