
Wie in de nacht wakker ligt en zijn radio op NPO Radio 1 afstemt, komt al vijftien jaar terecht in een warme huiskamer die de ether overstijgt. Daar zit Astrid de Jong, journalist en radiomaker, met haar programma De Nachtzuster van Omroep MAX. Geen strakke formats, geen politieke duiding of actualiteitenstress, maar een stroom van vragen en antwoorden die rechtstreeks uit de samenleving komen. Dit weekend viert De Nachtzuster haar vijftiende verjaardag.
Je programma bestaat nu vijftien jaar. Had je dat ooit verwacht toen je ermee begon?
‘Nee, helemaal niet. Toen ik begon dacht ik vooral: dit is een experiment, een kans. Ik had al voorloper De Nachtdienst gedaan, maar dat was nog heel erg geregisseerd. Bij De Nachtzuster mocht ik het maken zoals ik het zelf voor me zag: eerlijk, ongepolijst en direct met de luisteraar. Dat bleek een schot in de roos. Vijftien jaar later voelt het alsof het programma net zo goed vandaag had kunnen ontstaan. Het is tijdloos.’
Wat maakt dit format zo sterk dat het vijftien jaar overeind blijft?
‘Het is eigenlijk heel simpel: mensen hebben vragen en andere mensen hebben antwoorden. Maar het gaat niet alleen om de kennis, maar ook om de verhalen. Als iemand vraagt waarom een timmermanspotlood plat is, dan belt er niet alleen een deskundige van een fabrikant. Nee, dan krijg je een gepensioneerde timmerman die vijftig jaar ervaring heeft, die vertelt over houtsoorten, milieuvriendelijke alternatieven en het zware werk. Sommigen zouden zeggen: dat kun je toch allemaal googelen, maar dat geldt voor alles. Je kunt ook googelen waarom debatten in de Tweede Kamer zo lang duren. Toch is het iets anders als een Kamerlid live inbelt en zegt: ik kom net uit de zaal, dit gebeurde er en daarom duurde het zo lang. Dat is de kracht van live radio en van een community die meedenkt.’
Je noemt het een community. Hoe groot is die?
‘Gemiddeld luisteren er zo’n 80.000 mensen. Dat lijkt weinig vergeleken met overdag, maar het zijn er ontzettend veel als je bedenkt dat het nacht is. Bovendien luisteren mensen in de nacht heel geconcentreerd. Ik krijg appjes als er iets piept in de studio of als iemand binnenkomt die ze op de webcam zien. Alles wordt opgemerkt. En er is een harde kern die elkaar ook kent uit de chat en zelfs in het echte leven. Er zijn vriendschappen ontstaan, relaties zelfs. Dat noem ik community building avant la lettre.’
Is dat ook wat jou na vijftien jaar nog steeds plezier geeft?
‘Zeker. Ik word er zelf nog steeds door verrast en stap elke week weer in alsof het nieuw is. Ik ben altijd nieuwsgierig gebleven; waarom gaat het in Zwitserland zo goed? Waarom was het eerst Rikki en Wiske in plaats van Suske? Of: is een cavia familie van een varken? Het is heerlijk om die onbevangen nieuwsgierigheid te mogen delen met luisteraars.’
Waarom werkt het goed?
‘Ik denk dat het komt doordat het programma eerlijk is. Iedereen mag bellen, zolang er een vraag en een mogelijk antwoord is. Geen trucjes, geen show en ik doe de redactie helemaal zelf behalve iemand die wij de ‘de portier’ noemen, een eindredacteur die checkt of de beller te verstaan is.’
Welke momenten zijn jou het meest bijgebleven?
‘Er zijn er heel veel, maar één die me altijd raakt is het verhaal van Ruben, een vaste beller. Hij was een bijzondere man, drie studies gedaan, enorm veel kennis. Hij belde vaak in met antwoorden. Toen hij ziek werd en uiteindelijk overleed, kreeg ik van luisteraars de vraag: waar blijft Ruben? Ik mocht vertellen dat hij ziek was en vroeg of mensen hem een kaartje wilden sturen en twee weken later had hij er 350. Uiteindelijk ben ik zelfs naar zijn uitvaart gegaan, samen met de portier. Ik zag hem daar pas voor het eerst, dood in de kist, na jaren samen radio te hebben gemaakt. Dat was heel aangrijpend.’
