Er hangt een plukje grijze vacht in het prikkeldraad. „Niet ver hiervandaan woont een familie dassen. Soms zie ik ze ’s avonds, als ik aan het hardlopen ben. Oplichtende oogjes in het donker.” Bij Sander Turnhout (1974) begint de natuur zodra hij de deur uitloopt: vanuit zijn huis, ten oosten van Nijmegen, zo de Ravenberg op.
„Hier in de omgeving zie je nog heel goed hoe adel en armelui vroeger gescheiden van elkaar leefden. De hoge heren in hun villa’s op de stuwwal, de boeren beneden in het moeras.” Landschap en identiteit zijn niet los van elkaar te zien, wil hij maar zeggen. „Daar wordt door beleidsmakers te vaak overheen gekeken. Die ontwerpen nieuwe natuur op de tekentafel of offeren juist gebieden op zonder met omwonenden in gesprek te gaan. Natúúrlijk zet dat kwaad bloed, want” – hand op zijn hart – „dat raakt mensen híér. Je moet de dialoog opzoeken.”
Turnhout is meester in het op gang brengen van die dialoog. Als strategisch adviseur bij kennisnetwerk SoortenNL en natuurmonitoringsexpert aan de Radboud Universiteit in Nijmegen laveert hij moeiteloos tussen politiek Den Haag, natuurbescherming en hardcore biologie. „Een outsider”, noemt hij zichzelf bescheiden, maar hij is eerder een duizendpoot, een spin in het web. Hij studeerde literatuurwetenschap en promoveerde uiteindelijk op een wetenschapsfilosofisch traktaat over monitoring van een libellensoort, de rivierrombout.

Zoom in

Zoom in
Foto’s Annabel Oosteweeghel
Eind 2025 verscheen zijn nieuwste boek, Over leven (ondertitel: wat uitsterven ons kan leren over natuurherstel), een bundeling van columns die eerder verschenen op de websites van De Groene Amsterdammer en Nature Today. Daarin ontpopt hij zich als biograaf van onder meer de Bataafse stroommossel, de geelbuikvuurpad en de zwartblauwe rapunzel. Aan de hand van 27 in Nederland levende soorten die balanceren op het randje tussen leven en dood reflecteert hij op wat wel en niet werkt in de natuurbescherming.
Levende doden, noem je ze.
„Ja, als je kijkt naar de natuur die we nog hebben in Nederland kun je die gerust comateus noemen. Zombienatuur. De natuurbescherming die wordt toegepast lijkt eerder op kunstmatige beademing dan op echt leven. De meeste mensen weten überhaupt niet dat die zeldzame soorten bestaan. Ze zijn er alleen nog dankzij individuen die zich met hart en ziel voor hen inzetten, als toegewijde verplegers.
„Toch is Over leven geen pessimistisch boek. Door die 27 planten, dieren en schimmels te portretteren wil ik de uitstervende soorten een gezicht geven, zodat méér mensen zich om ze gaan bekommeren. Want zolang uitsterven anoniem gebeurt, bekommert vrijwel niemand zich erom. Pas als we met z’n allen liefde gaan voelen voor de pruikzwam en het vloedschedemos kunnen we ze ook daadwerkelijk redden. Want die liefde vóór de natuur leidt samen met kennis ván de natuur tot diepe inzichten en betrokkenheid. Of, zoals ik het in mijn boek omschrijf: biofilie + biologie = biognosis.”
Hoe vaak ik niet heb gehoord dat je als wetenschapper die zich bezighoudt met natuurbescherming geen emoties mag hebben…
Een rekensom als toekomst van de natuurbescherming?
„In grote lijnen wel. Naast de natuur moet ook de relatie tussen mens en natuur hersteld worden. Maar dat betekent niet dat er één pasklare oplossing is om elke soort te redden. Net zoals uitsterven een dood door duizend sneden is, met oorzaken variërend van versnippering tot vervuiling, van corruptie tot overmatige recreatie en van opwarming tot stikstofdepositie, zo is overleven maatwerk. Er is een veelheid aan problemen en een veelheid aan oplossingen. Die gaan we pas zien als we meer oog krijgen voor de soorten om ons heen, in plaats van onszelf steeds centraal te stellen.”
Na een korte stilte: „Ik hoorde de voormalige Denker des Vaderlands, wijlen filosoof René Gude, ooit zeggen dat na het tijdperk van de mens het tijdperk van de octopus zou aanbreken. Vergeleken met die negen breinen zijn wij maar simpele wezens. Het wordt tijd dat we wat bescheidener worden. Homo sapiens – alleen al de naam die wij mensen van Linnaeus kregen is pretentieus. We beschouwen onszelf als maat der dingen, maar we hebben een peuterbewustzijn vergeleken bij andere soorten.”
Exit Homo sapiens?
„Die naam zal zo gauw niet verdwijnen. De invloed van Linnaeus is hardnekkig, dat zie je bijvoorbeeld ook aan de manier waarop veel biologen nog altijd aan zijn classificatiesysteem vasthouden. Zelfs nu dna-onderzoek de hele taxonomie overhoop gooit blijft zijn indeling in gebruik. Mensen houden ervan om dingen in hokjes te plaatsen. En het is niet dat ik tégen hokjes ben, maar je moet flexibel durven zijn. Blijven discussiëren, ook als de classificaties en definities er al zijn. Geen harde lijnen trekken met permanente marker, maar met potlood.”
Sander Turnhout: Over leven. Wat uitsterven ons kan leren over natuurherstel
KNNV Uitgeverij, 128 blz., 17,95 euro.
Zodat je nog kunt gummen.
„Bètawetenschappers houden nog te vaak vast aan hun nuchterheid, hun vermeende objectiviteit. Dat is een gevaarlijke illusie. Erken dat dingen veranderlijk zijn, dat ménsen veranderlijk zijn. Hoe vaak ik niet heb gehoord dat je als wetenschapper die zich bezighoudt met natuurbescherming geen emoties mag hebben… Waaróm zou dat niet mogen? En hoe is het überhaupt mogelijk om over zo’n onderwerp níéts te voelen? Je kunt wetenschapper en mens tegelijk zijn, sterker nog: naar mijn mening maakt je dat tot een betere wetenschapper. Rouwverwerking is een belangrijk thema binnen de biologie, zeker met de huidige biodiversiteitscrisis. Het wordt tijd dat we dat onder ogen zien. Natuurherstel zonder rouwverwerking ontspoort in technocratie.”
Schrijf je in voor de nieuwsbrief NRC Wetenschap
Op de hoogte van kleine ontdekkingen, wilde theorieën, onverwachte inzichten en alles daar tussenin
Inschrijven
Uitschrijven
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
De journalistieke principes van NRC