Dat schrijft de Algemene Rekenkamer na een onderzoek naar deze zogeheten Woningbouwimpuls (Wbi). De Rekenkamer waarschuwde al eerder dat het maar zeer de vraag is of het geld ook daadwerkelijk extra huizen heeft opgeleverd. 

Gemeenten konden vanaf 2020 geld van de landelijke overheid krijgen om hen te helpen bij woningbouwprojecten. In de eerste drie rondes hebben ze 854 miljoen euro gekregen voor 93 projecten.

Of er door deze Woningbouwimpuls ook meer woningen zijn gebouwd is volgens de Rekenkamer ’twijfelachtig’. Aan de ene kant zijn alle Wbi-projecten doorgegaan. Van de projecten die géén Wbi-geld kregen, zijn er 3 van de 18 niet doorgegaan. Het is mogelijk dat een Wbi-project ten koste is gegaan van een van deze 3 projecten.

Het goede nieuws is dat bij bijna alle projecten die een Wbi-bijdrage kregen minimaal de helft van de woningen betaalbaar is. Dat is conform de eis van de minister.

Bij woningbouwprojecten die geen Wbi-bijdrage kregen, daalde het aandeel betaalbare woningen tot onder de 50 procent.

Niet sneller gebouwd

Woningen werden niet sneller gebouwd als ze Wbi-gelden kregen, blijkt uit het onderzoek van de Rekenkamer. Bij maar 62 procent van de woningbouwprojecten startte de bouw binnen drie jaar nadat geld was toegekend, een voorwaarde die de minister heeft gesteld.

Bij projecten waarvoor geen Wbi-bijdrage was, startte 67 procent binnen drie jaar, dus zelfs nog wat meer dan bij projecten mét Wbi-bijdrage. Daarnaast zijn projecten zonder Wbi-bijdrage meestal verder gevorderd dan bij projecten mét bijdrage.

Van de projecten die met hulp van de landelijke pot werd betaald, liep 78 procent vertraging op. Bij projecten zonder Wbi-bijdrage was dat 73 procent, dus minder. “De minister wekt verwachtingen die zij niet kan waarmaken”, concludeert de Rekenkamer over de versnelling die de miloenen zouden moeten opleveren.

Voor vertraging zijn de miljoenen niet de oplossing, schrijft de Rekenkamer verder. Het oponthoud heeft namelijk niet altijd met geld te maken. Soms is er sprake van langlopende procedures bij de Raad van State, bijvoorbeeld als er bezwaar tegen de bouw is gemaakt. Of de onderhandelingen tussen de verschillende partijen heeft tijd nodig.

Wel of niet doorgaan

Ook is het volgens de Rekenkamer niet vast te stellen of projecten met een Wbi-bijdrage anders niet waren doorgegaan. Zeker is in ieder geval dat van de onderzochte projecten waarvan de aanvraag voor een Wbi-bijdrage werd afgewezen, ook de meeste wel doorgaan, aldus de Rekenkamer.

In het rapport staat ook meteen een reactie van demissionair minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting) van BBB. Zij blijft ervan overtuigd dat de Woningbouwimpuls ‘een belangrijke bijdrage levert aan de versnelling van betaalbare woningbouw in Nederland’. De verschillende bouwprojecten zijn niet zomaar met elkaar te vergelijken, vindt Keijzer.

Minister: ‘Wbi is en blijft belangrijk’

Volgens de minister stimuleert zij met de voortzetting van de Wbi een snelle(re) ontwikkeling van projecten met een substantieel aantal betaalbare woningen door een deel van het onrendabele publieke tekort te subsidiëren. Volgens de minister moet een bijdrage uit de Wbi planuitstel of -afstel voorkomen en moet het voorkomen dat in plannen wordt ingeboet op de betaalbaarheid en kwaliteit van de leefomgeving.

In deze video zie je dat als je het woningtekort in één klap opgelost wilt hebben, het mes in de veestapel moet: