Het was op een dag in 1987 dat in Amsterdam-Noord, op het IJplein, een rode muur werd neergezet. Vijf meter hoog en vijftien meter breed was het ontworpen door kunstenaar Alfred Eikelenboom en getiteld De Muur. De omwonenden bleken alleen niet echt te hebben gerekend op de komst van zo’n enorme rode muur en dus moesten, zo stelden betrokkenen voorzichtig, ‘acceptatieprocessen’ voltooid worden. Er kwam een informatieavond waar de nog niet-accepterende bewoners vragen konden stellen aan de kunstenaar over waarom toch. Die had een antwoord, namelijk: dat zijn vormentaal „een aanval op de hegemonie van de kubus was”. Daar zaten ze toen, de bewoners. Nu in de wetenschap dat bij hun huis een muurvormige aanval op de hegemonie van de kubus nodig was. Na die avond bleek het acceptatieproces nog niet te zijn voltooid.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138500908-5f623f.jpg|https://images.nrc.nl/6fjvWV9Vc41aPVErdU604d7MM-Q=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138500908-5f623f.jpg|https://images.nrc.nl/95Yzl7Sz3AO5MbLjkTY7lp8COD8=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138500908-5f623f.jpg)
Olifanten-kudde langs de snelweg tussen Almere en Lelystad, van kunstenaar Tom Claassen. Foto Leo van Velzen/NRC
Zoom in
De gebeurtenis staat beschreven in Afslag Rotonde van kunsthistoricus Paul Kempers, een boek over kunst in de (semi-) openbare ruimte van, grofweg, begin jaren tachtig tot begin jaren tien van deze eeuw. Een boek als roadtrip, waarin hij kriskras door Nederland kunstwerken uit dertig jaar tijd opzoekt. De regie van deze kunstopdrachten lag veelal bij het PBK (Praktijkbureau Beeldende Kunstopdrachten) en opvolger SKOR (Stichting Kunst en Openbare Ruimte).
Het boek is een ode aan bijzondere kunst – terecht, al leidt dat ook tot eenzijdigheid. Het voert langs de geliefde olifanten van Tom Claassen in de Flevopolder, en de radiozender met Engelengezang van Moniek Toebosch, later overgezet op een app. Het gaat naar abstracte sculpturen en land art, langs kunst in zorginstellingen zoals de nagemaakte treincoupé van Lino Hellings en Yvonne Dröge Wendel waar dementerenden een saai filmisch landschap konden zitten kijken, en dat heerlijk bleken te vinden.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502271-afc0e5.jpg|https://images.nrc.nl/1UT3GI1jUPvr2sS9us8sEmf25tQ=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502271-afc0e5.jpg|https://images.nrc.nl/PyYETWmNLNR_TRBjVI1td_wpyMM=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502271-afc0e5.jpg)
‘How To Meet An Angel’. Kunstwerk aan de gevel van de psychiatrische kliniek Mentrum in Amsterdam. Het beeld moet hoop uitbeelden, maar veel voorbijgangers zien in het beeld een man die zelfmoord wil plegen. Foto Berlinda van Dam/ ANP/ HH
Zoom in
Een ode verdient ook L’Essence de Mastenbroek, een polderparfum dat Birthe Leemeijer in 2005 maakte van stal- en hooigeuren uit de polder van Mastenbroek. „Als je als kunstenaar in de openbare ruimte werkt, is dit wat je kunt bewerkstelligen: dat je niet onverschillig staat tegenover je omgeving – dat je er zorg voor hebt en erbij betrokken bent”, zegt Leemeijer treffend. Bewoners kunnen jaarlijks hun parfumflesje laten bijvullen bij de ‘bron’ waar ze het parfum bewaart.
De kunst voorop
Unieke kunstprojecten, soms omarmd, soms niet. Kunst in de openbare en semi-openbare ruimte is notoir lastig, wegens de vele betrokkenen en belangen. Opvallend voor deze dertig jaar is dat veel curatoren van deze instanties één lijn trokken: de kunst en artistieke kwaliteit stonden voorop. Kempers noemt het adagium ‘nader tot de kunst’. Let wel, daar ging het om: niet nader tot elkaar, tot de maatschappij, tot omwonenden, nee, nader tot de kunst.
Kunst moest spannender, besloot het ministerie van CRM rond 1980, voorbeeldstellend
Kempers legt uit hoe deze visie was aangejaagd door overheidsbeleid. Kunst moest spannender, besloot het ministerie van CRM rond 1980, voorbeeldstellend. Dat verschilde van de toen gangbare omgevingskunst waarbij kunstenaars zich ontfermden over pleinen, gebouwen, ruimtes, met of zonder sculpturen erin. Een dienstbare kunst was dat, handig, maar intussen niet spannend meer. Spannender leek een autonome kunst te zijn waarin het draaide om de artistieke ideeën van de makers. Dus wat deed men: „Interessante kunstenaars uit het atelier halen en loslaten in de openbare ruimte”, schrijft Kempers. ‘Loslaten’, dat klinkt als een zendelingenpraktijk, niet alsof een dialoog of intrinsieke belangstelling nodig was.
Betrokkenen bij toenmalig beleid evenals andere kunstkenners stappen bij Kempers in de auto en met hen verwondert hij zich over drie decennia kunst. Dat maakt dit een aanstekelijk boek, lekker geschreven, maar tussendoor voel je de frictie van dat ene adagium.
Zoals in Leidsche Rijn, waar Kempers ook heen rijdt. Kunst werd en wordt in Nederland ingepolderd met andere maatschappelijke sectoren en ontwikkelingen, waardoor er kunstgeld uit verschillende potjes kwam en komt. Bijvoorbeeld bij bouwprocessen. Er kwam geld vrij bij de aanleg van de Utrechtse vinexwijk. Daarmee werd eerst een tijdelijke kunstmanifestatie rond nomadisch wonen georganiseerd, wat al niet aansloot bij de bewoners die er heel on-nomadisch net een huis hadden gekocht. Toen kwam er een beeldenroute en ontwierp kunstenaar Fernando Sánchez Castillo een beeldengroep op basis van uitgebrande autowrakken uit een oorlogsgebied. Waarom? Omdat „we verwachten dat kunstenaars de boel opschudden”, schrijft Kempers.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502286-417113.jpg|https://images.nrc.nl/CJspxx9A0e7z_9Uwh4HDlEk1vW8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502286-417113.jpg|https://images.nrc.nl/dR6cb4qZ7UVuZ387TSifI1bySoQ=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502286-417113.jpg)
In het beeldenpark van Leidsche Rijn staat ook het kunstwerk ‘Barricade’ van de Spanjaard Fernando Sánchez Castillo op basis van autowrakken uit een oorlogsgebied. Foto RICK NEDERSTIGT/ANP
Zoom in
Kempers beschrijft het beeld, gaat er filosoferend in mee, Sartre en de geur van revolutie aanhalend. Maar geen woord over dat dit dus ook weer in een woonwijk moest, waar bewoners nu uitgebrande autowrakken zagen liggen: omdat kunstenaars de boel moeten opschudden. Zoiets als een rode klaagmuur. Maar dan half afgefikt.
Wringende esthetiek
Sánchez Castillo is een uitstekende beeldhouwer met interessante museale exposities over macht, waarin schurende kunst met een wringende esthetiek vragen oproept. Prima. Doe dat daar. Niet bij een woonwijk. Dat zoiets toch gebeurde (en waar Kempers geen kritische noot over kraakt) zit hem in de opvatting van curerende instanties dat de wereld nader tot de kunst moest komen en niet andersom.
Daaruit spreekt dédain. Bewoners werden niet gezien als experts van een locatie, participatie werd niet serieus genomen. Kempers noemt de „tuinkabouter op ’t gazon: de gemiddelde smaak van de gemiddelde Nederlander”, in een rijtje van toen heersende opvattingen. En dat is het punt. Want als je zo denkt, dan krijg je dus kunstopdrachten die met een koloniale soort fuck you-mentaliteit die lui met hun tuinkabouterwansmaak wel even komen uitleggen wat goede kunst is. En daarna snel terug naar de grote stad.
Die zelfgenoegzaamheid werd gerechtvaardigd door de meerwaarde van kunst, een soort morele autoriteit – maar waar is die op gestoeld? Wat is het bestaansrecht van kunst in de openbare ruimte? Zulke waaromvragen benoemt Kempers meermaals, het meandert door het boek heen, hij stelt ze aan kunstenaars, maar veelal blijven het retorische vragen, alsof stellen genoeg is. Hij haalt een essay van Cor Blok uit 1989 aan over waarom ‘vervreemding’ in die kunst zou moeten gebeuren. Waarop SKOR meldt dat „kunst als mentale pogostick” fungeert in „de afdeling merkwaardige zaken” – dat is geen antwoord.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502333-e64ec1.jpg|https://images.nrc.nl/96mE2yBlmCOqyYKHzsmihXfI2XI=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502333-e64ec1.jpg|https://images.nrc.nl/LOiZNaH_Q3UengHhTTPbXxJGWbk=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502333-e64ec1.jpg)
Graf van de in 1999 overleden Roxy-oprichter Peter Giele op begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam. Erbovenop ligt de ‘Giele Skull’, een polyester cabine, ontworpen door Joep van Lieshout. Foto EVERT ELZINGA/ANP
Zoom in
Speciale aandacht in het boek krijgt de gezondheidszorg. Dat werd via een aparte rijksregeling een groot domein van SKOR dat er ruim vierhonderd kunstprojecten organiseerde, bijvoorbeeld in verzorgingstehuizen. Gevraagd naar de zorgwereld definieert de betreffende SKOR-curator die als een wereld van „poep en pies, van radeloosheid en verwarring”. Zelfs al wordt dat snel genuanceerd met opmerkingen dat het plekken zijn voor een gemêleerd massapubliek en waar liefde, leven en dood op intensieve wijze worden beleden, dan nog begint het citaat met poep en pies. Dat is super grappig als je vier jaar oud bent. Wanneer je het hebt over maatschappelijke domeinen waar kunst geïntegreerd kan worden, dan is dit problematisch.
Skippyballenbak
Dat wil niet zeggen dat humor niet mag, graag zelfs. Zoals de skippyballenbak voor volwassenen van Martijn Engelbregt, die vaker humoristische projecten organiseerde en mét participatie. Zo ging hij in 2012 in gesprek met parkbezoekers in Assen over ‘gewone’ kunst. Na vandalisme in het park wilden omwonenden op zich wel kunst, maar ‘niet al te gek’. Kempers beschrijft het met twijfels, of dit niet te braaf is. Nee. Zeker niet. Engelbregts onderzoek naar wat dan ‘gewone’ kunst is raakte aan iets wezenlijks over de perceptie van kunst, en hoe het landt in de maatschappij. Grappig is het en bovendien essentieel want dit is gestoeld op betrokkenheid, precies wat Birthe Leemeijer over L’Essence de Mastenbroek zo goed formuleerde. Uiteindelijk waren het dit soort kunstenaars die met een combinatie van betrokkenheid en artistieke kwaliteit zorgden dat kunst niet uitgleed.
Het is de vraag waar die hooghartigheid toch vandaan komt. Is het de grote avant-garde-misvatting?
Kempers zelf volgt de eenzijdige benadering van SKOR: hij interviewde wel curatoren en kunstkenners, maar niemand uit de zorg, geen bewoners. Zo komt ook hij enkel ‘nader tot de kunst’ en blijft het een wij-zij-denken. Terwijl er volop kunstenaars, cultuurmakers, curatoren, overheden, instanties en zorginstellingen waren en zijn die wél streven naar echte samenwerkingen waarin kunst en andere domeinen aan betekenis winnen. Maar niet in dit boek.
Het is de vraag waar die hooghartigheid toch vandaan komt. Is het de grote avant-garde-misvatting, dat kunst zijn tijd ver vooruit is want kijk maar naar Van Gogh? Miskende avant-gardes bestonden honderd jaar geleden, er is geen aanwijzing dat zulke vooruitziende bewegingen er nu ook zijn. Of gaat het om het Bildungs-idee, dat kunst goed is voor de ziel? We weten het niet. Want het antwoord luidt dat kunst een ‘mentale pogostick’ in de afdeling merkwaardige zaken is.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502327-b305c8.jpg|https://images.nrc.nl/AyrYo_jQq77FAzQD0wT8-_Ndqbs=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502327-b305c8.jpg|https://images.nrc.nl/U78nArxkt2Al42nKcJUQvVBh8ds=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data138502327-b305c8.jpg)
Als monument voor het werk aan de Oosterscheldekering ligt hier de plattegrond van de vluchtkathedraal in Reims in Noord Frankrijk. Foto Michiel Wijnbergh
Zoom in
Het is goed dat dit boek er is, want deze geschiedenis verdient aandacht. Het is een voorbij tijdperk, SKOR werd in 2012 opgeheven. Hoe de onderliggende machinerieën werkten, waarom regelingen stopten, hoe de rest van het opdrachtenveld eruitzag of wat ervoor in de plaats is gekomen: stof voor een ander boek. Misschien lezen we dan hoe het verder ging op het IJplein. Want Kempers schrijft dat de „rooie rotmuur” na beschadigingen in 2020 werd vervangen door een replica, gloednieuw, weer knalrood. En zo startte de volgende fase van het, nog te voltooien, acceptatieproces.
Paul Kempers, Afslag Rotonde. Een roadtrip langs Nederlandse buitenkunst, uitgeverij Valiz. €27,50.
Tien opmerkelijke kunstwerken in de openbare ruimte
Alfred Eikelenboom, De Muur, Amsterdam (1987): Voor een ‘beeldend scenario’ in dit door architectenbureau OMA ontwikkelde gebied, werd deze knalrode muur gekozen.
Marinus Boezem, Kathedraal, Neeltje Jans, Oosterschelde (1994): In de Flevopolder ontwierp Boezem zijn groene kathedraal van populieren, hier aan de Oosterschelde een van reusachtige keien.
Stansfield/Hooykaas, The Personal Observatory, Wijk aan Zee (1995): Ga in dit kunstwerk zitten en kijk naar de zee, luister, omlijst door de randen van deze schotelantenne, en voel je één met de kosmos.
Tom Claassen, Olifanten, Almere (1999): Onbewogen staat deze kudde van olifanten, zeven meter hoog, naast de autoweg in de Flevopolder.
André van Bergen, UIT en THUIS, Nijmegen (2005) : Het beleid vroeg om spannende kunst, en dat is dit: een scorebord dat het aantal verlofgangers van een TBS-kliniek aangeeft.
Joep van Lieshout, Giele Skull, Zorgvlied, Amsterdam (2005): Deze metallic paarse doodskist op het graf van Peter Giele is toegankelijk voor bezoekers om in te gaan liggen als ze willen.
Manfred Pernice, Roulette, Leidsche Rijn Utrecht (2006): Wat voor buitenkunst willen we? Voor dit plein annex wisselsokkel werden vier jaar lang, tijdelijk, steeds andere beelden uit Utrechtse wijken geleend.
Lino Hellings en Yvonne Dröge Wendel, De Coupé, Delft (2008): In deze nagemaakte treincoupé geven raampjes uitzicht op een film van een landschap, heel rustgevend voor de psychogeriatrische patiënten in deze instelling.
Ilya en Emilia Kabakov, How to meet an angel, Amsterdam (2009): Er was controverse of deze figuur op de dakrand niet te veel zou lijken op iemand die ging springen, maar patiënten van deze psychiatrische kliniek wuifden het weg: het kunstwerk bracht enkel poëzie.
Fernando Sánchez Castillo, Barricade, Leidsche Rijn, Utrecht (2009): De beeldenroute in het nieuwe Máximapark kreeg negen kunstwerken, waaronder deze installatie van sculpturale autowrakken.
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.