Vijf jaar geleden wist ze nog niet dat ze illustratrice van kinderboeken zou worden, maar inmiddels heeft Hedy Tjin (1985) drie Zilveren Penselen op zak en wordt ze geroemd om haar opvallende viltstifttekeningen, die letterlijk kleur brengen in de diversiteitsdiscussie. Ze kiest in haar illustratiewerk vaak voor onderwerpen die onderbelicht zijn in de Nederlandse kinderliteratuur, van slavernij tot immigratie en sikkelcelziekte. Tjin: „Ik vind dat ik maatschappelijk mijn steentje moet bijdragen. Ik heb de kracht om verhalen toegankelijk te maken voor kinderen. Ook als het om moeilijke of zwaardere onderwerpen gaat.”
Tjin valt op door de onderwerpen die ze illustreert en door haar sterke kleurgebruik en materiaalkeuze. „Die stiften kwamen tijdens een bezoek aan Suriname. Ik raakte geïnspireerd door alle kleuren die op me afkwamen. De patronen in de pangistoffen, de reclameschilderingen op de muren in Paramaribo, de helderblauwe lucht en de diepgroene bladeren van de planten. In die tijd werkte ik met Oost-Indische inkt en dan moet je papier altijd plat liggen, maar dat gaat niet als je op reis bent en ik hunkerde naar kleur, dus ik begon te experimenteren met viltstift. En dat voelde meteen goed. Het is aan de ene kant heel laagdrempelig materiaal en aan de andere kant heel uitdagend, je kunt het niet mengen of uitgummen. De lijnen zijn echt jouw lijnen.”
Tjins vader komt uit Suriname, waar ook een klein deel van haar familie woont en alhoewel ze niet heel traditioneel is opgevoed, heeft Suriname haar werk zeker beïnvloed. „Door mijn lichte huidskleur lijkt het soms of ik buiten de tekeningen sta die ik maak. En in Suriname blijf ik de witte Hollander. Het is niet erg. Maar doordat ik een dubbelbloed ben kan ik misschien een brug zijn.”
Het eerste kinderboek dat ze illustreerde was Sala en Monk. Ons samen, over een tweeling die opgroeit bij een witte moeder zonder zich hun zwarte vader te herinneren. Een kort verhaal van Neske Beks groeide uit tot een kinderboek met meerdere hoofdstukken. Tjin zou in eerste instantie de illustraties voor één verhaal verzorgen, maar er kwamen steeds meer hoofdstukken bij. „Ik vond het doodeng. Ik maakte op dat moment voornamelijk illustraties voor kranten, nu moest ik opeens nadenken over personages en hoe ik die karakters moest herhalen in verschillende houdingen en emoties. Ik dacht: dat kan ik helemaal niet.”
Maar het lukte haar en het tweede boek dat ze illustreerde, Op de rug van Bigi Kayman (2021), over twee tot slaaf gemaakte kinderen, ontving een Zilveren Penseel. „Ik had na Sala en Monk eigenlijk helemaal niet de ambitie om meer kinderboeken te illustreren, maar schrijfster Henna Goudzand Nahar benaderde me en ik dacht: een boek over slavernij vanuit het perspectief van kinderen, dat is er helemaal niet voor deze doelgroep. Hoe waardevol is het om dat stuk van de geschiedenis bloot te leggen en toegankelijk te maken?”
De schrijnende ongelijkheid komt goed tot uiting in platen waarin een witte man met een zweep staat toe te kijken hoe het suikerriet wordt aangedragen door de tot slaaf gemaakte mensen. Je ziet hoe de kinderen zich bang verstoppen, maar een bepaalde speelsheid blijft behouden. Door de felle kleuren, maar ook door de levensechte kinderen die schrikken, lachen, fluisteren.
„Ik probeer in mijn illustraties nooit de hele gruwelijke beelden te laten zien, maar vooral de kracht te verbeelden van de personages. Het zit in mij om op maatschappelijk vlak mijn steentje bij te willen dragen. Je kunt alles tekenen, waarom zou je dan niet tekenen wat er nog niet is, iets wat bewustzijn kan creëren en wat verbindend kan werken? Als kinderen schoonheid zien in de beelden, dan raken ze geboeid en denken ze: waar gaat het eigenlijk over? Op dat moment kun je ze iets vertellen.”
Tjin won datzelfde jaar nog een tweede Zilveren Penseel voor Lennox en de gouden sikkel (2021), dat ze samen met kinderboekenschrijver en illustrator Brian Elstak illustreerde en dat geschreven werd door Zindzi Zevenbergen, alweer met een thema dat je niet vaak ziet in de kinderliteratuur: sikkelcelziekte. In het juryrapport wordt de samenwerking tussen Elstak en Tjin geroemd als een geslaagd samenspel van kleur en technieken met gedurfde keuzes voor papier, bindwijze, bladspiegel en typografie. Tjin slaat het boek open: „Ik vind samenwerken zo uitdagend en verfrissend, het dwingt je vaak op nieuwe manieren te werken en te zoeken. En het is grappig hoe het van heel open naar heel concreet kan verlopen. Brian en ik hebben heel verschillende werkwijzen. Ik begin vaak al met tekenen voordat de tekst definitief is, terwijl Brian tegen de deadline aan werkt en dan de nachten meepakt. Wel tekenden we allebei heel erg op gevoel. We deelden in die tijd een studio, dus konden makkelijk overleggen en onze tekeningen op elkaar afstemmen. We hebben de kleurenpaletten bijvoorbeeld aangepast aan elkaar. Er zit geen enkele zwarte lijn meer in de tekeningen, die hebben we allemaal donkerblauw gemaakt, zodat ze beter aansloten op elkaar.”
