wo 8 okt, 08:03






Voorlezen



Maatschappij


ZUTPHEN – “Ik ben een echte landrot”, zegt hij van zichzelf. Maar ja, ook een landrot moet wel eens het water over. De andere oever van een rivier – bijvoorbeeld de IJssel – bereik je via een brug of met een veerpont. Nog niet zo heel lang geleden ging je – bijvoorbeeld in Zutphen – over een brug die de rivier niet overspande, maar bestond uit een aaneenschakeling van schepen, met een houten wegdek erover.

Door Sander Grootendorst

In die zogenoemde schipbruggen heeft landrot Wilke Schram, geboren Zutphenaar (in 1950), zich verdiept. Zozeer dat hij er enorm veel kennis over heeft verzameld. Meer dan genoeg voor een kloek boek: Schipbruggen 1600-1952. Komende vrijdag wordt het ten doop gehouden. Dan opent zich de vergeten wereld van de schipbruggen van toen voor de lezer van nu. 

Een week na het interview in het IJsselpaviljoen – met zicht op de oude IJsselbrug uit 1865 – nog weer even met de auteur afgesproken in de Museumhaven. “Hier is het idee voor het boek ontstaan”, zegt Schram. “Ik was vijftig jaar uit Zutphen weggeweest, maar we zijn er weer komen wonen, mijn vrouw en ik. Een appartement in Noorderhaven, schitterend. We hadden ons nog maar net gevestigd toen ik in de Museumhaven ging kijken. Van de historische schepen  fascineerde me er eentje in het bijzonder. Een gek ding. Geen gewoon schip. Wat zou het zijn?”

Schram kreeg te horen dat hij voor het antwoord op die vraag bij Nelly Derksen moest zijn, de eigenares van het schip. “Ze gaf me een boeiend college. Het bleek om een brugschip te gaan, een schip dat als onderdeel van een schipbrug kon uitvaren om zo ruimte te maken voor doorgaand scheepsverkeer.”

Wereldexpositie
Nelly’s schip is gebouwd in 1896, het eerste machine-brugschip ooit, vertelt ze in de voormalige machinekamer van het vaartuig. Het museumstuk van tegenwoordig was destijds een sensatie, die zelfs te zien was op de wereldexpositie in Parijs in 1900. Het schip heeft tot 1936 dienst gedaan op de Lek tussen Vianen en Vreeswijk. Vervolgens was het nog tien jaar in functie tijdens het langdurige herstel van de IJsselbrug in Zutphen.

Met dat college had het zaadje gekiemd, was het anker uitgegooid in het brein van Wilke “Van toen af aan wilde ik er alles van weten.” Hij besloot het verhaal van de schipbruggen tot op de bodem uit te zoeken.

Het verbaasde hem dat er zo weinig over bekend was. “De schipbrug van Deventer is pas in 1948 opgeheven, die van Doesburg was in 1952 nog in touw – misschien hebben mijn ouders er gebruik van gemaakt.” Oude filmopnamen van onder meer de bruggen in Doesburg en Deventer, te vinden op YouTube, geven een indruk van de oversteek die eeuwenlang in zwang is geweest. “Ik ben benieuwd of er nog mensen leven die erover kunnen vertellen. Dat moet haast wel.”

Nu hij de geschiedenis van alle elf Nederlandse schipbruggen heeft beschreven en het monnikenwerk erop zit, blikt Schram terug op zijn mooiste onderzoeksresultaten. Hij noemt er twee: “Het ene is in Nijmegen. Daar wordt algemeen aangenomen dat je de Waal overstak per gierbrug: een paar aan elkaar vastgemaakte schepen die van de ene naar de andere oever worden bewogen, zoals tegenwoordig het pontje bij Bronkhorst. Maar ik kwam erachter dat het een combinatie was van een gierbrug én, voor ten minste een derde van de overtocht, een schipbrug.” Niet wereldschokkend, wél heel leuk – voegt hij er bescheiden aan toe.

Kakefeiten
Het tweede onderzoeksresultaat dat Schram met trots vervult is een etymologische ontdekking: “Wat is de oorsprong van het woord kakefeiten?” “Internet, Chat GPT, Microsoft Co-pilot, het Instituut voor de Nederlandse Taal, vier maritieme musea, vijf woordenboeken en enkele encyclopedieën” brachten hem geen steek verder. Hij ging te rade bij landelijke en regionale taalcoryfeeën – respectievelijk Nicoliene van der Sijs en de Achterhoekse streektaalkenner Lex Schaars. Die laatste verwees hem naar Leendert van Prooije, die Schram van naam kende omdat beiden schrijven voor cultuurhistorisch magazine Oer. “Wat bleek? Het woord stamt uit de hooiberg-technologie. Er wordt een in hoogte verstelbare installatie mee bedoeld die om een hooiberg heen werd gebouwd zodat ze er nog steeds bij konden om hem verder op te tassen. Met een zelfde soort installatie kon je het wegdek van een schipbrug in hoogte te laten variëren.”

(Optassen… ook een woord dat niet iedereen meer zal kennen. Wat vroeger voor iedereen doodgewoon was – hooibergen, schipbruggen – is weggezonken in een verleden. Net als de daarbij behorende termen. Tot iemand als Wilke Schram ze weer opvist).

Dat de technische kant van het verhaal hem zo interesseert heeft ermee te maken dat hij zelf “een technische achtergrond” heeft, zegt Schram, die publiceerde over civiele verdediging, kernwapenopslagplaatsen en Romeinse aquaducten. Hij werkte voor het Interkerkelijk Vredesberaad in Den Haag en aan de universiteiten van Groningen en Utrecht. Nu is hij terug  in de IJsselstad waar zijn vader doceerde aan het Baudartius, de school die hij zelf ook bezocht. Leergierig is hij gebleven, zijn boek bewijst dat overtuigend. Hij beschrijft zelfs uitgebreid de plaatsen waar nooit een schipbrug kwam, hoewel je er een zou verwachten. Onder meer in Zwolle. Dan zocht Schram net zo lang tot hij het hoe en waarom had achterhaald. “Ik heb in elk geval zelf heel veel van dit boek geleerd.”

Wilke Schram: Schipbruggen 1600-1952. Tussen veerponten en vaste bruggen. Hilversum: uitgeverij Verloren.