Eerst daalt de stilte in, langzaam verstomt het publiek. Een fluitje roept de schaatsers naar de streep. Een paar keer stampen ze hun achterste ijzers op het ijs; die moet straks grip hebben voor de afzet. Daarna draaien ze hun voorste been open, zodat ze daar als het ware overheen kunnen vallen – naar voren.

Nu spitsen de schaatsers hun oren. „Ready”, horen ze uitgerekt. Ze zakken in. Alleen het gebrom van de elektrische installaties die het ijs, het licht, de luchtafvoer en andere zakken reguleren in Thialf zijn nog te horen. En dan, na een lange tel, klinkt het schot. Start.

Een oude schaatswijsheid luidt dat je de vijfhonderd meter niet kunt winnen met een goede start, maar wel kunt verliezen met een slechte start. „Hard openen en twee keer linksaf”, zo omschreef sprinter Dai Dai N’tab de kortste schaatsafstand ooit. Een snelle eerste honderd meter is van groot belang voor een snelle eindtijd.

Maar hoe lastig is het om, wanneer de druk het allerhoogst is, op gladde ijzers stil te staan op het ijs, in te zakken en roerloos maar geduldig te wachten op het startschot, weet de nu door ziekte afwezige N’tab maar al te goed. Op het OKT richting de Spelen van 2018 startte hij als favoriet op de vijfhonderd meter twee keer vals: weg olympische droom.

In een chaotische race werd er in twintig ritten zeven keer vals gestart en drie keer gevallen.

De mannen die zaterdagavond op het OKT twee keer aan de start mochten verschijnen om hun olympische droom op de vijfhonderd meter te verwezenlijken, leken er net zo goed last van te hebben. In een chaotische race werd er in twintig ritten zeven keer vals gestart en drie keer gevallen. „Het liep niet echt door en dan schiet er toch van alles door je hoofd”, verwoordde Merijn Scheperkamp zijn ervaring van het wedstrijdverloop. In zijn tweede rit startte zijn tegenstander vals. „Je moet bij de start wel stil blijven staan.”

Naar voren vallen

Toen de wedstrijd in Thialf zaterdag was afgelopen, stonden niet verrassend de twee mannen met de snelste openingen ook bovenaan de ranglijst. Zowel Jenning de Boo (opening: 9,52, eindtijd: 33,96) als Sebas Diniz (9,48, 34,14) reden hun eerste honderd meter sneller dan ooit. Zij mogen zich gaan opmaken voor de Olympische Spelen, al moet Diniz (net als nummer drie Joep Wennemars) nog even afwachten hoe de rest van het OKT verloopt omdat de tweede en derde plek op de 500 meter laag in de selectievolgorde staan.

Lees ook

De ‘matrix’ is ingeburgerd in het schaatsen, maar er blijven zwakke plekken – ‘Wijs toppers gewoon aan’

23-02-2018 Pyeongchang, schaatsen 1000 mtr mannen                                                                                                                XXIII Winter Olympic Games 2018 - Olympisch kampioen Kjeld Nuis (Leiden, 10 november 1989) in een tijd van 1.07,95 min Foto en © copyright Foto Leo Vogelzang VOF

Diniz zei na afloop dat hij afgelopen week nog speciaal op zijn start had getraind. „Ze liepen nog niet helemaal dit jaar, dus ik heb vorige week nog honderd meters gereden.” Dat was niet specifiek om beter gewapend zijn tegen de druk van het OKT, zei Diniz. „Het moest technisch beter, dat is gelukt.”

Bij Kayo Vos, die zevende werd met 34,83, ging het juist mis. In allebei zijn races startte hij vals en opende daarna met 9,8. „Als ik niet vals start, kan daar zo eentiende van een seconde vanaf. Het rondje gaat daarna vaak ook eentiende sneller, dan doe je hier mee om het podium”, zei Vos, al was hij daarmee niet bij de derde tijd van 34,48 van Joep Wennemars in de buurt gekomen.

Ook bij Vos is het een kwestie van zijn techniek verbeteren, zegt hij. „Ik zak meestal sneller in dan mijn tegenstander en moet daarom langer stilstaan. Op een gegeven moment val ik dan naar voren. Daar kan ik gewoon aan werken, zo simpel is het.”

Wennemars is een andere mening toegedaan. „Stilstaan aan de start en langzaam inzakken is hartstikke moeilijk. Maar we zijn professionals dus daar moet je mee omgaan, ook als je tegenstander vals start en je nog een keer moet. We moeten het gewoon doen.”

Niet nadenken

Dat lijkt het mantra te zijn van alle sprinters. Vooral niet teveel nadenken, vertrouwen op de routines die ze al honderden keren geoefend hebben, ‘gewoon’ doen wat ze altijd doen. „Ik probeer vooral om het niet groter te maken dan dat het is”, zegt Sebas Diniz. „Als ik daar sta, probeer ik het publiek niet meer te zien. Dan focus is me alleen op de finish, dat is mijn truc.”

Voor winnaar Jenning de Boo waren de afgelopen dagen verschrikkelijk geweest, zei hij na afloop. „In aanloop naar het OKT is schaatsen helemaal niet leuk. Je hebt alleen maar zenuwen terwijl je moet afwachten tot je mag en je kunt alleen maar verliezen. Ik had gewoon angst, van: stel, het lukt niet.”

Maar toen De Boo eenmaal het ijs op de binnenste baan van het volle Thialf betrad, werd zijn hoofd leeg. „Dat hielp enorm. Want als ik ga nadenken tijdens een vijfhonderd meter, dan weet ik al dat ik teveel tijd heb en dus niet snel genoeg ga.”

Precies dat overkwam De Boo in zijn eerste rit, toen zijn tegenstander in de eerste bocht een misslag maakte en zijn race daarna liet lopen om De Boo niet in de weg te zitten. „Heel sportief, maar toen moest ik toch schakelen, en die tijd kun je gewoon niet missen.” Hij schaatste met 34,36 een voor zijn doen teleurstellende tijd.

In de tweede omloop, in een rechtstreeks duel met Diniz, kwam het voor De Boo alsnog helemaal goed, mede dankzij de snelste opening van zijn carrière. „Ik was snel van de lijn, zelfs eerder weg dan Sebas, dat gebeurt me niet vaak.” Het zal de angst om te verliezen en de frustratie over zijn eerste rit zijn geweest, denkt De Boo. „Het waren alle emoties in één.”

Ontlading bij Jenning de Boo, die zich dankzij zijn tijd van 33,96 in de tweede omloop plaatste voor de Olympische Spelen.

Ontlading bij Jenning de Boo, die zich dankzij zijn tijd van 33,96 in de tweede omloop plaatste voor de Olympische Spelen.

Foto Sem van der Wal/ANP

Zoom in

Geef cadeau

Deel

Mail de redactie

De journalistieke principes van NRC