Oude foto’s van Suriname
Over haar eigen stijl zegt Tjin: „Ik werk met felle kleuren, maar probeer wel rust te houden in mijn illustraties en het mag niet te veel ‘praatje-plaatje’ zijn, waarmee ik bedoel dat een illustratie meer moet vertellen dan wat letterlijk in de tekst staat. Tekst en beeld moeten elkaar versterken. En ik werk vaak met bestaand beeldmateriaal. Daardoor zie je ook zoveel nichtjes, neefjes, tantes en ooms in mijn boeken. Het wemelt ervan, maar dat weet de lezer natuurlijk niet. Ik gebruik hun gezichten, dat creëert houvast. Voor het boek De reis van Manie Schaafijs heb ik bijvoorbeeld mijn oudoom gebruikt als referentie. Ik kende hem en had foto’s van hem verzameld. Ook heb ik gebruik gemaakt van oude foto’s van Suriname, zoals de fotografie van Paramaribo van de gezusters Curiel, zij fotografeerden begin 1900 het dagelijks leven in Suriname.”
„Maar ik ben als illustratrice ook heel dienend. Als een schrijver aangeeft dat hij wil dat ik met een bepaald materiaal werk, zie ik daar vaak een uitdaging in.” In het recentelijk verschenen Alle dingen die mijn opa stiekem is van Gerson Main zie je waterverf en een kleurenpalet dat voor Tjins doen ongebruikelijk is. „Gerson wilde er geel in. Ik zei: ‘Maar Gerson, ik werk nóóit met geel.’ Mijn kleurenpalet heeft zich onbewust in de loop der jaren ontwikkeld zonder die kleur. Zijn antwoord was: ‘Dan wordt dit de eerste keer.’ Ik heb toen wel even gevloekt, maar uiteindelijk werd het een mooie uitdaging en nu is geel ook opgenomen in mijn palet. Het boek gaat over een opa in een bejaardentehuis die uiteindelijk sterft. Zijn kleinkind vertelt over alle avonturen die opa meegemaakt heeft. Nu heb ik het geel terug laten komen in de illustraties die gesitueerd zijn in het bejaardenhuis en heb ik alle avonturen die de grootvader daarbuiten beleeft in mijn oorspronkelijke kleurenpalet getekend. Dat verschillende kleurgebruik geeft verdieping. Zelf vind ik Alle dingen die mijn opa stiekem is ook mooi omdat dit boek eens een keer niet zo’n duidelijke uitgesproken boodschap over afkomst heeft. Want ik merk dat ik dat moeilijk vind: dat personages met een bruine huidskleur een boek kennelijk meteen maatschappelijk maken. Gersons verhaal gaat over een bejaardenhuis bij hem in de buurt in de Bijlmer, vandaar dat ik vanzelfsprekend veel Surinaamse mensen tekende. Opeens is het een boek met een maatschappelijk thema, want normaal is dat een personage wit is. Diversiteit in beeld speelt een belangrijke rol in het normaliseren van niet-witte personen in het verhaal dat we gewend zijn te zien.”
Zilveren griffel
Zelf verhalen schrijven doet ze niet: „Ik ben een beeldmaker, dat is mijn skill. Er zijn ontzettend goede schrijvers, die doen de tekst.” Maar De reis van Manie Schaafijs, dat ze samen met Zindzi Zevenbergen maakte en dat zowel de Thea Beckmanprijs won als een Zilveren Griffel, ligt dicht bij haar hart. Het vertelt het verhaal van Tjins overgrootvader uit Madeira die, zoals het verhaal wil, als eerste het schaafijs naar Suriname bracht. Het boek onderbreekt het verhaal over Manie telkens met familieleden van Tjin die hun duit in het vertelzakje doen. „Ik vond het interessant om weer een ander deel van de geschiedenis van Suriname te laten zien en een verhaal te vertellen over immigratie en een nieuw thuisland vinden. En de orale verteltraditie in Suriname, daar wilden Zindzi en ik wat mee. Die is in Suriname heel belangrijk. Als je die verhalen niet toevertrouwt aan het papier kunnen ze uitsterven. En kijk”, ze slaat een bladzijde van Manie Schaafijs open: „Potloodtekeningen. Dat komt omdat het tijdens mijn bezoek aan Suriname zo veel en hard regende dat het vocht in mijn papier kroop en ik dus niet met viltstift kon werken. Het grote verschil tussen kleurpotlood en viltstift is dat met potlood de lijnen minder direct zijn dan bij viltstift. Mijn lijnen moeten mijn lijnen zijn, maar het is spannend om weer met een ander materiaal te werken, te experimenteren.”
„Ik ben een mix van dingen en dat wil ik uitdragen. Ik wil niet, omdat ik deels Surinaamse roots heb, alleen maar boeken over Suriname illustreren, of omdat ik één boek heb getekend over de slavernij de rest van mijn leven de go-to girl zijn voor illustraties over dat onderwerp. Ik ben heel begaan met die onderwerpen, maar ik wil ook bij elk project mezelf blijven ontwikkelen. Al zal het maatschappelijk geëngageerde altijd terugkomen, want dat hoort gewoon bij mij.”
Geef cadeau
Deel
Mail de redactie
NIEUW: Geef dit artikel cadeau
Als NRC-abonnee kun je elke maand 10 artikelen cadeau geven aan iemand zonder NRC-abonnement. De ontvanger kan het artikel direct lezen, zonder betaalmuur.