Dat klinkt alsof er ook veel emotionele betrokkenheid bij komt kijken.
‘Absoluut. Mensen delen heel persoonlijke verhalen. Een vrouw belde eens dat haar broer in zijn appartement was doodgebloed omdat de ambulance niet geloofde dat het ernstig was en niet kwam. Dan bel ik de volgende dag ook even terug om te vragen hoe het gaat. Maar ik heb ook geleerd dat ik niet iedereen kan redden. Het is soms lastig – mensen zien mij echt als een vertrouwenspersoon, maar ik probeer vooral empathie te tonen en oordelen achterwege te laten. Dat is misschien wel de kern van mijn rol: luisteren zonder veroordeling.’
‘We onthouden dat een lieveheersbeestje tachtig keer per dag klaarkomt’
Zijn er onderwerpen die je bewust buiten de deur houdt?
‘Ja, een paar. Medische vragen bijvoorbeeld. Als iemand belt over een bultje, dan kan ik daar natuurlijk niks mee. Ook het geloof laat ik buiten de uitzending, omdat dat vaak polariseert. En Zwarte Piet bespreken we niet, want dat leidt altijd tot lelijkheid. Ik wil dat De Nachtzuster een veilige plek blijft. Er mag over alles gepraat worden, maar het moet gaan over nieuwsgierigheid, niet over haat.’
Je bent naast dit programma ook nog journalist en ondernemer. Hoe combineer je dat allemaal?
‘Ja, ik ben van nature heel ondernemend, heb inmiddels zelfs samen met mijn vriend en een vriend van hem een eigen bioscoop in Kampen. We begonnen ermee als grap en nu draaien we films en hebben twintig mensen in dienst. Daarnaast werk ik freelance voor regionale omroepen, schrijf ik en leid ik jonge presentatoren op. Maar De Nachtzuster is mijn vaste anker. Het is maar vier uur per week, maar dat zijn wel hele mooie uurtjes.’
Je zegt dat je jonge presentatoren opleidt. Denk je dat iedereen dit vak kan leren?
‘Ja, in principe wel. Presenteren is een vak. Je kunt je stem trainen, je content verbeteren, je persoonlijkheid ontwikkelen. Iedereen kan piano leren spelen, iedereen kan leren presenteren…mits je de discipline hebt en de wil. En natuurlijk moet je een beetje geluk hebben, dat heb ik zelf ook gehad. Ik kreeg de kans en greep hem. Maar talent is minder belangrijk dan inzet en eerlijkheid.’
Wat heb je geleerd over de luisteraar?
‘Dat we als journalisten vaak een verkeerd referentiekader hebben. We leven in een bubbel van hoogopgeleide mensen die altijd overal van op de hoogte zijn. Maar de meeste Nederlanders hebben daar helemaal geen tijd voor want die zijn huizen aan het metselen of brood aan het bakken. Ze willen ook gewoon weten waarom melk een velletje krijgt als je het kookt. Dat zijn misschien kleine vragen, maar ze zijn veelzeggend. En ik vind het heerlijk dat ik juist dat referentiekader krijg aangereikt door mijn luisteraars. Ik snap ook niet dat journalisten mij nooit bellen als ze ‘normale Nederlanders’ nodig hebben. Dan bellen ze toch weer een belangenvereniging en die schuiven natuurlijk weer de beste sprekers naar voren terwijl zij niet representatief zijn.’
Is er nog een vraag die jouzelf bezighoudt en waar je maar geen antwoord op vindt?
‘Haha, ja! Waarom wij Nederlanders zo gek zijn op weetjes? We onthouden nutteloze feitjes, zoals dat een lieveheersbeestje tachtig keer per dag klaarkomt en beginnen daar altijd weer over. Het zegt iets over onze volksaard, denk ik. We houden van praten, van kennisdelen, van elkaar verrassen. Dat zit diep in ons.’
Hoe zie je de toekomst van De Nachtzuster? Nog vijftien jaar door?
‘Dat weet je in de media nooit. Ieder jaar verandert er iets bij de omroepen. Maar ik weet dat Omroep MAX me een warm hart toedraagt en dat er veel luisteraars zijn die het programma koesteren. Het is ook een maatschappelijke functie: er is iets in de nacht, er is een plek waar je terecht kunt. En dat moet blijven. Als het aan mij ligt, gaan we gewoon nog vijftien jaar door.’